Wat mij het meest is bijgebleven van de verhuizing van Amsterdam naar Twente, als jongetje van 11 jaar, was het afscheid van Tante Stoffer. Tante Stoffer was onze hulp in de huishouding. Nog altijd weet ik niet of we haar bij haar werkelijk naam aanspraken, of dat we een passende bijnaam bezigden. Als kinderen van werkende ouders werden mijn zusjes en ik regelmatig uit school opgevangen door deze alleskunner. Met terugwerkende kracht denk ik dat zij het gezin draaiende hield, terwijl vader en moeder bezigheden buitenshuis hadden. Niet alleen met dweil, stoffer en blik; maar ook met thee, kleurpotloden en aandacht.
Ook na de verhuizing waren er altijd Tantes Stoffer in huize Dam. Ik geloof niet dat ik mijn ouders ooit heb betrapt op schoonmaakwerkzaamheden. Steeds wisten mijn ouders een oplossing te creëren voor het wekelijkse onderhoud aan de huisraad. Ook nu nog organiseert mijn moeder, inmiddels weduwe van halverwege de 80, haar eigen huishouden, zonder daar zelf noemenswaardig actief in te zijn.
Wie schetst mijn verbazing toen zij, nadat haar vaste hulp door een ernstige ziekte geveld definitief afhaakte, bij de gemeente een indicatie ‘Hulp bij het Huishouden’ aanvroeg en kreeg. Ineens hoefde mijn oude moeder blijkbaar niet meer zelf na te denken over een oplossing, dat doet de gemeente voor haar. Een simpel briefje, verkregen na een kort gesprekje met een vriendelijke mevrouw van de gemeente, was voldoende. Gelukkig vond mijn moeder dat maar niks; afwachten wie er straks komt, terwijl ze haar hele leven gewend is overal de regie over te hebben. Dat briefje heeft ze maar weggedaan en via kennissen in de seniorenflat waar ze woont, iemand bereid gevonden de vacature als vaste hulp te vervullen. Toch maar mooi de eigen verantwoordelijkheid behouden.
Maar wat maakte nu dat die vriendelijke mevrouw van de gemeente niet door had dat mijn oude moeder helemaal niet geholpen wil worden door een briefje met een verwijzing naar een grote zorgorganisatie? In het Wmo Magazine van december 2013 (zevende jaargang, nummer 6) lees ik het mogelijke antwoord. Twee opleidingsadviseurs beschrijven hoe belangrijk het is om snel in het ‘keukentafelgesprek’ de indicatieregels duidelijk te stellen en de wet- en regelgeving te volgen. Twee wetenschappers wijzen vervolgens op de gevaren van ‘heuristieken’. Jawel, mooi woord. Heuristieken zijn ingesleten patronen die ons helpen grote hoeveelheden informatie snel te verwerken. Professionele intuďtie dus.
Wat moet er nu gebeuren om in die keukentafelgesprekken een werkelijke kanteling in het handelen van de consulent te bewerkstelligen? Om alle ruimte te benutten die er is voor een andere uitkomst dan het wel of niet toekennen van een voorziening? Misschien moeten we juist de indicatieregels versoepelen, of helemaal loslaten; zodat de consulent veel meer vanuit de situatie van de individuele burger kan redeneren. En misschien moeten we die lastige heuristieken wel leren te temmen, als een soort sociale dompteur de heuristieken beteugelen, afremmen, inhiberen.
Maar hoe doen we dat? Hoe kunnen we daadwerkelijk een blijvende verandering in het sociale domein realiseren? De kansen daarvoor zijn met de aanstaande decentralisaties nog nooit zo groot geweest. Gemeenten denken intensief na over nieuw beleid, gebaseerd op nieuwe uitgangspunten (zelfredzaamheid in plaats van beperkingen) en met nieuwe uitkomsten (resultaten in plaats van uren en activiteiten). Nu de professional nog… Die zal echt moeten leren op een andere manier naar de cliënten te kijken, veel meer met de individuele burger als ijkpunt en met de handen op de rug. Ik hoorde eens een hoogleraar verzuchten dat het mogelijk wel een hele generatie afgestudeerde hulpverleners vergt, voordat alle protocollen en richtlijnen zijn aangepast en uit het gedrag van de consulenten zijn verdwenen.
Hoe leren we de consulenten aan de keukentafel werkelijk te kijken naar de individuele burger en de mensen in het netwerk daar om heen? Hoe kunnen zij de talenten en ambities van de individuele burger aansporen om de verhouding draaglast/draagkracht te verbeteren? Hoe kunnen zij helpen een routekaart op te stellen die de burger en zijn naastennetwerk energie geeft om vooruit te komen en die zijn levenskwaliteit vergroot? Binnen bureau HHM hebben we daarvoor een model in ontwikkeling. We noemen het Levenskracht, omdat dat precies is waar het om gaat.
Ik weet wat nodig is om heuristieken te inhiberen: een flinke dosis Levenskracht voor iedere kwetsbare burger!
Nico Dam
Meer weten over het Levenskrachtmodel van bureau HHM? Bel met Judith Kippers of Nico Dam, 053 433 0548.
We komen graag met jou en jouw organisatie in gesprek hoe we samen de zorg voor kwetsbare mensen beter kunnen maken.