Skip to main content

Werk type: Actueel

Beschrijving leveringsvormen Wlz voor ouderinitiatieven

Er lijkt een toenemende druk te zijn op ouderinitiatieven om over te stappen van een persoonsgebonden budget naar zorg in natura. Dat constateerde de Landelijke Vereniging van Ouderinitiatieven (LVOI) door vragen en signalen van haar leden, in het bijzonder over het volledig pakket thuis. Daarom vroeg de LVOI aan ons om de verschillende leveringsvormen in de Wlz te beschrijven. De beschrijving heeft tot doel om ouderinitiatieven te ondersteunen bij een afgewogen keuze.

Een ouderinitiatief is een woonvorm, opgezet door ouders van kinderen met een beperking, om gezamenlijk vorm te geven aan het wonen en zeggenschap te houden over de zorg. De ouders (of andere verwanten) richten daartoe een rechtsvorm in, realiseren een woonplek en kiezen samen de zorgaanbieder voor de basiszorg. Het persoonsgebonden budget (pgb) als financieringsvorm voor de zorg past hier goed bij. De LVOI krijgt echter steeds meer signalen van leden dat zorgaanbieders aansturen op een overstap van het pgb naar het volledig pakket thuis (vpt).

Het pgb en het vpt verschillen op belangrijke punten van elkaar, zowel qua verstrekkingen (waar heb je recht op met de betreffende leveringsvorm) als wat betreft de zeggenschap over de zorg en de financiële kant. Elke leveringsvorm heeft voor- en nadelen, afhankelijk van de wensen, draagkracht en bestuurskracht bij ouders. Het is belangrijk dat ouder­initiatieven die geconfronteerd worden met een keuze tussen pgb en vpt hier goed kennis van nemen.

Deze beschrijving is bedoeld om een handzaam overzicht te geven van de verschillende leveringsvormen in de Wlz. We geven objectieve informatie over de kenmerken van de leveringsvormen, op welke zorg en diensten je recht hebt en wie verantwoordelijk is om deze te regelen. Daarnaast gaan we in op een aantal thema’s die mee kunnen spelen in de keuze voor een leveringsvorm. De informatie is toegespitst op de situatie van een pgb-gefinancierd ouderinitiatief, maar is bruikbaar voor iedereen die meer inzicht wil in de leveringsvormen in de Wlz.

Met de informatie kunnen ouderinitiatieven intern in gesprek gaan over de gewenste leveringsvorm en onderling kennis en ervaring uitwisselen. Ook helpt het ze om goed beslagen ten ijs te komen in gesprek met bijvoorbeeld zorgaanbieders en zorgkantoor. De beschrijving van de Wlz-leveringsvormen maakt onderdeel uit van het kennisdossier dat de LVOI op haar website heeft geopend. Ouderinitiatieven die meer informatie willen, bijvoorbeeld over juridische en contractuele aspecten, kunnen daar terecht.

 

Campagne intimiteit en seksualiteit voor ouders van kinderen met een beperking

Het goede gesprek voeren over en omgaan met intimiteit en seksualiteit kan voor ouders van kinderen met een beperking een uitdaging zijn. Toch is intimiteit en seksualiteit een basisbehoefte van ieder mens en een belangrijk aspect van het welzijn. Samen met Comyoo, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (REGELHULP+)  en diverse andere organisaties werkten we daarom aan een campagne om dit bespreekbaar te maken voor mensen met een beperking. In eerste instantie bedoeld om ouders te helpen, maar ook zeer bruikbaar voor andere naasten, zorgverleners en mensen met een beperking zelf.

Intimiteit en seksualiteit verdienen een plek in de gesprekken rondom de zorg en ondersteuning van mensen met een beperking. Daarom is bureau HHM in eerste instantie gevraagd om een kennisproduct te ontwikkelen dat zou kunnen helpen dit gesprek te voeren. We inventariseerden wat er al beschikbaar is, spraken met deskundigen en hielden focusgroepen met ouders. Op basis daarvan concludeerden wij dat er al heel veel kennisproducten zijn. En dat het vindbaar en toegankelijk maken van die informatie waardevoller is dan iets nieuws ontwikkelen.

Uit ons onderzoek blijkt dat ouders van kinderen met een verstandelijke beperking met name behoefte hebben aan:

  • Bewustwording. Niet alle ouders zijn zich ervan bewust dat intimiteit en seksualiteit (al) een rol spelen in het leven van hun kind en/of zijn zich niet bewust dat zij een rol kunnen spelen in het bespreekbaar maken van dit onderwerp bij hun kind.
  • Vindbaarheid. Er bestaan al veel kennisproducten op het gebied van intimiteit en seksualiteit bij kinderen met een beperking. Echter, het blijkt dat deze producten erg versnipperd zijn over verschillende websites en daardoor vaak niet bekend zijn bij ouders.
  • Ontmoeting / kennisuitwisseling tussen ouders. Kinderen zonder een beperking gaan zelf het gesprek met leeftijdsgenoten aan over intimiteit en seksualiteit, voor kinderen met een beperking spelen de ouders hierin een grotere rol. Ouders geven aan dat zij daarom met elkaar in gesprek willen en van elkaar willen leren hoe je dit onderwerp met je kind bespreekbaar maakt.

Om ouders hierbij te helpen ontwikkelden we een doe-het-zelf-campagne seksualiteit en intimiteit bij een beperking. De campagne bestaat uit een grote set posters voor bewustwording die offline én online gebruikt kunnen worden door alle organisaties die zich inzetten voor mensen met een beperking om het onderwerp onder de aandacht te brengen bij hun achterban. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om belangenbehartigers, kennisverspreiders, zorginstellingen en scholen voor speciaal onderwijs.

Er zijn ook posters met een uitgebreid overzicht van alle beschikbare tools met betrekking tot intimiteit en seksualiteit bij kinderen met een beperking en een document met tips voor het organiseren van een (digitale) bijeenkomst over het onderwerp.

Alles is te vinden op Regelhulp.nl.

 

 

 

Subsidie – Samen beslissen over digitale zorg

Digitale of hybride zorg wordt steeds vaker ingezet. Maar het gesprek hierover wordt nog te weinig gevoerd. Daarom is deze week de subsidieronde Implementatie- en opschalingscoaching Samen Beslissen over Digitale Zorg geopend door ZonMw. Het doel van de subsidie is het proces van samen beslissen over digitale of hybride zorg te stimuleren. De subsidie kan gebruikt worden voor het inhuren van een externe coach die, eventueel in samenwerking met een eigen medewerker, aan de slag gaat.

Wat?
In deze ronde kunnen zorgaanbieders (Wlz, Wmo of Zvw), gemeenten en GGD’en maximaal twintigduizend euro subsidie aanvragen voor een project van maximaal een half jaar. Omdat de kennis over digitale of hybride zorg bij zorgmedewerkers vaak kan worden verbreed, is de inzet van externe coaching een voorwaarde.

Hoe kun je de subsidie inzetten?
De subsidie is bedoeld om het gesprek tussen zorgvrager en zorgverlener over digitale zorg te stimuleren.

De subsidie kan gebruikt worden voor:

  • Het opstellen van een helder plan om digitale zorg binnen de hele organisatie goed in te richten.
  • Het uitwerken van digitale of hybride zorgpaden, met duidelijke afspraken over wanneer en hoe digitale zorg wordt ingezet.
  • Het ontwikkelen van trainingen of workshops waarin medewerkers leren hoe ze patiënten of cliënten kunnen helpen bij het kiezen van digitale zorg.
  • De zachte kant van implementatietrajecten: hoe zorgen we ervoor dat zorgprofessionals er ook echt mee aan de slag gaan?

Wat kan bureau HHM doen?
Bureau HHM beschikt over een team van experts op het vlak van zorgtechnologie die als externe coaches kunnen fungeren. Daarnaast kunnen wij helpen bij het opstellen van de subsidieaanvraag.

Meer weten?
Neem contact op met één van onze experts zorgtechnologie.

Taakgerichte uitvoeringsvariant in het sociaal domein: Wat zijn de succesfactoren?

Gemeenten kiezen steeds vaker voor een taakgerichte uitvoeringsvariant om de zorg en ondersteuning te transformeren, meer samenhang te creëren tussen verschillende zorgvormen, de samenwerking tussen aanbieders te verbeteren en kosten te beheersen. Met als uiteindelijke doel inwoners de zorg- en ondersteuning te kunnen blijven bieden die nodig is. Stijn Peters deed als stagiair binnen bureau HHM onderzoek naar de taakgerichte uitvoeringsvariant.

Het onderzoek geeft antwoord op hoe de taakgerichte uitvoeringsvariant momenteel wordt toegepast bij gemeenten en welke factoren effect hebben op de praktijk van de taakgerichte uitvoeringsvariant voor het inkopen van zorg en ondersteuning. Hij onderzocht ook in welke mate opgavegericht samenwerken hierin een rol speelt.

 De belangrijkste bevindingen

  1. Voorbereiding is cruciaal
    Het onderzoek toont aan dat de voorbereiding essentieel is voor het succes van de taakgerichte uitvoeringsvariant. Gemeenten onderschatten vaak de complexiteit van de voorbereiding, die veel tijd en grondige afstemming vereist. Het creëren van draagvlak bij zowel gemeenten als aanbieders is hierbij van groot belang. Daarnaast moeten veranderingen in de organisatiestructuur, organisatiecultuur en het contractmanagement goed worden voorbereid om een soepele uitvoering te garanderen. De juiste voorbereiding verhoogt de kans dat hoofdaanbieders voldoende capaciteit hebben om de taken goed uit te voeren.
  2. Transformatie vraagt om investeringen
    Een belangrijk motief voor gemeenten om de overstap te maken, is de wens om zorg en ondersteuning te vernieuwen en te transformeren. De transformatie gaat verder dan het simpelweg uitvoeren van reguliere taken; het vraagt om innovatie, cultuurverandering en investeringen van de hoofdaanbieders. Gemeenten kunnen deze transformatie ondersteunen door duidelijke contractuele kaders te bieden en voldoende financiële middelen beschikbaar te stellen. Het onderzoek wijst uit dat een goed opgesteld lumpsumbudget essentieel is om de gewenste transformatie te realiseren.
  3. Samenwerking is de sleutel
    De taakgerichte uitvoeringsvariant draait om opgavegericht samenwerken tussen gemeenten en aanbieders. Dit partnerschap vraagt om wederzijds vertrouwen, een gezamenlijke visie en een gedeeld belang in het behalen van de maatschappelijke opgave. Sturing, monitoring, leren en ontwikkelen – ook op het gebied van samenwerking – zorgen dat de opgaven succesvol worden uitgevoerd. Regelmatige evaluaties en het creëren van een stevige communicatielijn tussen contactpersonen binnen de verschillende lagen van de organisatie(s) spelen hierbij een cruciale rol.

Deze infographic laat de belangrijkste bevindingen van het onderzoek zien en helpt gemeenten en zorgaanbieders bij het begrijpen van de factoren die bepalend zijn voor het succes van de taakgerichte uitvoeringsvariant.

 

Prognosemodel hospicecapaciteit: inzicht in cijfers en impact van keuzes

Hoe kunnen we hospices toerusten om voldoende en kwalitatief goede zorg te bieden, nu en in de toekomst? Deze vraag staat centraal in het project Versterken hospicezorg van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II. Bureau HHM hielp de palliatieve zorgpartijen in Noordoost Nederland, verenigd in het consortium Ligare, met een prognosemodel om inzicht te krijgen in de huidige en toekomstig benodigde capaciteit. Ook begeleidden we gesprekken waarin de betrokken organisaties samen een actieplan opstelden om op regio- en netwerkniveau samen aan de slag te gaan.

Bijna-thuishuizen, vrijwillige thuisinzet, high care hospices en palliatieve units bieden warme zorg in de laatste levensfase. In de komende jaren hebben steeds meer mensen palliatieve terminale zorg nodig, terwijl het aantal mensen dat deze zorg kan verlenen afneemt (RIVM, 2024). Dit plaatst hospices voor belangrijke vragen. Hoe groot is nu het verschil tussen vraag en aanbod? Hoe ontwikkelt dit zich de komende jaren, zowel op netwerk- als (boven)regioniveau? Wat kunnen we samen doen om zoveel mogelijk mensen passende palliatieve terminale zorg te bieden?

Om deze vragen te helpen beantwoorden, ontwikkelde bureau HHM een prognosemodel voor de capaciteit van de hospicezorg in Noordoost Nederland. Het prognosemodel berekent op basis van autonome demografische factoren hoeveel hospiceplekken er nodig zijn in een zelf gekozen jaar (tot 2040) en binnen een bepaalde geografische afbakening (provincie, zorgkantoor, regio, netwerk). Het prognosemodel geeft ook de mogelijkheid om de impact van beleidskeuzes mee te laten wegen, zoals de inzet van vrijwilligers thuis, toepassen van zorgtechnologie en de aanpak van verkeerde-bed-problematiek.

Het doel van het prognosemodel is om het gesprek te faciliteren over hoe de hospicezorg de uitdagingen het hoofd kan bieden. Het uitbreiden van het aantal plekken is niet overal haalbaar, onder andere met het oog op de toenemende personeelstekorten, gebrekkige mogelijkheid om (bij) te bouwen en de wens van hospices om hun kleinschalig karakter te behouden. Er moet dus breder worden gekeken. Het prognosemodel kwantificeert het vraagstuk in termen van het benodigde aantal plekken, maar laat ook zien aan welke knoppen men kan draaien om de benodigde capaciteit te verlagen. Ter illustratie: een regio waar zonder aanvullende actie 11 extra plekken nodig zijn in 2036, kan dit aantal reduceren tot 8 plekken door meer vrijwilligers in te zetten in de thuissituatie, inzet van zorgtechnologie en betere verwijzingen. Aan de andere kant geldt: als deze regio de ambitie heeft dat minder mensen in het ziekenhuis overlijden, vraagt dit juist een extra hospiceplek.

Dit maakt duidelijk dat de partijen elkaar nodig hebben, binnen de netwerken voor palliatieve zorg, op regioniveau en op de schaal van het consortium. Het prognosemodel ondersteunt de betrokken partijen in het formuleren van een gezamenlijke richting, het prioriteren van acties en het monitoren van effecten. In gesprekken met de zes regio’s binnen Consortium Ligare hebben we het prognosemodel toegepast. De netwerkcoördinatoren en hospices waren positief. Eén van hen verwoordde dit als volgt: “Nu weten we wat ons te doen staat en kunnen we met alle betrokken partijen in de regio bespreken hoe we dit gaan realiseren en monitoren.”

Inzicht in capaciteit, als basis om regionale samenwerking bespreekbaar te maken en de hospicezorg toekomstbestendig in te richten. Dat is wat wij met het prognosemodel beogen. Wilt u ook stappen zetten om de hospicezorg te versterken? Neem dan contact op met een van de betrokken adviseurs.

Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025

Bureau HHM heeft het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025 uitgewerkt. Dit normenkader helpt gemeenten bij het op maat indiceren van huishoudelijke ondersteuning voor inwoners. Er liggen verschillende onderzoeken aan dit normenkader ten grondslag. Bureau HHM geeft een training aan Wmo-consulenten hoe te werken met het normenkader.

Alle gemeenten kunnen het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025  gebruiken als onderlegger voor het beleid en het indiceren van huishoudelijke ondersteuning. De eerste versie is in 2019 uitgebracht. In 2022 is het normenkader verrijkt met aanvullende instructies, terwijl de normtijden gelijk bleven. In januari 2025 hebben we het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025 uitgebracht. In deze versie zijn de normtijden voor de Wasverzorging aangepast naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2025:46).  De aanvullende instructies in dit normenkader vormen, samen met het ‘blokkenschema’ in het normenkader, de basis voor de training die wij verzorgen voor gemeenten en soms aanbieders over het normenkader.

In het normenkader is opgenomen hoeveel tijd van een professionele hulp nodig is als deze het huishouden in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’ volledig moet overnemen. Dit is de ‘ijk-situatie’. De Wmo-consulent doet onderzoek bij de inwoner die ondersteuning vraagt. En vergelijkt de situatie van de inwoner met de omschreven ‘gemiddelde cliëntsituatie’. Als de cliënt eigen mogelijkheden heeft of als voorliggend of vanuit het netwerk andere oplossingen beschikbaar zijn, dan is minder inzet van huishoudelijke ondersteuning mogelijk. Als het nodig is vanwege beperkingen of belemmeringen van de inwoner of andere bijzonderheden om extra vaak of extra goed schoon te maken, dan is meer inzet van huishoudelijke ondersteuning nodig. Zo komt het tot ondersteuning op maat van het individu.

Marco Wolves, mede-ontwikkelaar van en trainer over het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019:

“Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025 is een kader dat past in de huidige tijd, de waarden en normen van nu. Het helpt consulenten of medewerkers van aanbieders om tot een duidelijke afweging te komen hoeveel huishoudelijke ondersteuning moet worden ingezet om te komen tot het resultaat schoon en leefbaar huis. De meeste gemeenten in Nederland maken al gebruik van dit normenkader voor hun beleid en het indiceren. Het is te zien als de actuele opvolger van de CIZ-richtlijn uit 2006. Na een korte gewenningsperiode geven consulenten aan blij te zijn met het normenkader als hulpmiddel bij hun werk. Wij kunnen bij de implementatie van het normenkader ondersteunen door een korte training te geven aan consulenten en eventueel mee te denken bij het uitwerken van het lokale beleid.”

 

Training Opgavegericht Samenwerken

Gemeenten werken steeds vaker samen met andere partijen. De traditionele manier van samenwerken, zoals die tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, biedt niet altijd genoeg ruimte om goede zorg en ondersteuning te blijven geven. Daarom kiezen veel gemeenten nu voor een aanpak die draait om partnerschap en opgavegericht samenwerken. Met de training Opgavegericht Samenwerken helpt bureau HHM gemeenten om succesvol samen te werken.

Samenwerken betekent dat je op het grensvlak van jouw organisatie en die van anderen werkt. Dit grensgebied is als een nieuwe, lege ruimte. In die ruimte moet je samen bepalen welke waarden, regels en werkwijzen belangrijk zijn. Het risico is dat iedereen vooral denkt en werkt vanuit wat in de eigen organisatie geldt. Om dat te voorkomen, is het belangrijk om samen af te spreken wat past bij het samenwerkingsverband. De training Opgavegericht Samenwerken helpt hierbij.

Model voor opgavegericht samenwerken
Wij hanteren 5 elementen van opgavegericht samenwerken. Uit ervaring weten we dat we hiermee de juiste condities voor succesvolle samenwerking realiseren. Als de samenwerking spaak loopt of de beoogde resultaten niet worden behaald, zijn vaak één of meerdere van deze elementen onvoldoende uitgewerkt of in de praktijk gebracht.

We presenteren de 5 elementen in het symbool voor oneindigheid, omdat ze met elkaar samenhangen, maar niet als een lineair proces doorlopen hoeven worden. Op basis van deze elementen kun je op verschillende punten ingrijpen en de samenwerking steeds verder versterken.

“ Dit model laat heel mooi zien dat alles met elkaar samenhangt én dat als je doelen en ambities niet duidelijk genoeg zijn dit ook op alle andere elementen impact heeft.”

Bij samenwerking komen ook spannende situaties voor. Dit is niet erg; in dialoog biedt het juist een kans om samen te leren en beter samen te werken. Vaak spelen drie dingen tegelijk een rol:

  1. De inhoud: waar het over gaat.
  2. De procedure: de afspraken en regels.
  3. Interactie: hoe mensen met elkaar omgaan.

Veel gesprekken gaan vooral over de inhoud, maar aandacht voor de procedure en het proces is net zo belangrijk. Tijdens de training leren deelnemers hoe ze op al deze onderdelen kunnen ingrijpen als dat nodig is. Ze krijgen praktische tips en handvatten om dit goed te doen.

Op deze manier samenwerken betekent voor gemeenten ook dat ze in een nieuwe rol komen. In de training geven we professionals zoals beleidsmedewerkers en contractmanagers handvatten om in die nieuwe rol te acteren.

Samenwerkingsscan
Een training begint vaak met het invullen van de door bureau HHM ontwikkelde samenwerkingsscan. Een scan om de stand van zaken in de samenwerking in kaart te brengen en aandachtspunten op te halen.

“Het invullen van de samenwerkingsscan was een echte eyeopener! Tijdens het proces werd al snel duidelijk wat in onze eigen organisatie goed geregeld is en waar nog verbeteringen nodig zijn – zelfs punten waar we nog niet eens eerder over hadden nagedacht. Dit gaf ons meteen inzicht in waarom bepaalde aspecten van de samenwerking stroef verliepen. Tijdens de training konden we hiermee aan de slag en kregen we direct praktische tips en interventies aangereikt.”

De samenwerkingsscan kan ook veranderingen in de tijd en daarmee de voortgang inzichtelijk maken door deze op verschillende momenten in te vullen.

Praktijkboek Opgavegericht Samenwerken
Tijdens de training gebruiken we het Praktijkboek Opgavegericht Samenwerken van bureau HHM. Dit boek staat vol waardevolle informatie, modellen, gespreksmethoden en handige tips. Het eerste deel van het boek is gebaseerd op het HHM-model voor opgavegericht samenwerken. Het tweede deel geeft concrete handvatten om sturing te geven aan samenwerking. Deelnemers aan de training krijgen het boek.

“Handig om op terug te kunnen grijpen! Het boek staat vol modellen, praktische tips en mogelijke interventies om ervoor te zorgen dat de samenwerking ook echt resultaten oplevert.”

Verkenning pgb-bemiddeling

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voeren wij een verkennend onderzoek uit naar bemiddeling bij het persoonsgebonden budget (pgb). In Nederland vinden we het belangrijk dat zorg en ondersteuning goed en zorgvuldig worden geregeld. Met een pgb kunnen mensen zelf bepalen welke zorg zij nodig hebben, van wie ze deze ontvangen, en hoe dit wordt georganiseerd. Dit draagt bij aan de keuzevrijheid en eigen regie van mensen. Over de bemiddeling rondom pgb’s wordt veel gesproken maar feitelijke informatie ontbreekt vaak.

De inzet van bemiddelingsbureaus groeit al jaren. Deze bureaus kunnen budgethouders helpen met werkzaamheden die horen bij het hebben van een pgb, bijvoorbeeld administratie, het vinden van de juiste zorgverleners en het afstemmen van zorg op persoonlijke behoeften. Tegelijkertijd zijn er vragen over hoe deze bemiddeling zich verhoudt tot de eigen regie en de geleverde zorg. Denk bijvoorbeeld aan vragen over kosten, kwaliteit en onafhankelijkheid.

Wat willen we bereiken?
Onze verkenning richt zich op het helder in kaart brengen van de soorten bureaus, type activiteiten, doelgroepen en geldstromen. Hoe dragen bemiddelingsbureaus bij aan de doelen van het pgb, zoals keuzevrijheid en eigen regie? En waar liggen verbeterpunten? Door feiten te verzamelen en het proces van pgb-aanvraag tot verantwoording te analyseren, willen we inzicht bieden in hoe de praktijk van pgb-bemiddeling eruitziet.

Dit verkennend onderzoek is een belangrijke eerste stap om het pgb-proces te versterken en ervoor te zorgen dat het aansluit bij de behoeften van de mensen die het nodig hebben.

Meedoen?
Tijdens deze verkenning doen we bureauonderzoek, interviews en zetten we vragenlijsten uit. We verspreiden vragenlijsten onder bemiddelingsbureaus, budgetbeheerders, administratiekantoren, zorgorganisaties, budgethouders, wettelijk vertegenwoordigers van budgethouders, zorgverleners en mantelzorgers. Behoort u tot één van deze doelgroepen, dan kunt u ook bijdragen aan ons onderzoek door de vragenlijst in te vullen.

Resultaten van deze vragenlijst verwerken we anoniem. Dit betekent dat we uw antwoorden niet delen met andere partijen en dat de antwoorden in de rapportage niet herleidbaar zijn naar individuen of organisaties.

Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 5-15 minuten.

Wilt u de vragenlijst invullen? Neem dan contact op met Alyssa Wegman.

Structurele financiering van zorgtechnologie: hoe pak je dat aan?

Hoe zorgen we ervoor dat waardevolle zorgtechnologie niet alleen wordt ontwikkeld, maar ook duurzaam wordt ingezet? In de dagelijkse praktijk zien we dat financiering een struikelblok vormt voor de brede implementatie van technologische innovaties in de zorg. Om hier verandering in te brengen, is structurele financiering essentieel. Maar hoe organiseren we dat op een manier die zowel zorgaanbieders als financiers ondersteunt?

In ons nieuwste artikel ‘STRUCTURELE FINANCIERING VAN ZORGTECHNOLOGIE’ duiken we in deze complexe uitdaging. We bespreken de kansen, barrières en concrete stappen die nodig zijn om zorgtechnologie blijvend toegankelijk te maken.

Meer lezen over zorgtechnologie?
Eerder verscheen het Tweeluik toezichthoudende technologie in de zorg: vrijheid versus veiligheid.

Over de auteurs
Dit artikel is geschreven door Ilco Toebes en Lieset Jenneboer. Beiden zijn adviseur op het gebied van zorgtechnologie. Ze denken met organisaties mee over welke zorgtechnologie nu echt de vraag beantwoordt en hoe deze technologie geïmplementeerd en gefinancierd kan worden waarbij ze duidelijk oog hebben voor de transformatie die dat vraagt van mens en organisatie.

Bijstelling normtijden Wasverzorging Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 na uitspraak CRvB

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in januari 2025 een uitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2025:46) die leidt tot bijstelling van de normtijden voor het resultaat Wasverzorging in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019. Deze uitspraak betekent dat –  na de aanpassing zoals hieronder beschreven – het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning ook voor het resultaat Wasverzorging gebruikt kan worden.

Deze bijgestelde normtijden voor de Wasverzorging zijn bepaald op basis van een gewogen gemiddelde van onderzoekstijden uit drie onderzoeken zoals in 2016 door KPMG Plexus en bureau HHM uitgevoerd. De oorspronkelijk in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 opgenomen normtijden voor de Wasverzorging zijn gebaseerd op één van deze drie onderzoeken uit 2016.

De bijgestelde normtijden zijn verwerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025.

Zie hieronder de wijzigingstabel met de oorspronkelijke en bijgestelde normtijden opgenomen in het nieuwe ‘blokkenschema’ van het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025.

 

 

Routekaart – Op weg naar een opendeurenbeleid

Een opendeurenbeleid geeft mensen met dementie bewegingsvrijheid en dat komt ten goede aan het gevoel van autonomie en het welbevinden. Maar hoe open je die deuren? De Routekaart – Op weg naar een opendeurenbeleid beschrijft concrete stappen om te komen tot een beleid waarin veiligheid en vrijheid hand in hand gaan, met zoveel mogelijk bewegingsvrijheid in een veilige omgeving.

Deze routekaart is speciaal ontwikkeld voor bestuur, management én zorgprofessionals die willen dat hun organisatie een opendeurenbeleid realiseert. Hiervoor zijn niet alleen aanpassingen in de leefomgeving nodig, maar vaak ook een verandering in het denken en doen van zorgprofessionals en naasten. Dit vraagt om een goed doordachte aanpak om de veiligheid en kwaliteit van zorg te waarborgen. De routekaart wijst de weg naar een vrijheidsgerichte benadering waarin autonomie centraal staat en toezichthoudende technologie ondersteunend is.

In zeven concrete stappen kom je samen tot een beleid waarin veiligheid en vrijheid hand in hand gaan:

Stap 1: Formuleer visie en doelstellingen
Stap 2: Risicoanalyse
Stap 3: Aanpassingen in de leefomgeving
Stap 4: Training en opleiding zorgprofessionals
Stap 5: Begin kleinschalig
Stap 6: Beleid evalueren en bijstellen
Stap 7: Implementatie in de hele organisatie

Hoe ga je hiermee aan de slag?
Je kunt deze routekaart gebruiken om te komen tot een plan van aanpak passend bij jouw organisatie. Floor Sieverink, één van onze adviseurs zorgtechnologie, denkt hierover graag eens met je mee. 

De routekaart sluit aan bij het tweeluik:
‘Vrijheid en Veiligheid in de Ouderenzorg’.

Normenkader Begeleiding 2.0 nu beschikbaar

Het Normenkader Begeleiding helpt consulenten van gemeenten bij het indiceren voor begeleiding en dagbesteding. Dit normenkader is ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies in samenwerking met ruim 25 gemeenten.

Het Normenkader Begeleiding 2.0 helpt bij het bepalen van de aard en omvang van de begeleiding, de uiteindelijke afweging blijft altijd aan de professional. Het is een hulpmiddel om te komen tot een gedegen en toetsbare afweging.

Waarom als gemeente werken met het Normenkader?

Het Normenkader Begeleiding:

  • creëert uniforme kwaliteit en transparantie voor zowel inwoner, gemeente als zorgaanbieder
  • sluit aan bij het stappenplan van de CRvB
  • draagt bij aan passende toewijzing naar aard en omvang van de in te zetten begeleiding

Totstandkoming Normenkader Begeleiding 2.0
Bureau HHM en Factum Advies brachten hun kennis en ervaring samen in de uitwerking van het Normenkader Begeleiding. De 1.0 versie van het Normenkader Begeleiding kwam in 2022 tot stand in samenspraak met consulenten en deskundigen van aanbieders en wordt al door meerdere gemeenten gebruikt.

In de jaren 2022 – 2024 is het kader in samenwerking met gemeenten, aanbieders en de Universiteit Twente doorontwikkeld tot het Normenkader Begeleiding versie 2.0. Voor de 2.0 versie onderzochten we bij een groot aantal aanbieders verspreid over het land wat de kenmerken van cliënten zijn en wat de aard, omvang en duur is van de begeleiding die zij hen bieden. Daarbij namen we ook het oordeel van de cliënten over de omvang van de begeleiding die zij krijgen mee.

Praktijkervaringen
Gemeenten die al werken met de 1.0 versie van het Normenkader ervaren dat consulenten aan de hand hiervan goed kunnen uitleggen waarom ze bepaalde keuzes maken. Dat geeft ze meer zekerheid en vertrouwen in hun werk. Ook helpt het om met elkaar in gesprek te gaan. Reflectie op het eigen én elkaars handelen wordt makkelijker omdat je dezelfde uitgangspunten hanteert. Bovendien ervaren consulenten en inwoners het normenkader als een welkome houvast tijdens de gesprekken: ‘het helpt om alle leefgebieden goed in kaart te brengen’.

Het Normenkader Begeleiding en de eisen vanuit de CRvB
De CRvB stelt dat indicaties voor individuele begeleiding en/of dagbesteding vanuit de Wmo goed moeten worden onderbouwd en dat gemeenten voor de onderbouwing gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van objectief, deskundig en onafhankelijk uitgevoerd onderzoek.

Webinar ‘Indiceren voor Wmo-begeleiding: hoe helpt het Normenkader Begeleiding?’
Tijdens de Week van de Standaarden 2025 van 11 tot 15 november gaven Nico Dam en Nikita Buitenhuis (bureau HHM), Marlou Mertens en Antonet Berghege (Factum Advies) samen met Peter Paul Doodkorte (Regioadviseur bij het Ketenbureau i-Sociaal Domein) een webinar met als titel ‘Indiceren voor Wmo-begeleiding: hoe helpt het Normenkader Begeleiding?’. 

Terugkijken kan via:  Week van STANDAARDEN

Meer weten over het werken met het Normenkader Begeleiding?
Neem dan contact op met een van onze adviseurs.

Werk slimmer: verken samen de kansen van zorgtechnologie

Thuiszorgorganisatie SamenZorg staat voor een grote uitdaging. Er is sprake van veel uitval van zorgmedewerkers en een hoge werkdruk. Hierdoor kunnen medewerkers niet altijd de zorg bieden die nodig is en dit drukt op hen. Ze willen het beste voor de mensen waar ze voor zorgen, maar hebben de tijd niet om dit te doen. SamenZorg zit met de handen in het haar. Stap in de wereld van ‘Werkdruk Slimmer’ en help SamenZorg én je eigen organisatie om spelenderwijs de kansen van technologie te verkennen.

Speciaal voor medewerkers in de ouderenzorg ontwikkelde bureau HHM het spel Werkdruk Slimmer. Een serious game die helpt om het goede gesprek over zorgtechnologie te voeren en te vertalen naar de dagelijks praktijk. Het spel is gemaakt om in een zorgorganisatie op een leuke manier bewustwording te creëren en iets te leren. Dat is ook wat we terugkregen van eerdere spelers.

Chantal, werkzaam bij een zorgaanbieder:
“Het spel is leuk om te doen en het is nuttig dat we elkaar op een andere manier spreken over de zorg die we leveren. Door de spelvorm is het makkelijker om het gesprek te voeren en ontstaat meer openheid.”

De kracht van het spel zit in dat het stimuleert om op zoek te gaan naar wat wel of juist niet werkt en het waarom daarachter. Zo geeft het inzicht in (de)motiverende factoren en in belemmerende overtuigingen die soms erg hardnekkig kunnen zijn.

In het spel zijn samenwerking en innovatie de sleutels tot succes. Adviseurs van bureau HHM begeleiden het spel. Zo kunnen de spelers zich concentreren op de inhoud en krijgen tegelijkertijd nieuwe kennis aangereikt.

 

Langer thuis wonen met toezichthoudende technologie: hoe maak je de belofte waar?

Toezichthoudende technologie biedt ouderen de kans om langer veilig en zelfstandig te wonen. Succesvolle implementatie van toezichthoudende technologie in de thuissituatie blijkt echter complex. Het vereist een kritische afweging tussen technologische mogelijkheden, praktische toepasbaarheid en het gewenste resultaat. Niet alles wat gemonitord kan worden is noodzakelijk voor het creëren van een veilige omgeving voor de cliënt. In dit artikel leest u over drie centrale aspecten om rekening mee te houden: acceptatie, anders werken en de bekostiging.

Het artikel biedt praktische inzichten en is bedoeld voor zorgprofessionals, beleidsmakers en andere betrokkenen in de sector.

Lees ook: ons eerdere tweeluik over toezichthoudende technologie, waar we de spanning tussen vrijheid en veiligheid onderzochten.

Onderzoek naar instroom VG7 en verklaringen

Het aantal Meerzorg-aanvragen in de gehandicaptenzorg stijgt. Wat opvalt is dat er een groep jongeren is die met een zorg- en ondersteuningsvraag (vanuit de Jeugdwet óf Wmo óf zonder zorggeschiedenis) al direct met een hoge VG-indicatie de Wlz instroomt. Zonder dat duidelijk is hoe of waarom dit gebeurt. Om onnodige verzwaring van zorg- en ondersteuningsvragen te voorkomen, wil het team Gehandicaptenzorg van de directie Langdurige Zorg (DLZ) meer inzicht in de kenmerken en afgelegde reis in zorg- en ondersteuning van deze jongeren.

Het gaat om de groep jongeren tussen de 12 en 27 jaar die:

  • zonder eerdere Wlz-indicatie een VG7-indicatie krijgen, óf
  • zonder eerdere Wlz-indicatie een VG6-indicatie krijgen én binnen een jaar doorstromen naar VG7, en/of
  • binnen een jaar na de VG7-indicatie Meerzorg ontvangen.

We voeren een uitgebreide kwantitatieve analyse uit op de beschikbare CBS-data. We analyseren de kenmerken van deze jongeren en de zorgreis die zij hebben afgelegd, van de periode voor hun Wlz-indicatie tot aan de zorg die zij momenteel ontvangen. Door gesprekken te voeren met jongeren zelf, professionals en de begeleidingscommissie brengen we het verhaal achter de cijfers in kaart. We stellen individuele levensreizen op.

Onderzoeker Janet van den Boer: “We proberen factoren die een belangrijke rol in iemands leven hebben gespeeld en mogelijk hebben bijgedragen aan de zorgvraag te visualiseren en te categoriseren. Zo hopen we, door letterlijk op een andere manier te kijken, tot nieuwe inzichten en concrete oplossingsrichtingen te komen.”

Om een breed beeld te krijgen en oplossingsrichtingen te identificeren, organiseren we twee reflectiebijeenkomsten met ervaringsdeskundigen uit de praktijk. Hierbij betrekken we alle relevante partijen om te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek en samen tot prioriteiten en aanbevelingen te komen. De bevindingen en inzichten leiden tot een rapportage met concrete handvatten om de zorg voor deze jongeren verder te verbeteren.

Tweeluik toezichthoudende technologie in de zorg: vrijheid versus veiligheid

Technologie speelt een steeds grotere rol in het waarborgen van veiligheid en autonomie. In de ouderenzorg, maar ook in de gehandicapten- en geestelijke gezondheidszorg, vragen complexe zorgbehoeften om innovatieve oplossingen. In een tweeluik onderzoeken wij hoe toezichthoudende technologie bijdraagt aan de veiligheid, zonder dat dit ten koste gaat van hun vrijheid. 

Deel 1: Waarom gesloten deuren eigenlijk geen optie meer zijn

Uiteindelijk wil iedereen, van jong tot oud, zich veilig, thuis en begrepen voelen. Dat is voor mensen die in een verpleeghuis wonen niet anders. Maar wat gebeurt er als bewoners met dementie in gevaarlijke situaties terechtkomen, zoals vallen of verdwalen? Als zorgverlener of familielid wil je hen beschermen, maar dat kan ten koste gaan van hun autonomie en bewegingsvrijheid. Hoe kun je een balans vinden tussen vrijheid en veiligheid? En welke rol kunnen de leefomgeving en technologie hierin spelen? In het eerste deel van dit tweeluik gaan we dieper in op de vraag waarom gesloten afdelingen eigenlijk geen optie meer zijn.

Deel 2: Waarom camera’s niet automatisch leiden tot meer veiligheid

In dit tweede deel bespreken we welke afwegingen belangrijk zijn om ervoor te zorgen dat toezichthoudende technologie werkelijk bijdraagt aan een veiligere omgeving in verpleeghuizen. Hoewel technologie hierin een belangrijke rol kan spelen, roept het gebruik in de ouderenzorg ethische en praktische vragen op. Er zijn veel geavanceerde technologieën op de markt gericht op het zien van wat zich ergens afspeelt. Inzet hiervan roept al snel het gevoel van veiligheid op. Maar verhoogt het werkelijk de veiligheid, of leidt het juist tot schijnveiligheid en een onnodige inbreuk op de privacy en autonomie?

Over de auteur
De artikelen zijn geschreven door Floor Sieverink. Floor is adviseur op het gebied van zorgtechnologie. Zij heeft een brede wetenschappelijke achtergrond, gecombineerd met ervaring in de (langdurige) zorg. Ze is in staat om met organisaties mee te denken over welke zorgtechnologie nu echt de vraag beantwoordt. Hierbij zet zij de mens en de context centraal. Floor is werkzaam binnen het team Zorgtechnologie bij bureau HHM.

 

Tijdsduur en -besteding Wlz-aanvraag

Voor het CIZ doen we onderzoek naar de tijdsbesteding voor het aanvragen van een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Het gaat in dit onderzoek om de tijd die mensen kwijt zijn voordat de aanvraag bij het CIZ wordt ingediend.

Het CIZ onderzoekt of langdurige zorg nodig is en bepaalt of iemand een Wlz-indicatie krijgt. Aanvragen voor een Wlz-indicatie worden gedaan door (zorg)professionals (75%) of door zorgvragers/mantelzorgers (25%). Het CIZ weet wat de tijdsbesteding is vanaf het moment dat een aanvraag bij hen wordt ingediend. Echter, het CIZ heeft geen zicht op het tijdspad en de tijdsbesteding die hieraan vooraf gaat door de (zorg)professional of de zorgvragers/ mantelzorgers.

Om verbeterkansen te signaleren in het proces voorafgaand aan de aanvraag wil het CIZ  graag weten hoeveel tijd (zorg)pro­fessionals of zorgvragers/mantelzorgers kwijt zijn vanaf het moment dat iemand begint met het indienen van de aanvraag bij het CIZ.

Wij brengen dit in beeld door het voeren van gesprekken met (zorg)professionals en mantelzorgers en het uitzetten van een vragenlijst. Na het vaststellen van de uitkomsten leggen we deze ter reflectie voor aan (zorg)professionals en mantelzorgers. Zo borgen we dat de resultaten een goede weergave van de werkelijkheid zijn.

Opbouw tarieven Huishoudelijke Ondersteuning

NADERE ANALYSE VAN DE TARIEVEN IN DE PRAKTIJK

Door de toenemende problemen op de arbeidsmarkt wordt de verdeling van schaarste aan Huishoudelijke Ondersteuning een groter vraagstuk dan het tarief. Toch wordt op veel plaatsen nog altijd veel gesproken over de opbouw van een reëel tarief, daar waar inspanningsgericht wordt bekostigd. Om de gesprekken tussen aanbieders en gemeenten over reële tarieven voor Huishoudelijke Ondersteuning (HO) makkelijker en sneller te laten verlopen, schreven wij de notitie ‘Opbouw tarieven Huishoudelijke Ondersteuning’. Hiermee hopen we dat er ruimte ontstaat voor het gesprek over hoe we er in de (nabije) toekomst voor zorgen dat HO beschikbaar blijft voor de mensen die dat het hardst nodig hebben.

De afgelopen jaren hebben we vanuit bureau HHM in veel (regio’s van samenwerkende) gemeenten advies gegeven over de tarieven van de Huishoudelijke Ondersteuning (HO). We merken dat de onderlinge verschillen tussen gemeenten steeds kleiner worden. Bovendien voeren we in veel opdrachten, soms ook gelijktijdig, dezelfde discussies, vaak ook met dezelfde aanbieders. Daarnaast hebben we in de tweede helft van 2023, na het openbreken van de cao VVT en de oplopende inflatie, gemerkt dat de tarieven steeds meer onder druk zijn komen te staan. De interne kostprijs van aanbieders lijkt te stijgen, waardoor meer discussie ontstaat over de tarieven die gemeenten hanteren. Wij zien dat die discussie in de praktijk gaat over:

  • De gemiddelde inschaling (de periodiekmix).
  • De overhead van de organisatie.
  • Het gemiddelde ziekteverzuim als onderdeel van de productiviteit van de medewerkers.
  • De wijze van indexatie van een vastgesteld tarief.

Op basis van onze ervaringen in een brede reeks van opdrachten, schreven we de notitie. Voor elk van de bovengenoemde punten doen we een voorstel voor de benadering van de parameterwaarde vanuit de praktijk van een ‘gemiddeld efficiënte aanbieder’. Hiervoor analyseerden we informatie uit de uitvoeringspraktijk sinds begin 2023. Met deze notitie beogen we niet om het HO tarief te normeren. Het kan voorkomen dat lokaal of regionaal op grond van de uitvoeringspraktijk wordt afgeweken van de algemene uitkomsten. We hopen vooral dat we een bijdrage kunnen leveren aan het beheersbaar houden van de Huishoudelijke Ondersteuning omdat dankzij HO veel, voornamelijk oudere mensen, helpt thuis hun zelfstandigheid te behouden.

Vijf elementen voor opgavegericht samenwerken

Wij hanteren 5 elementen van opgavegericht samenwerken. Uit ervaring weten we dat we hiermee de juiste condities voor succesvolle samenwerking realiseren. Als de samenwerking spaak loopt of de beoogde resultaten niet worden behaald, zijn vaak één of meerdere van deze elementen onvoldoende uitgewerkt of in de praktijk gebracht. We presenteren de 5 elementen in het symbool voor oneindigheid, omdat ze met elkaar samenhangen, maar niet als een lineair proces doorlopen hoeven worden. Op basis van deze elementen kun je op verschillende punten ingrijpen en de samenwerking steeds verder versterken.

Lees meer over wat wij doen rond opgavegericht samenwerken.
 

  1. Ambitie – Centraal in de aanpak staat de gedeelde maatschappelijke ambitie. Alle partijen dragen hiervoor gezamenlijk verantwoordelijkheid. De ambitie geeft richting aan de andere stappen en verbindt de partijen op inhoud.
  2. Opdracht – Partijen geven gezamenlijk betekenis aan de ambitie en vertalen deze naar een opdracht aan alle partijen. De opdracht met daarin opgenomen de beoogde resultaten, geeft richting voor het handelen van professionals én biedt handelingsruimte in interactie tussen cliënt en professional. Daarmee kan concreet een verschil gemaakt worden in het leven van cliënten of inwoners.
  3. Partnerschap – Om de ambitie te realiseren en de opdracht uit te voeren, moeten de juiste partners betrokken zijn. Zij maken afspraken over de vorm van samenwerking en de waarden van waaruit samengewerkt wordt. En over hoe ieder daar vanuit zijn deel aan bijdraagt.
  4. Kaders – De kaders bieden duidelijkheid. Over wat partijen beschikbaar hebben om hun opdracht uit te voeren en welke speelruimte ze hebben. De ambitie en opdracht zijn leidend voor de bedrijfsvoering of inrichting van individuele organisaties.
  5. Leren en ontwikkelen – Met een gedeelde verantwoordelijkheid voor het realiseren van de ambitie, bewegen partijen van (schijn)zekerheid naar enige mate van onzekerheid, van risicomijding naar lef en van afrekening naar professionele samenwerking en gezamenlijk leren en ontwikkelen. Het vraagt monitoring op alle onderdelen, zowel kwalitatief als kwantitatief, om met elkaar te kunnen doorontwikkelen waar nodig.

Het werken met deze vijf elementen is bij uitstek geschikt voor aanbieders die gezamenlijk een opdracht uitvoeren in partnerschap met een financier, bijvoorbeeld een taakgerichte uitvoeringsvariant en bekostiging vanuit een gemeente. Het helpt de partijen om de klassieke opdrachtgevers- en opdrachtnemersrollen los te laten. En te komen tot zowel een ander soort samenwerking en interactie als een andere inrichting van de eigen organisaties die daarvoor nodig is.

Ook voor andere typen van (netwerk)samenwerking zijn de elementen zeer bruikbaar.

Rapport eindevaluatie landelijk dementieprogramma Memorabel

Met het programma Memorabel wil ZonMw bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen met dementie en de zorg en ondersteuning verbeteren. Daarnaast heeft het programma als doel het ontwikkelen, verzamelen en benutten van kennis die bijdraagt aan het remmen van de sterke toename van het aantal mensen met dementie. In opdracht van ZonMw voerde bureau HHM een eindevaluatie uit van het programma. Hieruit blijkt dat het programma goed heeft gefunctioneerd en een vliegwiel is geweest voor dementieonderzoek en maatschappelijke bewustwording. ZonMw heeft het rapport – met een begeleidende brief en een positieve reflectie op het rapport – aangeboden aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

In Nederland krijgt 1 op de 5 mensen dementie, een verzamelnaam voor verschillende ziekten in de hersenen. Deze mensen worden vaak geheel afhankelijk van anderen. De verwachting is dat de komende jaren het aantal mensen met dementie fors toeneemt. Memorabel richt zich op mensen die nu dementie hebben én op patiënten van morgen. Het programma beslaat vier thema’s:

  1. Oorsprong en mechanisme van de ziekte
  2. Diagnostiek
  3. Behandeling en preventie
  4. Doelmatige zorg en ondersteuning

Memorabel werd uitgevoerd in het kader van het Deltaplan Dementie. Het geeft invulling aan het doel: onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van mensen met dementie. Memorabel is ook de nationale implementatie van de EU Joint Programme Neurodegenerative Disease Research (JPND).

Uitkomsten evaluatie
Uit de eindevaluatie blijkt dat het programma, het ZonMw-bureau en de programmacommissie goed hebben gefunctioneerd. In totaal hebben 175 projecten gedraaid in de periode 2013 – 2020. De opgedane kennis en inzichten uit projecten hebben de gezondheidszorg ondersteund, zowel onderzoeksmatig als in de praktijk. Verdere implementatie en verspreiding van kennis en inzichten is en blijft een aandachtspunt. Vanwege de noodzaak van het Memorabel-programma heeft dit direct een vervolg gekregen in de vorm van het meerjarige onderzoeksprogramma Dementie (OPD).

Tijdens de evaluatie zijn aanbevelingen meegegeven voor het vervolg, grotendeels gericht op het behouden en versterken van elementen zoals die binnen het Memorabel-programma vorm kregen. Enkele voorbeelden zijn:

  • Zet in op thematische bundeling van onderzoeksvragen en -projecten. Binnen het onderzoeksprogramma Dementie wordt deze aanbeveling opgepakt door een aantal thematische onderzoeksconsortia te financieren in plaats van veel losse projecten.
  • Blijf inzetten op implementatie en verspreiding. De projecten binnen Memorabel hebben veel kennis en praktische handvatten opgeleverd. Een uitdaging was en is om al deze kennis en handvatten goed te borgen. In het onderzoeksprogramma Dementie richt een speciaal consortium zich op de verspreiding en implementatie van onderzoeksresultaten.
  • Ontwikkel een strategische communicatieagenda. ZonMw gaat voor het Dementie-programma een strategische communicatieagenda ontwikkelen met aandacht voor samenwerking, kennisuitwisseling, verspreiding en het faciliteren van dialoog.
  • Geef meer vorm aan tussentijds leren en evalueren. Voor langlopende programma’s is het waardevol om tussentijds te leren, zodat programma’s gaandeweg bijgestuurd kunnen worden en kunnen meewegen met actuele ontwikkelingen. ZonMw gaat voor het nieuwe onderzoeksprogramma Dementie na hoe tussentijds leren en evalueren vorm en inhoud kan krijgen.

Meer lezen
We bedanken alle respondenten die deze evaluatie mogelijk hebben gemaakt. ZonMw maakte op basis van de resultaten van het onderzoeksprogramma Memorabel een boekje ‘Dementie in de dagelijkse praktijk’. Hierin wordt gerefereerd aan ons onderzoek, maar bovenal staat het vol inspiratie en handvatten voor mantelzorgers en zorgprofessionals.

Projectleiding drugsbestrijdingsfonds gemeente Enschede

De gemeente Enschede ziet dat harddrugsgebruik onder jongeren steeds meer genormaliseerd is en wil hier iets tegen doen. Daarom is eind 2023 door de raad het amendement ‘Drugsbestrijdingsfonds’ aangenomen. Hiermee wordt € 500.000,- beschikbaar gesteld om harddrugsgebruik aan te pakken. Bureau HHM neemt de projectleiding op zich.

Op dit moment is er onvoldoende beleid in de gemeente Enschede om harddrugsgebruik tegen te gaan. Onze opdracht is het opstellen van een plan gericht op de preventie met een doorlooptijd van drie jaar. Dit plan stellen we op en voeren we uit in samenspraak met partners. Nikita Buitenhuis: “Om ervoor te zorgen dat het plan uiteindelijk tot een succesvolle uitvoering komt betrekken we stakeholders vanaf het begin bij het opstellen hiervan. Zij hebben de kennis en ervaring; wij verbinden die met elkaar zodat een integrale aanpak ontstaat. Ook spreken we met de doelgroep zelf. Jongeren zijn actief betrokken bij het traject. Wij zien in dit soort trajecten dat wij als onafhankelijke partij verbindingen kunnen leggen en bruggen kunnen bouwen. Bovendien kennen we de regio goed. Zo kunnen we goed aansluiten op de lokale vraagstukken. Bij dit vraagstuk is het van belang dat preventie onderdeel gaat uitmaken van de dagelijkse praktijk zodat er blijvend aandacht voor komt.”

De Toekomstagenda voor de Gehandicaptenzorg: focus aanbrengen en krachten bundelen

De Toekomstagenda tot en met 2026 biedt een veelbelovend kader voor de gehandicaptenzorg en sluit mooi aan bij de visie voor 2030 van de VGN. Het Landelijk akkoord tussen zorgaanbieders en zorgkantoren benadrukt de noodzaak om de gehandicaptenzorg toekomstbestendiger te maken. In de recente kamerbrief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over de Toekomstagenda voor de gehandicaptenzorg zien we op basis van onze ervaringen in de sector dat op herkenbare en relevante onderwerpen waardevolle acties worden ondernomen. Toch valt ook de veelheid aan initiatieven op. Dat roept de vraag op wat het effect is van het programma op het leven van mensen met een beperking, hun naasten en hun zorgverleners.

Dit artikel – geschreven door Marion van den Hurk, Significant en Patrick Jansen, Bureau HHM  – verscheen op 13 juni 2024  Sociaalweb.nl

Verwarring en weerstand
Het is duidelijk dat alle betrokkenen zich inzetten om stappen te zetten om de zorg voor mensen met een beperking te verbeteren en te waarborgen. Tegelijkertijd rijst de vraag hoe al deze initiatieven en beleidsmaatregelen samenkomen om daadwerkelijke veranderingen in de leefwereld van cliënten en zorgverleners te bewerkstellingen. De implementatie van alle veranderingen die nodig zijn voor een toekomstbestendige gehandicaptenzorg vraagt veel van de veranderkracht van zorgaanbieders.

Tegelijkertijd is er door de hoge belasting van zorgverleners vaak weinig rust en ruimte voor veranderingen en daarmee beperkte veranderkracht op de werkvloer. Het is cruciaal dat de veranderkracht niet overvraagd wordt en dat de complexiteit van de verschillende maatregelen niet leidt tot verwarring en weerstand bij zorgverleners en cliënten en daardoor juist stagnatie van de gewenste verandering. Duidelijke communicatie en ondersteuning vanuit het management en middenkader binnen zorgorganisaties zijn daarbij essentieel om ervoor te zorgen dat zorgverleners, cliënten en hun naasten de veranderingen begrijpen en kunnen omarmen.

Verschillende trajecten
Verschillende trajecten bieden ondersteuning bij het invoeren van veranderingen voor zorgaanbieders. Een greep waaruit zorgaanbieders kunnen kiezen: de innovatie-impuls voor de implementatie en opschaling van technologie, begeleiding a la carte om vernieuwende manieren van persoonsgerichte zorg te implementeren, regiokracht om de samenwerking in de regio verder te brengen, een ontwikkelprogramma voor de zorg voor mensen met complexe zorgvragen, labs en lerende netwerken vanuit de VGN over daginvulling en samenwerken met het netwerk van cliënten, een koplopergroep om de implementatie van technologie verder te brengen, Digizo om zorgorganisaties te ondersteunen bij het transformeren van hun processen en handvatten, en leertafels en ontmoetingen vanuit de transitie naar een toekomstbestendige gehandicaptenzorg.

Goede balans vinden
Welke keuzes maak je dan als zorgaanbieder, waar richt je je op in het aanpassen van je organisatie aan de uitdagingen van vandaag en de toekomst? In de praktijk is het essentieel dat er een goede balans wordt gevonden tussen het doorvoeren van veranderingen en het behouden van stabiliteit en continuïteit in de zorgverlening. Het is een uitdaging om de vele initiatieven en beleidsmaatregelen op een coherente en effectieve manier te integreren in de dagelijkse praktijk, zonder dat dit leidt tot overbelasting en weerstand.

Wij pleiten voor een meer integrale aanpak in de ondersteuning van zorgaanbieders vanuit landelijke partijen die verder gaat dan een gelijk gerichte visie en oplossingsrichtingen. Er is een breed gedeeld en veelbelovend perspectief nodig voor de toekomst van de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Het is nu aan alle betrokken partijen om samen te werken aan het aanbrengen van focus en hieraan acties te verbinden: welke knelpunten verdienen de meeste aandacht, welke oplossingen zijn het meest effectief gebleken en hoe kunnen die – op de korte en lange termijn – in de praktijk worden gecreëerd? Daarbij is het van belang te luisteren naar de behoefte van cliënten, naasten en zorgverleners en gebruik te maken van de inzichten die in diverse trajecten zijn opgedaan.

Alleen door gezamenlijke inspanningen om hen te ondersteunen in het doorvoeren van de benodigde veranderingen kunnen we de gehandicaptenzorg daadwerkelijk verbeteren en kunnen mensen met een beperking de zorg en ondersteuning krijgen die zij verdienen. Liever in gezamenlijkheid snelle kleine eerste stappen dan uiteenlopende grote actielijnen.

Verkenning kansen sociaal werk richting IZA, GALA en WOZO

“Het Integraal Zorgakkoord wil bewerkstelligen dat de zorg voor alle inwoners van Nederland goed, betaalbaar en toegankelijk blijft. Dat betekent onder andere een beweging ‘naar de voorkant’ en van medicaliseren naar normaliseren. Wij hebben daarvoor binnen sociaal werk belangrijke sleutels in handen, wordt er vaak gezegd. Bureau HHM bracht scherper in beeld waar we het meest bij kunnen dragen en hoe we de samenwerking met de zorg kunnen versterken. Daarmee hebben ze ons taal en focus gegeven, wat van pas komt binnen de eigen organisatie, in gesprek met andere organisaties en in de provincie”, aldus Marleen Tent (directeur Sedna, onderdeel sociaal werk organisatie Tintengroep). In opdracht van Tintengroep hebben wij  de kansen verkend van het sociaal werk richting IZA, GALA, WOZO. Dit resulteerde in een infographic met onderlegger.

Er moet een beweging ‘naar de voorkant’ gemaakt worden om mensen in de toekomst goede, toegankelijke en betaalbare zorg te kunnen (blijven) bieden, zoals geschetst wordt in het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Daarvoor is domeinoverstijgende samenwerking nodig tussen de zorg en het sociaal werk. Het sociaal werk pakt deze handschoen op.

Tintengroep, een belangrijke speler in het sociaal werk in Noord-Nederland, heeft ons gevraagd de kansen van het sociaal werk te verkennen richting verder gaande samenwerking met de zorg. Zij zien dat hun bijdrage cruciaal is om de doelstellingen van de akkoorden, en daarmee de beweging naar de voorkant, te realiseren. Zij zitten namelijk aan de voorkant, in de haarvaten van de samenleving.

Tintengroep is een koepel van organisaties gespecialiseerd in sociaal werk (‘welzijn’) en biedt op enkele plekken ook voorschoolse educatie. Als maatschappelijk ondernemer leveren aangesloten organisaties in bijna 20 gemeenten– verspreid over Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen en Overijssel –actieve bijdragen aan het welzijn van de inwoners in brede zin.

Gesprekken die we gevoerd hebben met organisaties uit het werkveld van Tintengroep laten zien dat het belang van het sociaal werk en hun cruciale rol in de beweging naar de voorkant breed gedeeld wordt. Daarnaast volgden uit deze gesprekken vier ‘sleutels tot succes’ voor het verstevigen van de samenwerking met de zorg:

Op inhoudelijk vlak
• Focus kiezen
• Meerwaarde zichtbaar maken

Op organisatorisch vlak
• Sectorale vertegenwoordiging organiseren
• Handelen vanuit lange(re) termijn strategieën

Tijdens het congres ‘Zorg en sociaal: naar een gedeeld verhaal’, georganiseerd door Sociaal Werk Nederland en Tintengroep, presenteerden Nico Dam en Janet van den Boer deze sleutels tot succes. In een workshop is door welzijnsdirecteuren, zorgmanagers en gemeenteambtenaren (en een enkele wethouder) hierop gereflecteerd. Op basis daarvan hebben we de sleutels tot succes verder aangescherpt en gepresenteerd in een infographic met bijbehorende onderlegger.

Deze sleutels worden opgepakt en we zien daar ook al de eerste resultaten van. Zo is bijvoorbeeld in Drenthe het sterker organiseren van sectorale vertegenwoordiging opgepakt. De Drentse welzijnsorganisaties, waaronder Sedna, hebben gezamenlijk de folder “Het sociaal werk, IZA, GALA, WOZO: De sleutel tot succes volgens de Drentse welzijnsorganisaties” (geïnspireerd op onze infographic) opgesteld waarin ze hun sleutelrol in de transitie van de zorg beschrijven.

Checklist Eigen regie voor kleinschalige wooninitiatieven

De mate van eigen regie verschilt binnen kleinschalige wooninitiatieven. Binnen het ene initiatief kun je als bewoner meebeslissen over bijvoorbeeld wie de zorg verleent, wat en wanneer gegeten wordt terwijl dit binnen een ander initiatief centraal wordt geregeld. Om ervoor te zorgen dat mensen een gefundeerde keuze maken voor een kleinschalig wooninitiatief, ontwikkelde bureau HHM samen met Comyoo – in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de ‘Checklist eigen regie voor kleinschalige wooninitiatieven’. GesprekEigenRegie.nl richt zich op mensen met een beperking, mensen met psychiatrische problematiek en ouderen die behoefte hebben aan een woonplek waar ook zorg geboden wordt.

De checklist is bedoeld om mensen bewuster te maken van hun mogelijkheden ten aanzien van eigen regie binnen kleinschalige wooninitiatieven. Daarnaast geeft de checklist informatie over de mogelijkheden van eigen regie bij verschillende typen wooninitiatieven en helpt wooninitiatieven om invulling te geven aan de eigen regie van cliënten.

Onze ervaring met eigen regie binnen kleinschalige wooninitiatieven
Bureau HHM is binnen diverse trajecten betrokken (geweest) bij kleinschalige woon­initiatieven in de zorg, zowel in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg als geestelijke gezond­heids­zorg. Tijdens gesprekken met cliënten, maar ook met familie en eigenaren van wooninitiatieven, is ‘eigen regie’ veelvuldig onderwerp van gesprek. Hierbij zien we veel verschillen in de wensen ten aanzien van de eigen regie, maar ook de mogelijkheden om de eigen regie te pakken. Sommige mensen vinden het belangrijk om op veel fronten in hun leven zelf beslissingen te nemen. Anderen vinden het fijn als (een deel van) dit soort beslissingen worden genomen door andere mensen die ze vertrouwen. Daarnaast komt het ook voor dat meer eigen regie wordt verwacht dan de bewoner of naasten wensen.

Wanneer een cliënt eenmaal heeft gekozen voor een wooninitiatief en niet tevreden is over hoe de eigen regie wordt vormgegeven, is verhuizen vaak een te grote stap. De checklist moet een mismatch tussen de verwachting en de werkelijkheid voorkomen. Dit instrument helpt om vooraf het goede gesprek te voeren over eigen regie. Passend binnen het concept van ‘eigen regie’ waren (toekomstige) bewoners van kleinschalige wooninitiatieven en hun naasten nauw betrokken bij de ontwikkeling van GesprekEigenRegie.nl

Dak- en thuislozentelling Achterhoek

In de Achterhoek brachten wij – in opdracht van centrumgemeente Doetinchem – de dak- en thuislozen in de regio in kaart. Hierbij keken we niet alleen naar aantallen maar ook naar achtergronden, omstandigheden en hulpvragen. De telling wees uit dat de regio minstens 264 dak- en thuislozen telt. Daarnaast zijn er 159 mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats met een postadres.  In totaal gaat het om 423 mensen zonder woon- en verblijfplaats, van 276 mensen in Doetinchem zitten. Onder hen 74 zogenaamde bankslapers en 52 mensen wonen in ‘niet-conventionele ruimtes’ zoals een woonwagen, tent of auto. Op basis van de onderzoeksuitkomsten wil Doetinchem toekomstbestendige huisvesting voor dak- en thuislozen realiseren.

Uit het onderzoek blijkt dat bij deze 423 dak- of thuisloze personen 71 minderjarigen (jonger dan 18 jaar) direct betrokken zijn en zich dus in dezelfde woonsituatie bevinden, wat het totaal 494 maakt. Daarnaast zijn er 44 minderjarigen (jonger dan 18 jaar) indirect betrokken. Deze bevinden zich dus niet in dezelfde woonsituatie (bijvoorbeeld als het minderjarige verblijft bij de andere ouder). Verder laat het onderzoek zien dat 45 dak- of thuisloze personen ouder dan 65 jaar waren. Dit is circa 10% van de totaal in kaart gebracht groep.

Het profiel van de dak- en thuisloze personen is divers. Het betreft personen in alle levensfasen, van jongvolwassenen tot ouderen. Ook is ruim een derde van de personen vrouw. Bijna een kwart van de personen is jonger dan 27 jaar. Ook zien we de nodige variatie daar waar het de gemiddelde duur van de dak- of thuisloosheid betreft. Bijna de helft van alle personen is al langer dan een jaar dak- en thuisloos, voor een kwart geldt zelfs dat dit al langer dat twee jaar duurt.

Lennart Homan: “Het onderzoek laat zien dat het stereotype beeld van de groep dak- en thuisloze mensen achterhaald is. Het beeld dat het gaat om mensen die op straat of in de opvang leven verdient bijstelling. Een aanzienlijke groep mensen verblijft bij vrienden, familie of in niet conventionele woonruimtes.”

Doetinchem is centrumgemeente voor de voorzieningen rond Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang in de regio Achterhoek. In het werken aan een toekomstbestendige huisvesting voor dak- en thuislozen is deze telling een belangrijke eerste stap. Hierbij gaat het om de mensen:

  • die op straat leven;
  • die in laagdrempelige kortdurende, noodopvang verblijven (nachtopvang);
  • die in een opvangvoorziening verblijven zoals de daklozenopvang of safe-housen;
  • die binnen een maand tijd de instelling waar zij verblijven, zoals bijvoorbeeld het ziekenhuis of de gevangenis moeten verlaten terwijl er voor hen geen stabiele woonoplossing is;
  • die verblijven in niet-conventionele woonruimtes, vaak zonder basisvoorzieningen zoals een tent, kraakpand, garage of auto;
  • die bij familie, vrienden, kennissen verblijven;
  • die binnen een maand de woning waar zij verblijven moeten verlaten bijvoorbeeld vanwege uitzetting of onbewoonbaarheid.

Telling
Het gaat om een telling waarbij diverse betrokken organisaties op hetzelfde moment alle daklozen in kaart brengen. Alle relevante partijen zoals wijkteams, zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, politie, woningcorporaties en campings werkten mee aan de telling.

In dit onderzoek is aansluiting gezocht bij de indeling van dak- en thuisloze inwoners conform de Ethos Light categorisering. Daarvoor is gebruikgemaakt van bestaande publicaties en bijbehorend instrumentarium, zoals de ‘Handleiding voor Lokale Besturen’, een publicatie van de KU Leuven en Lucas Zorgonderzoek & Consultancy, onder leiding van prof. dr. Koen Hermans. Daarbij vinden we het belangrijk te benadrukken dat in de praktische uitvoering van het onderzoek er op onderdelen een aangepaste aanpak is gevolgd, dan beschreven wordt in de geraadpleegde publicaties.

 

 

Kwetsbare inwoners in beeld

Om kwetsbare inwoners goed te kunnen helpen is het belangrijk om te weten om hoeveel mensen het gaat en welke zorg- en/of ondersteuning nodig is. Ook vanuit het programma ‘Een thuis voor iedereen’ wordt verlangd dat gemeenten een regionaal afgestemde woonzorgvisie opstellen waarin de woon-, zorg- en ondersteuningsbehoefte en -opgaven van aandachtsgroepen in kaart worden gebracht. Wij brengen deze aandachtsgroepen en hun behoeften in kaart. Alyssa Wegman: “We vinden het belangrijk dat alle inwoners een goede plek hebben om te wonen. Met of zonder ondersteuningsvraag. Lang niet alle gemeenten en/of regio’s hebben de aandachtsgroepen goed in beeld. Kwantificering is dan de eerste stap gevolgd door een visie die we eventueel samen vertalen naar concrete afspraken om ervoor te zorgen dat er gebouwd kan worden aan een inclusieve samenleving.”

Voorbeeldprojecten

Programmamanagement Enschede ‘Koploper huisvesting aandachtsgroepen’
In Enschede voerden we het programmamanagement uit voor het koploperstraject ‘Een thuis voor iedereen’. We hielpen de gemeente met:

  • Een regionale woonzorgvisie met daarin een kwantitatieve verdeling van de sociale woningbouw en huisvesting voor en ondersteuning van aandachtsgroepen. Dit moet uiteindelijk leiden tot een afgebakende visie waar alle gemeenten mee aan de slag kunnen.
  • Het vertalen van de visie naar lokale (prestatie)afspraken. Dit willen we doen in een regionaal woonzorgplan met daarin een doorvertaling naar lokale (prestatie-) afspraken met onder andere corporaties en zorg- en welzijnsaanbieders.
  • Advies over het al dan niet aanpassen of opstellen van lokale regelgeving om aandachtsgroepen de juiste urgentie te geven.
  • Het verspreiden van opgedane inzichten richting Rijk en Provincies.

Projectleiding drugsbestrijdingsfonds gemeente Enschede
De komende periode mogen we de gemeente Enschede helpen bij de preventie van harddrugsgebruik. We zorgen voor de projectleiding van het drugsbestrijdingsfonds gemeente Enschede. Onze opdracht is om een plan op te stellen gericht op de preventie van harddrugsgebruik met een looptijd van drie jaar. Dit plan stellen we op en voeren we uit in samenspraak met partners. Lennart Homan: “Preventie is erg belangrijk. Je hoopt op die manier verslaving te voorkomen én daarmee meer. De kans dat iemand met een verslaving op meerdere levensdomeinen problemen krijgt is reëel. Je wilt hiermee dus ook voorkomen dat iemand bijvoorbeeld psychische, financiële en/of woonproblemen krijgt.”

Fair share
Elders in het land helpen we een regio bij de eerlijke verdeling van middelen en plaatsen voor kwetsbare doelgroepen. Als onderdeel van een regionale woonzorgvisie zoekt de regio antwoord op hoe zij om wil gaan met de huisvesting van verschillende aandachtsgroepen. Wij doen onderzoek naar deze groepen. De opbrengsten worden gebruikt om het regionale gesprek over fair share te faciliteren, zodat de gemeenten afspraken kunnen maken over een eerlijke verdeling en het hiervoor benodigde voorzieningen en huisvestingsaanbod.

In kaart brengen dak- en thuislozen
We helpen verschillende gemeenten bij het in kaart brengen van het aantal dak- en thuislozen en de achterliggende oorzaken hiervan. We kijken hierbij ook naar achtergronden, omstandigheden en hulpvragen omdat dit nodig is om te komen tot toekomstbestendige huisvesting voor deze mensen.

Vakmanschap op de kaart

Met deze vragenset voeren teams laagdrempelig gesprekken over onderwerpen als ‘ruimte voor de professional’, ‘vakmanschap’, ‘persoonlijk leiderschap’ en ‘regeldruk’. Onderwerpen die onverminderd actueel zijn in de zorgsector. De prikkelende vragen nodigen teamleden uit zich uit te spreken over deze onderwerpen en ze te koppelen aan persoonlijke ervaringen.

Met de vragenset kunnen teamleden elkaar (nog beter) leren kennen en op een laagdrempelige wijze feedback geven. De vragen zijn ingedeeld in vijf categorieën:

  • Cliënt & professional
    Voorbeeldvraag: Op welk resultaat dat je met een cliënt bereikt hebt, ben je het meest trots? En waarom?
  • Professional & teamleider
    Voorbeeldvraag: Waarin geeft jouw leidinggevende het goede voorbeeld aan jou? Waarin geef jij zelf het goede voorbeeld aan je collega’s?
  • Professional & organisatie
    Voorbeeldvraag: “Ik voel mij gesteund door de organisatie om meer maatwerk voor een cliënt te gaan bieden.” In hoeverre klopt dit voor jou?
  • Praktijk & leren
    Voorbeeldvraag: Wat ziet een nieuwe medewerker die net bij jullie is komen werken? Wat spreekt aan? Wat wordt gemist?
  • Samenwerken
    Voorbeeldvraag: “In een goed team is iedereen niet gelijk, maar wel gelijkwaardig.” Wordt ieders inbreng in dit team gehoord en erkend? Van wie meer en van wie minder? En waarom?

De vragenset biedt verschillende speelmogelijkheden. Het kan gespeeld worden in één sessie van 45-60 min, waarbij maximaal 15 teamleden om de beurt een kaart trekken en de vraag op de kaart beantwoorden. Ook zijn deze kaarten erg geschikt om een werkoverleg mee te beginnen of als onderdeel van een teambuildingsdag.

Benieuwd naar praktijkervaringen?
Vakmanschap op de kaart is ontwikkeld door bureau HHM. Praktijkervaringen leren ons dat teamleden positief verrast zijn. Met name omdat ze geprikkeld worden om na te denken over hun eigen rol als professional in een veranderende omgeving, elkaar beter leren kennen en leren van elkaars ervaringen.

Het spel bestellen?
Dat kan hier! De kosten bedragen € 16, – per exemplaar inclusief btw en verzendkosten.

 

Evaluatierapport subsidieregeling Geestelijke Verzorging Thuis aangeboden aan Tweede Kamer

De resultaten van de evaluatie van de subsidieregeling Geestelijke Verzorging Thuis (GV Thuis) zijn aangeboden aan de Tweede Kamer. Bureau HHM voerde deze evaluatie uit in opdracht van het ministerie van VWS. We keken naar het doel van de regeling, de manier waarop de regeling in de praktijk wordt uitgevoerd en naar de resultaten. Daaruit concluderen we dat de doelstellingen zijn behaald en dat de regeling GV Thuis effectief is. Tegelijk zien we mogelijkheden voor verbetering.

Sinds 2019 stimuleert het ministerie van VWS via de subsidieregeling geestelijke verzorging voor:

1) Palliatieve patiënten en hun naasten
2) Mensen van 50 jaar en ouder met een zingevingsvraag
3) Ernstig zieke kinderen en hun naasten

Geestelijk verzorgers zijn deskundig in het omgaan met levensvragen, zingeving, spiritualiteit en ethische afwegingen. Ze zijn er voor iedereen, ongeacht geloof of levensovertuiging. Dankzij de regeling is geestelijke verzorging in de thuissituatie mogelijk. Geestelijk verzorgers zijn daarnaast werkzaam in zorginstellingen, gevangenissen, bij defensie en bij de politie.

Van 2019 tot en met 2022 zijn vanuit de subsidieregeling ruim 27 duizend mensen thuis geholpen. Ook zijn er bijna 11 duizend uren bijscholing gegeven aan zorgverleners en vrijwilligers en is voor bijna 5000 uur deelgenomen aan multidisciplinaire overleggen.

Mensen geven aan zeer tevreden te zijn met de ontvangen geestelijke verzorging en er echt mee geholpen te zijn. Wel is het zicht op wie precies bereikt worden, welke inzet precies gepleegd wordt en wat dit concreet oplevert nog beperkt.

 

Janet van den Boer, bureau HHM:
“Het was zoeken hoe we op een goede manier de ervaringen van de cliënten in deze evaluatie mee konden nemen, omdat deze mensen in een kwetsbare fase van hun leven zitten. Echter zijn hun ervaringen in deze wel heel belangrijk en waardevol om mee te nemen. Uiteindelijk is dat gelukt door de vragenlijst via de geestelijk verzorgers aan te bieden. In de reacties zag je terug dat geestelijke verzorging heel veel voor mensen kan betekenen. Soms kreeg ik kippenvel bij het lezen van de reacties.”

Aanbevelingen
Door de regeling is het mogelijk gemaakt dat geestelijke verzorging in de thuissituatie in korte tijd opgezet kon worden. Maar daarbij is niet altijd tijd en ruimte geweest om een goede basis te leggen en kennis en ervaringen uit te wisselen. Centra voor Levensvragen moesten veelal zelf het wiel uitvinden en verschillen mede daardoor vaak in vorm en werkwijze. Wij denken dat het nu tijd is voor het veld om een pas op de plaats te maken om dataverzameling en monitoring te verbeteren en de organisaties te professionaliseren. Het zou goed zijn als Centra voor Levensvragen de tijd nemen om van en met elkaar te leren en om, waar nodig en gewenst, activiteiten en werkwijzen af te stemmen. Daarnaast is het zinvol als zij vooruit kijken en andere financieringsmogelijkheden onderzoeken. Hoe de financiering van geestelijke verzorging in de thuissituatie er na 2026 uit zal zien is namelijk nog onduidelijk.

In 2026 zal de regeling nogmaals geëvalueerd worden. Het is van belang dat er dan goed zicht is op wat het veld te bieden heeft, wat het toevoegt ten opzichte van andere zorgverlening en wat het daarvoor nodig heeft. Daarmee kunnen vervolgens gefundeerde beleidskeuzes gemaakt worden.

Rapport en Kamerbrief
Het evaluatierapport is gepubliceerd als bijlage bij de ‘Kamerbrief over stand van palliatieve zorg en geestelijke verzorging’ van 14 december 2023.

Wegwijzer complexe gehandicaptenzorg – de juiste route voor het inzetten van extra expertise bij complexe zorgvragen

Zorg voor kwetsbare mensen in de gehandicaptenzorg vraagt soms om aanvullende expertise. Om de mogelijkheden hiervoor in kaart te brengen, ontwikkelde bureau HHM in samenwerking met Comyoo de Wegwijzer complexe gehandicaptenzorg. Ook maakten we een filmpje waarin we inzoomen op de Crisis- en ondersteuningsteams (C.O.T.’s). Beiden zijn door minister Helder aangeboden aan de Tweede Kamer met de Kamerbrief over stand van zaken rondom de complexe gehandicaptenzorg. Het Ministerie van VWS (onze opdrachtgever), Zorgkantoren, CCE, crisisregisseurs en zorgaanbieders waren betrokken bij het proces.

Soms is de zorg complexer dan een team of aanbieder alleen kan bieden. Dan is het fijn om hulp van andere professionals te krijgen. De Wegwijzer laat zien via welke routes extra ondersteuning, expertise en consultatie in te zetten is. Deze is in eerste instantie ontwikkeld om de maatregelen voor complexe zorg, die in het kader van het programma Volwaardig leven zijn ontwikkeld, meer bekendheid te geven. Dit betreft het Maatwerkproces (voorheen Maatwerkplekken) en de Crisis- en ondersteuningsteams (C.O.T.’s). Omdat deze maatregelen niet op zichzelf staan en het juist van belang is om bij problemen tijdig te interveniëren, schetsen we met de Wegwijzer het complete palet aan mogelijkheden voor aanvullende expertise, Zo organiseren partijen samen de beste inzet van tijd en middelen rondom complexe zorgvragen.

De Wegwijzer beschrijft vijf situaties, variërend van een stabiele situatie waarin het goed gaat met de persoon met een verstandelijke beperking tot de situatie waarin sprake is van een acute crisis waarbij direct moet worden ingegrepen. Bij elke situatie staan indicatoren beschreven met tips en mogelijkheden voor een aanpak. Daaronder staat welke expertises er kunnen worden ingezet. Hierbij gaat het om interne expertise, externe expertise, het proces bij (dreigende) crisis en het proces bij het ontbreken van aanbod. De C.O.T.’s en het Maatwerkproces zijn beide onderdeel van deze Wegwijzer.

De positie van C.O.T.’s binnen de crisisregeling
Daarnaast hebben we voor de C.O.T.’s een uitlegfilmpje gemaakt waarin de positie van de C.O.T.’s binnen de crisisregeling duidelijk wordt toegelicht.

Achtergrond
In het kader van het (inmiddels afgeronde) programma Volwaardig leven zijn maatregelen in gang gezet om meer passende zorg voor mensen met een complexe zorgvraag te realiseren. Er zijn Maatwerkplekken gecreëerd voor mensen die elders geen passende zorg kunnen krijgen vanwege hun complexe zorgvraag. Er is een landelijk dekkend netwerk van crisisregisseurs neergezet. Zij bepalen welke interventie voor een Wlz-cliënt met een verstandelijke beperking in crisis nodig is. En er zijn crisis- en ondersteuningsteams (C.O.T.’s) opgezet bestaande uit een aantal gespecialiseerde zorgverleners. Deze zorgverleners kunnen op locatie adviseren bij een (dreigende) crisissituatie, op aanvraag van een zorgorganisatie. Het C.O.T. neemt de zorg niet over. Het team biedt extra ondersteuning aan de zorgverleners die met de cliënt werken, bijvoorbeeld via observatie, probleemanalyse en coaching on the job.

Deze maatregelen zijn door bureau HHM gevolgd en geëvalueerd van 2020 tot en met 2022 om zichtbaar te maken wat dit betekent voor mensen met een beperking en de professionals en wat dit mogelijk aanvullend nog vraagt van alle betrokkenen. Uit deze evaluatie bleek dat de Maatwerkplekken en C.O.T.’s een duidelijke eigen plek en meerwaarde hebben, waarbij tevens een olievlekwerking is ontstaan van bewustwording van de noodzaak én de potentie om de complexe zorg te verbeteren.

Om de positie en de effectiviteit van de Maatwerkplekken en C.O.T.’s verder te versterken, hebben wij in de genoemde evaluatie verschillende aanbevelingen gedaan. Eén van de aanbevelingen is gericht op het verbeteren van de communicatie rondom de Maatwerkplekken en C.O.T.’s en de uitwisseling van ervaringen / intervisie tussen aanbieders met Maatwerkplekken en tussen C.O.T.’s. Deze aanbevelingen zijn opgevolgd met als resultaat onder andere de volgende publicaties:

Wegwijzer complexe gehandicaptenzorg
Crisis en Ondersteuningsteam C.O.T. – uitlegfilm
Handreiking crisiszorg – De werkwijze bij crisissituaties in de Wlz
Rapportage Intervisie & Communicatie complexe gehandicaptenzorg

Rapportage evaluatie Palliatieve Zorg Nederland

Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) bestaat vijf jaar. In opdracht van het ministerie van VWS voerde bureau HHM een evaluatie uit naar het functioneren van PZNL. Om te onderzoeken of de doelstelling van PZNL helder is en aansluit bij de wensen van het veld, welk type organi­satie in de toekomst nodig is en hoe deze organisatorisch effectief kan opereren.

PZNL kent twee organisatorische eenheden: een stichting en een vereniging (voorheen coöperatie). Daarnaast hebben de Netwerken Palliatieve Zorg het afgelopen jaar de vereniging NPZ opgericht. Voor dit onderzoek interviewden we een brede reeks betrokkenen en ook hebben we een vragenlijst uitgezet onder de Netwerken Palliatieve Zorg. Uit de evaluatie blijkt dat de doelstelling van PZNL helder is en volstaat, ook naar de toekomst toe: versnippering tegengaan en krachten bundelen, door organisaties te verbinden, samenwerking te bevorderen, zorgdomeinen beter op elkaar te laten aansluiten en zorgkwaliteit te verbeteren.

De respondenten zien kansen voor het verder verbeteren van het functioneren van PZNL, waarbij ze vooral behoefte hebben aan een heldere governance structuur, met duidelijke rollen, taken en bevoegdheden. Er is met name verbetering nodig in de samenwerking binnen de vereniging PZNL, tussen de Vereniging PZNL en de Stichting PZNL en tussen de Stichting PZNL en de vereniging NPZ.

Om hieraan invulling te kunnen geven doen wij de volgende aanbevelingen:

  1. Vereenvoudig de organisatorische vormgeving van PZNL
  2. Versterk de samenwerking tussen actoren
  3. Zorg voor rolzuiverheid in het handelen van actoren
  4. Versterk het lerend vermogen van actoren
  5. Creëer randvoorwaarden die de samenwerking bevorderen

In de kamerbrief Stand van zaken palliatieve zorg en geestelijke verzorging staat beschreven hoe deze vijf aanbevelingen de komende periode worden opgepakt.

Moniek Rolleman: “Tijdens de vele interviews die wij hebben gevoerd, vond ik het mooi om te merken dat de betrokken partijen met hun werkzaamheden uiteindelijk maar één doel hebben: het verbeteren van de palliatieve zorg voor patiënten, hun naasten en de zorgverlener, zodat de kwaliteit van leven zo hoog mogelijk blijft!”

Publicatie
Meer informatie vindt u in de rapportage Evaluatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL), waarin de aanbevelingen zijn uitgewerkt. Het ministerie van VWS heeft het rapport met de Kamerbrief naar de Tweede Kamer gestuurd.

Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019

We hebben kennisgenomen van het vonnis van de CRvB van 13 december 2023 inzake de gemeente Dronten (ECLI:NL:CRVB:2023:2470). Daarin geeft de CRvB aan dat de normen voor het resultaat ‘schoonmaken’ in het normenkader door gemeenten in zijn geheel mogen worden gebruikt. Maar dat zij niet kon beoordelen of de normen voor het resultaat ‘wasverzorging’ ook tot stand zijn gekomen op basis van objectief, onafhankelijk en deskundig uitgevoerd onderzoek. Over de wijze waarop ook dit resultaat binnen het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 is gebaseerd op onderliggend onderzoek, hebben wij een technische toelichting geschreven.

Voor meer informatie hierover kunt u  contact opnemen met Marco Wolves of Nico Dam via t. 053 433 05 48.

 

Inventarisatie aanbod cruciale ggz

Wat is cruciale ggz? Dat is op initiatief van de Nederlandse ggz geïnventariseerd in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Bureau HHM ondersteunde deze inventarisatie.

Om de toekomst van de zorg in Nederland kwalitatief, betaalbaar en bereikbaar te houden, is in het najaar van 2022 het Integraal Zorg Akkoord (IZA) gesloten. Ondertekenaars zijn het Ministerie van VWS en tal van (koepel-) organisaties in de zorg, waaronder ‘de Nederlandse ggz’ als branche- en netwerkvereniging voor de geestelijke gezondheidszorg in Nederland.

In het IZA zijn afspraken gemaakt om antwoorden te vinden op de problemen die vandaag de zorg bedreigen, zoals krapte op de arbeidsmarkt, stijgende kosten, versnipperd aanbod en administratieve lasten. Voor de ggz zijn, naast de uitwerking van de meer algemene doelen als passende zorg en regionale samenwerking op onderdelen van de ggz, vier specifieke doelen opgenomen:

  • Terugdringen van wachttijden;
  • Inrichten van laagdrempelige regionale en digitale steunpunten;
  • Ontwikkeling van digitale vormen van zorg;
  • Inzicht krijgen in het cruciale ggz-aanbod, per regio en landelijk.

Het begrip cruciale ggz is nog niet eenduidig en specifiek gedefinieerd, maar wordt in de Handreiking cruciale ggz zo omschreven:

Ggz met een hoge logistiek (zorgaanbod) en een inhoudelijke
(zorgvraag) complexiteit, waarbij cliënten/patiënten ernstige
gezondheidsschade kunnen oplopen wanneer deze zorg
(tijdelijk) niet meer beschikbaar is.

Bureau HHM leverde een bijdrage aan het inzicht in de cruciale ggz. Doel van onze begeleiding was dat de inventarisatie succesvol verloopt en dat de beoogde resultaten werden bereikt:

  1. Er is een definitie van ‘cruciale ggz’.
  2. Er is een landelijk overzicht van het aanbod van cruciale ggz.
  3. Dit aanbod is gevisualiseerd op een landkaart.

Publicaties
Overzichtskaart mogelijk cruciale ggz medio 2023 

Onderzoeksrapport: Inventarisatie aanbod cruciale ggz – Een eerste beeld op basis van input vanuit de regio’s

 

Handreiking Zorgovergangen voor jongvolwassenen met een LVB in beeld

Om jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking (LVB) tijdens de stap naar volwassenheid de juiste zorg te (blijven) bieden, ontwikkelde bureau HHM de handreiking Zorgovergangen voor jongvolwassenen met een LVB in beeld. Er is een versie voor zorgprofessionals en een versie voor de jongvolwassenen zelf. Beide hebben een praktische insteek en helpen om de zorgcontinuïteit te verbeteren.

Voor jongvolwassenen met een LVB verloopt de zorgovergang naar volwassenheid niet altijd goed. Dit levert veel onzekerheid en stress op bij de persoon en zijn naasten en kan ook leiden tot onderbreking van zorg en

ondersteuning. In het kader van de ‘Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking’ willen het Ministerie van VWS en de betrokken partijen dit probleem aanpakken. De door bureau HHM ontwikkelde handreikingen dragen hieraan bij. De handreiking voor professionals geeft informatie over een LVB en over de zorgwetten en wat partijen kunnen doen voor soepele overgangen in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. De handreiking voor jongvolwassenen richt zich op verduidelijken van de zorgovergangen en de partijen die daarin een rol spelen.

Louise Pansier, bureau HHM: “Het is een kwetsbare doelgroep die ook snel buiten beeld kan raken juist door de mogelijkheden die ze heeft.”

Voor professionals
Deze handreiking richt zich op alle professionals die te maken hebben met jongvolwassenen met een LVB, zowel zorgverleners en consulenten als beleidsmakers en financiële medewerkers. Het laat de zorgovergangen in tekst en in beeld zien en geeft antwoord op de vraag ‘Wat kunnen de verschillende partijen (gemeente, zorgverzekeraar, zorgkantoor, zorgaanbieder) doen voor een soepele zorgovergang?’.

Louise: “Er wordt geredeneerd vanuit de grenzen aan de wetgeving. Men denkt ‘hier stopt het’. Maar er is vaak van alles mogelijk. De handreiking maakt duidelijk welke zorgovergangen er zijn en wat partijen kunnen doen om continuïteit in de zorg te realiseren. Zowel op het niveau van het individu als voor de doelgroep in z’n geheel.”

Voor jongvolwassenen met een LVB
Deze handreiking begint met een afbeelding van de zorgovergangen die iemand met LVB doormaakt op weg naar volwassenheid. Daarna volgt een uitleg van de zorgwetten en waar meer informatie te vinden is over deze zorgwetten. Deze versie is voorgelegd aan jongvolwassenen met een LVB. Zij hielpen ons om de teksten nog beter aan te laten sluiten bij de doelgroep. Ze gaven aan het een duidelijk en bruikbaar document te vinden.

 

AVE duurzaam borgen doe je met ons nieuwe aanbod Train de Trainer

Om de AVE-werkwijze goed te borgen is het belangrijk dat ook nieuwe medewerkers getraind worden in de werkwijze en hun rol als casus- of procesregisseur. Met ons nieuwe aanbod Train de Trainer kunnen nieuwe medewerkers snel en binnen de organisatie getraind worden. Wij leiden een aantal medewerkers versneld op tot AVE-trainer zodat zij nieuwe medewerkers kunnen trainen. Inmiddels hebben we dit in meerdere gemeenten gedaan en de ervaringen zijn positief.

Hoe werkt het?
We starten met het uitwerken van een (op maat) gemaakt programma. Het programma is een verkorte versie van de training casus- en procesregie en duurt gemiddeld een halve dag. Vervolgens worden medewerkers (hoeveelheid is afhankelijk van de wens en grootte van de gemeente) geselecteerd die de training gaan geven aan nieuwe collega’s. Dit kunnen medewerkers zijn vanuit het Sociaal Domein (Wijkteam/ toegang medewerkers), Veiligheidsdomein (OOv-ers/ Procesregisseurs) of bijvoorbeeld het Zorg- en Veiligheidshuis. Voor een integrale benadering en eigenaarschap is een combinatie van deze afgevaardigden een pré!

Uitvoering Train de Trainer
Nadat het programma gereed is gaan we met de trainers aan de slag! Naast dat de trainers getraind moeten worden in hun nieuwe rol als trainer en AVE goed moeten kennen, nemen we hen mee in de verkorte training waarbij de focus ligt op zowel het ‘wat’ als het ‘hoe’. Tijdens de training staat het ‘spreken van dezelfde taal’ centraal!

Regionale woonzorganalyse Midden-Limburg

In de regio Midden-Limburg is het voor steeds meer mensen moeilijk om een geschikte woning te vinden. Dit geldt ook voor mensen die zich in een kwetsbare situatie bevinden, afhankelijk zijn van extra zorg of begeleiding, of hun leven opnieuw moeten opbouwen. Om ervoor te zorgen dat mensen in deze regio ook in de toekomst kunnen wonen passend bij hun zorg- en of hulpvraag helpt bureau HHM de regio met het opstellen van een regionale woonzorganalyse. We doen dit samen met In.Fact.Research.

De uitkomsten van de analyse moeten als basis dienen voor het opstellen van een regionale (en/of lokale) woonzorg­visie(s). De analyse moet helpen bij het vormgeven van woningbouwplannen, het maken van goede afspraken met corporaties en zorgorganisaties en het inrichten van het sociaal domein.

Via programma’s als een ‘Een thuis voor iedereen’ en ‘Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen’ neemt de Rijksoverheid (steeds) meer regie en sturing op de huisvesting van kwetsbare mensen. Dit wordt langs verschillende actielijnen uitgewerkt. Eén van deze lijnen is het opstellen van integrale woonzorgvisies door gemeenten. Om te komen tot een goede visie moet je eerst de opgaven goed in beeld hebben. Daarom helpt bureau HHM verschillende gemeenten en regio’s bij het opstellen van zowel woonzorganalyses, woonzorgvisies en de vertaling van deze visies naar uitvoeringsplannen.  Wij doen dit als onderzoeker, procesbegeleider en verbinder. We brengen de benodigde kennis in om samen met de verschillende stakeholders tot succesvolle oplossingen te komen.

In Midden-Limburg helpen we de zeven gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. Zij vinden het belangrijk om de opgave gezamenlijk in beeld te brengen zodat het vertrekpunt bij het opstellen van de woonzorgvisie(s) gelijk is en zodat de opgaven regionaal kunnen worden opgepakt.

Lennart Homan: “Bij het ontwikkelen van passende woonoplossingen voor kwetsbare mensen spelen meerdere partijen een belangrijke rol. Zorgaanbieders, corporaties, gemeenten én inwoners moeten nauw samenwerken. Door samen de opgave in beeld te brengen, ambities te formuleren en plannen te maken ontstaat een gedeelde verantwoordelijkheid. Een belangrijke voorwaarde om in de praktijk echt het verschil te maken.”

Marktscan extramurale hulpmiddelen

De extramurale hulpmiddelenmarkt staat onder druk. Er zijn signalen dat dit onder andere komt door markconcentratie, vergrijzing, krapte op de arbeidsmarkt en de overheveling van intramurale naar extramurale zorg. Om grip te krijgen op het aanbod, de kwaliteit en betaalbaarheid van de extramurale hulpmiddelen heeft het ministerie van VWS bureau HHM gevraagd een marktscan uit te voeren.

De medische hulpmiddelensector is omvangrijk en divers. ‘Medische hulpmiddelen’ is een verzamelnaam voor meer dan vijfhonderdduizend verschillende producten. ‘Extramurale hulpmiddelen’ is één van de categorieën binnen de medische hulpmiddelen. De extramurale hulpmiddelen omvatten alle hulpmiddelen die mensen in de thuissituatie helpen om met een lichamelijke beperking of chronische ziekte deel te kunnen nemen aan het leven.

Gemeenten en zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de inkoop, financiering en het verstrekken van extramurale hulpmiddelen (onder de Wmo respectievelijk de Zvw) én voor de toegankelijkheid en kwaliteit ervan. Op de extramurale hulpmiddelenmarkt (Zvw) is een groot aantal partijen actief.

Met de marktscan brengen wij door middel van data-analyse en interviews met landelijke partijen, zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen, leveranciers en brancheorganisaties de ontwikkelingen van de afgelopen vijf jaar in kaart. Daarnaast kijken we naar toekomstige ontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor het aanbod, de kwaliteit en de betaalbaarheid van extramurale hulpmiddelen.

 

 

Evaluatierapport Programma Ethiek en Gezondheid aangeboden aan het ministerie van VWS

Op verzoek van ZonMw voerde bureau HHM een evaluatieonderzoek uit naar het programma Ethiek en Gezondheid (E&G). Op 31 oktober is het evaluatierapport aangeboden aan het ministerie van VWS. Dit programma maakt onderzoek mogelijk op het terrein van ethiek in de gezondheidszorg, met als doel het vergroten van inzicht in en kennis over concrete, actuele, ethische dilemma’s of vragen op het terrein van ethiek en gezondheid. De evaluatie laat zien dat ondanks de bescheiden omvang het programma een belangrijke toegevoegde waarde heeft.

Een belangrijke uitkomst van de evaluatie is de aanbeveling om het programma E&G te behouden, waarbij gekeken kan worden naar flexibelere subsidiemogelijkheden en verbreding of verdieping van het programma. Daarnaast blijkt dat de implementatie van de projectresultaten deels tot stand is gekomen, maar ook dat de impact nóg groter kan zijn als het programma ondersteunt bij de verdere verspreiding en implementatie van projectresultaten. Een uitdaging voor de toekomst van het programma ligt in het versterken van de betrokkenheid van patiënten, cliënten, burgers en zorgverleners.

Voor deze evaluatie hebben we een combinatie van onderzoeksmethoden ingezet. Zo verkregen we een breed beeld van het functioneren van het programma en konden concrete aanbevelingen voor de toekomst doen.

De programmacommissie E&G heeft op het externe evaluatierapport een reflectie en aanbevelingen geschreven.

Versnellers GGZ Zwolle

Als versnellers ondersteunen we het Netwerk Tijdige en Passende Mentale Zorg (TPMZ) in de regio Zwolle. Het netwerk TPMZ werkt aan een duurzame samenwerkingsrelatie om domeinoverstijgende tijdige en passende hulp aan mensen met mentale klachten te organiseren.

De afgelopen periode zijn verschillende samenwerkingsinitiatieven gestart. De partijen in het netwerk willen deze activiteiten bestendigen en verbreden, om zo de toegankelijkheid van de GGZ te verbeteren en de instroom af te buigen. De versnellers leveren een bijdrage in het ontwikkelen, monitoren en borgen van de werkwijze en het verbinden van bestaande en nieuwe partijen in het netwerk.

 

Leidraad Perspectief op persoonsgerichte zorg uitgebreid met VG7

De Leidraad Perspectief op persoonsgerichte zorg is uitgebreid met een zesde, doelgroepspecifieke uitwerking: passende zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en een intensieve zorgvraag. Het gaat om mensen die een indicatie hebben voor zorgprofiel VG7. Samen met experts uit het veld ontwikkelde bureau HHM deze specificatie. Louise Pansier (bureau HHM): “Een waardevol document voor de intensieve gehandicaptenzorg. Met dank aan alle professionals en vertegenwoordigers van landelijke partijen die input of feedback leverden.”

Louise was samen met Patrick Jansen (bureau HHM) betrokken bij de ontwikkeling van de leidraad ‘Perspectief op Persoonsgerichte Zorg’ in 2020 en 2021. De leidraad beschrijft welke zorg- en dienstverlening nodig is, zodat mensen met complexe en intensieve zorgvragen het leven zoveel mogelijk kunnen leiden zoals zij dat willen. De leidraad bestond uit een generiek deel en vijf specifieke uitwerkingen. ​Deze zijn gericht op mensen met ernstig meervoudige beperkingen (EMB), mensen met ernstige verstandelijke beperkingen (EVB), mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB), mensen met lichamelijke beperkingen (LB) en mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Nu is daar dus de zesde uitwerking voor: mensen met een verstandelijke beperking en een intensieve zorgvraag, aan toegevoegd. Deze specifieke uitwerking is toegevoegd omdat het aantal signalen over knelpunten over de zorg voor deze mensen toeneemt.

Louise Pansier: “Door de toevoeging van deze specificatie hopen we dat alle organisaties die zorg bieden aan mensen met zorgprofiel VG7 voldoende handvatten hebben om deze mensen goede zorg te leveren. In de praktijk heerst soms de waan van de dag en doen mensen makkelijk wat ze altijd deden. De leidraad helpt bij bewustwording wat een organisatie te doen heeft om de zorg voor mensen met VG7 op orde te hebben.”

 

 

 

 

 

 

Straks goed voorbereid op Wams? Start dan nu met AVE!

Naar alle waarschijnlijkheid treedt de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) in juli 2024 in werking. De wet maakt het mogelijk voor gemeenten om gegevens van inwoners vanuit meerdere afdelingen te verzamelen. Zo kunnen mensen met meervoudige problematiek beter geholpen worden. Wie goed voorbereid wil zijn op de invoering van Wams is geholpen bij duidelijke processen en (samen)werkafspraken. Onze Aanpak Voorkoming Escalatie (AVE) helpt hierbij. Met AVE worden rollen en verantwoordelijkheden op verschillende niveaus afgesproken en belegd.

AVE is een strategische aanpak bedoeld als kapstok om duidelijkheid te creëren én om op lokaal niveau het gesprek te faciliteren. Dit gesprek vindt plaats op vier niveaus, namelijk casusniveau, procesniveau, managementniveau en bestuurlijk niveau. Het doel is het voorkómen van een dreigend escalerende situatie en het beperken en beëindigen van een escalerende situatie en het doorbreken van stagnatie in de samenwerking tussen betrokken partijen. Het beoogt een betere samenwerking tussen organisaties maar ook tussen de verschillende gemeentelijke domeinen zoals Jeugd, Werk en Inkomen, Maatschappelijke ondersteuning en Schuldhulpverlening. Om dit goed te laten werken is informatie over de inwoner een van de belangrijke sleutels tot succes. In de praktijk bleek dit echter ook een belangrijk knelpunt. Er waren te weinig juridische mogelijkheden om informatie integraal te delen. De Wams maakt hier een einde aan.

Het AVE-model beschrijft verschillende fasen. Omdat per fase de verschillende verantwoordelijkheden (casusregie, procesregie, operationele verantwoordelijkheid en bestuurlijke verantwoordelijkheid) worden toegewezen binnen de gemeente en/of regio is het een goede voorbereiding op de invoering van de Wams. De Wams regelt dan ondersteunend welke informatie gedeeld wordt en geeft het college de mogelijkheid om de coördinatiebevoegdheid formeel te beleggen.

Bureau HHM is de ontwikkelaar van AVE en adviseert en ondersteunt gemeenten bij de inrichting van AVE en zorgt voor implementatie door middel van het organiseren van bijeenkomsten, workshops en trainingen.

 

 

 

 

Hoe gewenning en slim inzetten van zorgtechnologie de ouderenzorg kan helpen

Connie Helder, minister van Langdurige Zorg, bezocht Helsinki opzoek naar inspiratie voor haar ouderenbeleid. De situatie in Finland is immers vergelijkbaar met die in Nederland: beide landen hebben een sterk vergrijsde bevolking en een tekort aan personeel. Ilco Toebes, bureau HHM: In Nederland zijn we nog niet zo ver maar wij zien wel dat het gebruik van zorgtechnologie verder toeneemt. In de Twentsche Courant Tubantia las ik een artikel van Niels Klaassen over het bezoek van minister Helder. Wat mij opviel is dat ze daar verder zijn met onder andere telecare.”

Het principe van telecare (zorg op afstand via een tablet) is een succesvolle andere manier van werken in Finland. De bevolking is eraan gewend geraakt en vraagt zich zelfs af “waarom we het niet via een scherm” doen wanneer de verpleegkundige aan de deur komt. Niet alleen de zorgvragers profiteren hiervan, ook onder het personeel is het populair. Het biedt een oplossing voor het personeelstekort en veel medewerkers die aldus het artikel ‘zelf fysieke klachten hebben, wat ouder zijn en vanuit huis willen werken doen dit graag’.

De ontwikkelingen van zorgtechnologie gaan in een hoog tempo en dergelijke technieken worden in Nederland ook al breed toegepast. Daarbij heeft elke vorm van zorgtechnologie vaak een afzonderlijke app, waardoor het integraal toepassen als erg lastig wordt ervaren. Het verschil met de Nederlandse ouderenzorg is dat ze in Finland allerlei technologieën combineren, zodat zowel de oudere, verzorgende, behandelend arts én de mantelzorger op één systeem kan inloggen waar de gegevens in samenkomen. Middels een combinatie van wearables, sensoren en robotica combineren ze data, die voor jou, je kinderen, je partner en zorgverleners beschikbaar is. Hierdoor kan tijdig en passend zorg en ondersteuning geboden worden.

Het artikel uit de Tubantia sluit af met een mooi voorbeeld van een woongroep georganiseerd door ouderen zelf. Dit kan eenzaamheid voorkomen en houdt ouderen vitaal en levendig. Zorg wordt er niet geboden en mocht het nodig zijn dan is er altijd nog technologie als eerste redmiddel. De schaarse personeelscapaciteit kan dan worden ingezet voor het werk dat alleen mensen kunnen doen.

Volgens de minister is er dan ook “niet één oplossing, dat zie je hier ook weer. Het is en, en, en.” Ilco: “Dit vraagt dan ook om een aanpak met zowel inzet van technologie, nieuwe manieren van werken, goed opgeleid personeel en preventie”.

 

Inspiratiebijeenkomsten AVE inclusief presentatie nieuwe handreiking

Om te vieren dat de Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE) al op zoveel plekken tot verbinding heeft geleid vierden we in april en mei een feestje in de vorm van een inspiratiebijeenkomst. Een feestje dat mocht rekenen op veel belangstelling uit het hele land. Einddoel? Een nog betere verbinding tussen het zorg- en veiligheidsdomein zodat de mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben beter en sneller worden geholpen. Waar uiteraard ook de omgeving baat bij heeft.

Tijdens de bijeenkomsten deelden we vanuit bureau HHM (de ontwikkelaar van AVE) de geleerde lessen van de afgelopen 7,5 jaar.

We stonden stil bij de volgende vragen:

  • Waar draagt AVE aan bij?
  • Welke stappen kan ik nemen om AVE te implementeren?
  • Waar dien je rekening mee te houden bij het inrichten en implementeren van AVE?
  • Wat zijn de werkbare elementen van AVE?
  • Welke stappen kunnen we zetten in de diverse fases?
  • Hoe kunnen we van een lokale tot een regionale inrichting komen?

Carlos Weijers, Hendrik Overeinder en Bas Bonten – alle drie professioneel betrokken bij de toepassing van AVE op lokaal en/of regionaal niveau – deelden praktijkverhalen.

Handreiking 2.0 

Daarnaast wisselden deelnemers ervaringen uit en ontvingen zij de nieuwe Handreiking AVE 2.0  een bundeling van alle nieuwe inzichten en praktische handvatten.

Webinar | Gegevensdelen

Tijdens een van de bijeenkomsten kwamen er vragen over hoe je om gaat met gegevensdelen en privacy bij AVE. In deze Webinar wordt besproken hoe gegevens gedeeld worden bij samenwerken rondom complexe problematiek.  

Eindevaluatie landelijk dementieprogramma Memorabel

Met het programma Memorabel wil ZonMw bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen met dementie en de aan hen geleverde zorg en ondersteuning verbeteren. Daarnaast heeft het programma als doel het ontwikkelen, verzamelen en benutten van kennis die bijdraagt aan het remmen van de sterke toename van het aantal mensen met dementie. In opdracht van ZonMw voert bureau HHM een eindevaluatie uit van het programma.

 Na twee tussenevaluaties ligt de focus in de eindevaluatie op het evalueren van de opbrengsten van projecten, op de verspreiding, implementatie en valorisatie van deze opbrengsten en op de bijdrage hieraan vanuit het programma.

Wat en hoe evalueren we?

De eindevaluatie richt zich op de onderdelen:

  • Onderzoekinfrastructuur en resultaten op de vier thema’s
    1. oorsprong en mechanisme van dementie
    2. diagnostiek van dementie,
    3. behandeling en preventie en
    4. doelmatige zorg en ondersteuning.
  • Internationale samenwerking
  • Kennisbenutting
  • Organisatorische en procedurele aspecten bij de programma-uitvoering
  • Aanbevelingen voor (uitvoerders van) lopend en toekomstig dementieonderzoek

Elk onderdeel bekijken we vanuit verschillende perspectieven. Dit doen we aan de hand van deskresearch, vragenlijsten, interviews en reflectiegesprekken. Wat wij hierbij vooral belangrijk vinden is dat wat we van deze evaluatie leren kan worden gebruikt voor het vervolgprogramma, het Onderzoeksprogramma Dementie.

Over Memorabel

Memorabel wordt uitgevoerd in het kader van het Deltaplan Dementie. Het geeft invulling aan 1 van de 3 doelen van het Deltaplan Dementie: onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van mensen met dementie. Het richt zich op de patiënt van vandaag, door het ontwikkelen en toepassen van effectieve en werkbare instrumenten, interventies, zorgmodellen en innovaties.

Daarnaast is er aandacht voor de patiënt van de toekomst. Het uitvoeren van baanbrekend onderzoek om het ontstaan van dementie beter te begrijpen, te voorkomen en aangrijpingspunten te vinden voor diagnostiek en behandeling. Het hoofddoel van het programma Memorabel is het ontwikkelen, verzamelen en benutten van kennis die bijdraagt aan het afnemen van de groei van het aantal patiënten met dementie en het verbeteren van de kwaliteit van leven van deze mensen en de aan hen geleverde zorg en ondersteuning.

Evaluatie programma Ethiek en Gezondheid

Het ZonMw-programma Ethiek en Gezondheid maakt onderzoek mogelijk op het terrein van ethiek in de gezondheidszorg. Doelstelling is het vergroten van inzicht in en kennis over concrete, actuele, ethische dilemma’s of vragen op het terrein van ethiek en gezondheid. Met als doel tot betere afwegingen en zorg te komen. In opdracht van ZonMw evalueert bureau HHM het programma.

Over het programma

Het programma bestaat uit twee pijlers:

  1. Onderzoek naar een concreet en actueel ethisch probleem of dilemma waarin het praktijk­probleem wordt geanalyseerd en oplossingsmogelijkheden worden geïnventariseerd.
  2. Onderzoeks- en/of beleids­vragen op het terrein van ethiek en gezondheid die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aanreikt.

In 2008 is de eerste tranche projecten van het programma gestart. In 2012 is de tweede tranche gestart en in 2018 de derde tranche, met een looptijd tot maart 2023 . Bureau HHM evalueert de periode van 2012 tot maart 2023 en kijkt naar hoe leerervaringen uit de programma’s mee kunnen worden genomen in een vervolgprogramma. Dit doen we aan de hand van deskresearch, vragenlijsten, interviews en reflectiegesprekken.

Onze visie op evaluatieonderzoek

Tijdens evaluaties stellen we ons altijd de vraag hoe we de evaluaties zo kunnen inrichten dat het het meeste oplevert om te komen tot (nog) betere zorg. Annika van den Belt: “Daarom kijken we naar hoe het programma uitwerkt in de uitvoeringspraktijk, wat de impact van het programma hierop is en of de uitvoeringspraktijk mee kan bewegen met de veranderende context. Dat biedt inzicht in de huidige resultaten en ook een doorkijkje naar toekomstige mogelijkheden.”

Onderzoek ‘Lijkschouw in de langdurige zorg’

‘Doe in de langdurige zorg via pilots praktijkervaring op met lijkschouw door verpleegkundig specialisten en/of physician assistants (VS/PA), na een gezamenlijke scholing van artsen en VS/PA.’ Dat is ons advies naar aanleiding van onderzoek naar lijkschouw in de langdurige zorg in opdracht van het ministerie van VWS. Deze pilots bieden inzicht in mogelijke kwaliteitsverbeteringen en welke bijdrage de VS/PA hieraan kan leveren. Hiervoor is het nodig om een experimenteerartikel of experimenteerregeling op te nemen de Wet op de lijkbezorging (Wlb)

Waarom dit onderzoek?
Als iemand is overleden, vindt, na vaststelling van de dood, lijkschouw plaats. Bij lijkschouw wordt vastgesteld of iemand is overleden als gevolg van een natuurlijke oorzaak. De lijkschouw moet volgens de Wet op de lijkbezorging (Wlb) plaatsvinden door een arts. In opdracht van het ministerie van VWS onderzocht bureau HHM de vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden de lijkschouw in de langdurige zorg ook kan worden uitgevoerd door verpleegkundig specialisten en/of physician assistants (VS/PA).

Aanleiding voor dit onderzoek zijn de lokale en regionale tekorten aan specialisten ouderen­genees­kunde, artsen verstandelijk gehandicapten en huisartsen. Dit zijn de beroepsgroepen die nu verantwoordelijk zijn voor de lijkschouw in de langdurige zorg. De vraag of de lijkschouw ook door een VS/PA kan worden uitgevoerd is de afgelopen jaren meermaals naar voren gebracht. En sluit ook aan bij ontwikkelingen op het gebied van de herschikking van taken van artsen naar de VS/PA in de afgelopen jaren.

Wat zijn onze bevindingen?
We constateren op basis van gesprekken met deskundigen en documentstudie dat de kwaliteit van de lijkschouw in de langdurige zorg om aandacht vraagt. Tegelijkertijd zien we een toenemend tekort aan artsen die de lijkschouw kunnen uitvoeren. Betere scholing kan een oplossing zijn voor de kwaliteit, maar lost niet het probleem van de tekorten op. De inzet van VS/PA zou een oplossing kunnen zijn voor de tekorten, met name in de (intramurale) ouderenzorg. Maar over de vraag in hoeverre de VS/PA deze taak met voldoende kwaliteit kunnen uitvoeren wordt verschillend gedacht door en binnen de branche- en beroepsverenigingen. Ook is aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk. Daarbij constateren we dat de Wlb niet goed aansluit op de Wet BIG als het gaat om herschikking of delegatie van taken van artsen naar VS/PS,

Onderzoeksrapport en aanbiedingsbrief

 

 

Evaluatie Subsidieregeling Geestelijke Verzorging

Voor het ministerie van VWS evalueert bureau HHM het onderdeel Geestelijke Verzorging Thuis van de Regeling Palliatief Terminale Zorg. Sinds 2019 wordt geestelijke verzorging in de thuissituatie bekostigd vanuit de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis. Via deze weg stimuleert het ministerie van VWS geestelijke verzorging voor: 1) palliatieve patiënten en hun naasten, 2) mensen van 50 jaar en ouder met een zingevingsvraag, en 3) ernstig zieke kinderen en hun naasten. In deze evaluatie onderzoeken we of dit onderdeel van de subsidieregeling effectief en doelmatig is. Hierin betrekken we de perspectieven van verschillende stakeholders door middel van o.a. enquêtes en interviews.

Woonzorgvisie gemeenten Dinkelland en Tubbergen

De gemeenten Dinkelland en Tubbergen hebben bureau HHM en Tellers & Benoemers gevraagd te ondersteunen bij het analyseren van de woonzorgopgave (module 1) en het ontwikkelen van een woonzorgvisie in samenspraak met inwoners, stakeholders, college en raad (module 2).

In deze modulaire aanpak is Tellers & Benoemers verantwoordelijk voor de uitvoering van module 1 en bureau HHM voor module 2:

Ontwikkelen woonzorgvisie
De gemeenten willen een breed gedragen visierapport met doelstellingen en samenwerkings­afspraken dat handvatten geeft voor investeringsbeslissingen door betrokken partijen en de inzet van de gemeente.

Om tot dit visierapport te komen gaan we aan de slag:

  • We bepalen de match/mismatch tussen vraag en aanbod.
  • We beschrijven passende oplossingen en (aanvullende) maatregelen om (kwetsbare) doelgroepen passend te (blijven) huisvesten.
  • We bepalen van doelen en uitgangspunten hoe de opgave aangepakt wordt.
  • En we ontwikkelen een woonzorgvisie in samenwerking met stakeholders.

Evaluatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL)

Bureau HHM onderzoekt het opereren van de organisatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL), in opdracht van het ministerie van VWS.

De coöperatie PZNL is in 2018 opgericht met als doel organisaties te verbinden, samenwerking te bevorderen, zorgdomeinen beter op elkaar te laten aansluiten en de zorgkwaliteit te verbeteren. In 2022 is PZNL gefuseerd met stichting Fibula (de landelijke organisatie van de regionale Netwerken Palliatieve Zorg). PZNL bestaat sindsdien uit een coöperatieve samenwerkingsorganisatie en een ondersteunende werkorganisatie/stichting. PZNL is hoofduitvoerder van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II). Dit programma beoogt de maatschappelijke bewustwording over palliatieve zorg verder te vergroten en palliatieve zorg proactief voor iedereen beschikbaar te maken.

Het opereren van PZNL evalueren we en daarbij staan drie onderwerpen centraal:

  1. de mate waarin de doelstelling van PZNL voldoet,
  2. de effectiviteit van het opereren van PZNL bij de realisatie van haar doelstelling en
  3. mogelijke verbeteringen van de doelmatigheid van PZNL.

We voeren de evaluatie uit aan de hand van een bureauonderzoek, reflectie, interviews, vragenlijst en een focusgroep. Belangrijke stakeholders zijn in ieder geval de bestuurders en directeuren van PZNL, de samenwerkingspartners van de coöperatieve samenwerkingsorganisatie, de consortia en expertisecentra palliatieve zorg en de regionale Netwerken Palliatieve Zorg.

In- en doorstroom complexe gehandicaptenzorg

Voor het ministerie van VWS, directie Langdurige Zorg onderzoeken we de cliëntreizen van mensen die in- en doorstromen met de Wlz-zorgprofielen VG6 en VG7.

Het ministerie van VWS wil duidelijk krijgen wat belangrijke momenten, gebeurtenissen en situaties in het leven van deze mensen zijn die ertoe bij kunnen dragen dat hun zorgbehoefte (direct of in de toekomst) intensiever en complexer wordt. Het ministerie van VWS wil graag advies over de momenten waarop en interventies waarmee kan worden voorkomen dat de zorgbehoefte van mensen met een verstandelijke beperking dusdanig verzwaart dat sprake is van instroom richting VG6 en VG7.

Wij onderzoeken de in- en doorstroom met een documentstudie, we beschrijven cliëntreizen aan de hand van interviews met cliënten/verwanten, we analyseren kwantitatieve data en duiden deze data met een vragenlijst die we uitzetten onder zorgaanbieders. Daarnaast kijken we naar de invloed van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.

We hopen met dit traject inzicht te geven in hoe de complexiteit van een zorgvraag van mensen met een verstandelijke beperking eerder in het leven kan worden herkend en hoe dit met passende zorg kan worden voorkomen.

Marktonderzoek: de huidige fase van zorgtechnologie

Hoe kunnen we de zorg toegankelijk en betaalbaar houden? Zorgtechnologie lijkt soms het toverwoord te zijn. Zo zijn er onlangs meerdere artikelen verschenen die de meerwaarde aantonen van verschillende vormen van zorgtechnologie. Met name door alle ontwikkelingen omtrent de Covid-19 periode is het beeld ontstaan dat het gebruik van zorgtechnologie in een stroomversnelling is gekomen. Maar is dit in de werkelijke zorgpraktijk ook zo, of zijn hier nuances in aan te brengen?

Wij spraken hierover met een viertal zorgaanbieders in de regio Twente en Achterhoek. Hieruit is gebleken dat elke organisatie zorgtechnologie op zijn eigen tempo omarmt. Waar het bij de een nog in de kinderschoenen staat en er met name gewerkt wordt met pilots, is de andere organisatie het breed aan het implementeren en wordt er soms zelfs al opgeschaald. Er zijn echter diverse knelpunten die het brede gebruik nog belemmeren zoals financierings­mogelijkheden, personele belemmeringen en implementatievraagstukken. Toch zijn er nu al talloze succesverhalen te noemen waar lering uit getrokken kan worden, bijvoorbeeld ter bevordering van de borging. Zo helpt het erg om het beheer en onderhoud buiten de organisatie neer te leggen, waardoor eventuele technische problemen niet door de zorgverleners hoeven worden opgelost.

Er is consensus dat zorgtechnologie momenteel al een meerwaarde levert die zeker toe gaat nemen in de komende jaren. De organisaties zien dan ook op het gebied van zorgtechnologie veel kansen de komende tijd. Kansen die niet alleen de zorg voor de cliënt beter en toegankelijker maken, maar ook kansen voor de kwaliteit van werk voor de zorgverlener.

Via deze link kunt u het hele artikel lezen:
Marktonderzoek: de huidige fase van zorgtechnologie