Werk type: Actueel

Leidraad Perspectief op persoonsgerichte zorg uitgebreid met VG7

De Leidraad Perspectief op persoonsgerichte zorg is uitgebreid met een zesde, doelgroepspecifieke uitwerking: passende zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en een intensieve zorgvraag. Het gaat om mensen die een indicatie hebben voor zorgprofiel VG7. Samen met experts uit het veld ontwikkelde bureau HHM deze specificatie. Louise Pansier (bureau HHM): “Een waardevol document voor de intensieve gehandicaptenzorg. Met dank aan alle professionals en vertegenwoordigers van landelijke partijen die input of feedback leverden.”

Louise was samen met Patrick Jansen (bureau HHM) betrokken bij de ontwikkeling van de leidraad ‘Perspectief op Persoonsgerichte Zorg’ in 2020 en 2021. De leidraad beschrijft welke zorg- en dienstverlening nodig is, zodat mensen met complexe en intensieve zorgvragen het leven zoveel mogelijk kunnen leiden zoals zij dat willen. De leidraad bestond uit een generiek deel en vijf specifieke uitwerkingen. ​Deze zijn gericht op mensen met ernstig meervoudige beperkingen (EMB), mensen met ernstige verstandelijke beperkingen (EVB), mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB), mensen met lichamelijke beperkingen (LB) en mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Nu is daar dus de zesde uitwerking voor: mensen met een verstandelijke beperking en een intensieve zorgvraag, aan toegevoegd. Deze specifieke uitwerking is toegevoegd omdat het aantal signalen over knelpunten over de zorg voor deze mensen toeneemt.

Louise Pansier: “Door de toevoeging van deze specificatie hopen we dat alle organisaties die zorg bieden aan mensen met zorgprofiel VG7 voldoende handvatten hebben om deze mensen goede zorg te leveren. In de praktijk heerst soms de waan van de dag en doen mensen makkelijk wat ze altijd deden. De leidraad helpt bij bewustwording wat een organisatie te doen heeft om de zorg voor mensen met VG7 op orde te hebben.”

 

 

 

 

 

 

Straks goed voorbereid op Wams? Start dan nu met AVE!

Naar alle waarschijnlijkheid treedt de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) in juli 2024 in werking. De wet maakt het mogelijk voor gemeenten om gegevens van inwoners vanuit meerdere afdelingen te verzamelen. Zo kunnen mensen met meervoudige problematiek beter geholpen worden. Wie goed voorbereid wil zijn op de invoering van Wams is geholpen bij duidelijke processen en (samen)werkafspraken. Onze Aanpak Voorkoming Escalatie (AVE) helpt hierbij. Met AVE worden rollen en verantwoordelijkheden op verschillende niveaus afgesproken en belegd.

AVE is een strategische aanpak bedoeld als kapstok om duidelijkheid te creëren én om op lokaal niveau het gesprek te faciliteren. Dit gesprek vindt plaats op vier niveaus, namelijk casusniveau, procesniveau, managementniveau en bestuurlijk niveau. Het doel is het voorkómen van een dreigend escalerende situatie en het beperken en beëindigen van een escalerende situatie en het doorbreken van stagnatie in de samenwerking tussen betrokken partijen. Het beoogt een betere samenwerking tussen organisaties maar ook tussen de verschillende gemeentelijke domeinen zoals Jeugd, Werk en Inkomen, Maatschappelijke ondersteuning en Schuldhulpverlening. Om dit goed te laten werken is informatie over de inwoner een van de belangrijke sleutels tot succes. In de praktijk bleek dit echter ook een belangrijk knelpunt. Er waren te weinig juridische mogelijkheden om informatie integraal te delen. De Wams maakt hier een einde aan.

Het AVE-model beschrijft verschillende fasen. Omdat per fase de verschillende verantwoordelijkheden (casusregie, procesregie, operationele verantwoordelijkheid en bestuurlijke verantwoordelijkheid) worden toegewezen binnen de gemeente en/of regio is het een goede voorbereiding op de invoering van de Wams. De Wams regelt dan ondersteunend welke informatie gedeeld wordt en geeft het college de mogelijkheid om de coördinatiebevoegdheid formeel te beleggen.

Bureau HHM is de ontwikkelaar van AVE en adviseert en ondersteunt gemeenten bij de inrichting van AVE en zorgt voor implementatie door middel van het organiseren van bijeenkomsten, workshops en trainingen.

 

 

 

 

Inventarisatie aanbod cruciale ggz

Wat is cruciale ggz? Dat wordt op initiatief van de Nederlandse ggz geïnventariseerd in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Bureau HHM ondersteunt deze inventarisatie.

Om de toekomst van de zorg in Nederland kwalitatief, betaalbaar en bereikbaar te houden, is in het najaar van 2022 het Integraal Zorg Akkoord (IZA) gesloten. Ondertekenaars zijn het Ministerie van VWS en tal van (koepel-) organisaties in de zorg, waaronder ‘de Nederlandse ggz’ als branche- en netwerkvereniging voor de geestelijke gezondheidszorg in Nederland.

In het IZA zijn afspraken gemaakt om antwoorden te vinden op de problemen die vandaag de zorg bedreigen, zoals krapte op de arbeidsmarkt, stijgende kosten, versnipperd aanbod en administratieve lasten. Voor de ggz zijn, naast de uitwerking van de meer algemene doelen als passende zorg en regionale samenwerking op onderdelen van de ggz, vier specifieke doelen opgenomen:

  • Terugdringen van wachttijden;
  • Inrichten van laagdrempelige regionale en digitale steunpunten;
  • Ontwikkeling van digitale vormen van zorg;
  • Inzicht krijgen in het cruciale ggz-aanbod, per regio en landelijk.

Het begrip cruciale ggz is nog niet eenduidig en specifiek gedefinieerd, maar wordt in de Handreiking cruciale ggz zo omschreven:

Ggz met een hoge logistiek (zorgaanbod) en een inhoudelijke
(zorgvraag) complexiteit, waarbij cliënten/patiënten ernstige
gezondheidsschade kunnen oplopen wanneer deze zorg
(tijdelijk) niet meer beschikbaar is.

Bureau HHM levert een bijdrage aan het inzicht in de cruciale ggz. Doel van onze begeleiding is dat de inventarisatie succesvol verloopt en dat de beoogde resultaten worden bereikt:

  1. Er is een definitie van ‘cruciale ggz’.
  2. Er is een landelijk overzicht van het aanbod van cruciale ggz.
  3. Dit aanbod is gevisualiseerd op een landkaart.

De verwachting is dat er in de loop van de zomer een eerste landelijk beeld ligt.

 

Hoe gewenning en slim inzetten van zorgtechnologie de ouderenzorg kan helpen

Connie Helder, minister van Langdurige Zorg, bezocht Helsinki opzoek naar inspiratie voor haar ouderenbeleid. De situatie in Finland is immers vergelijkbaar met die in Nederland: beide landen hebben een sterk vergrijsde bevolking en een tekort aan personeel. Ilco Toebes, bureau HHM: In Nederland zijn we nog niet zo ver maar wij zien wel dat het gebruik van zorgtechnologie verder toeneemt. In de Twentsche Courant Tubantia las ik een artikel van Niels Klaassen over het bezoek van minister Helder. Wat mij opviel is dat ze daar verder zijn met onder andere telecare.”

Het principe van telecare (zorg op afstand via een tablet) is een succesvolle andere manier van werken in Finland. De bevolking is eraan gewend geraakt en vraagt zich zelfs af “waarom we het niet via een scherm” doen wanneer de verpleegkundige aan de deur komt. Niet alleen de zorgvragers profiteren hiervan, ook onder het personeel is het populair. Het biedt een oplossing voor het personeelstekort en veel medewerkers die aldus het artikel ‘zelf fysieke klachten hebben, wat ouder zijn en vanuit huis willen werken doen dit graag’.

De ontwikkelingen van zorgtechnologie gaan in een hoog tempo en dergelijke technieken worden in Nederland ook al breed toegepast. Daarbij heeft elke vorm van zorgtechnologie vaak een afzonderlijke app, waardoor het integraal toepassen als erg lastig wordt ervaren. Het verschil met de Nederlandse ouderenzorg is dat ze in Finland allerlei technologieën combineren, zodat zowel de oudere, verzorgende, behandelend arts én de mantelzorger op één systeem kan inloggen waar de gegevens in samenkomen. Middels een combinatie van wearables, sensoren en robotica combineren ze data, die voor jou, je kinderen, je partner en zorgverleners beschikbaar is. Hierdoor kan tijdig en passend zorg en ondersteuning geboden worden.

Het artikel uit de Tubantia sluit af met een mooi voorbeeld van een woongroep georganiseerd door ouderen zelf. Dit kan eenzaamheid voorkomen en houdt ouderen vitaal en levendig. Zorg wordt er niet geboden en mocht het nodig zijn dan is er altijd nog technologie als eerste redmiddel. De schaarse personeelscapaciteit kan dan worden ingezet voor het werk dat alleen mensen kunnen doen.

Volgens de minister is er dan ook “niet één oplossing, dat zie je hier ook weer. Het is en, en, en.” Ilco: “Dit vraagt dan ook om een aanpak met zowel inzet van technologie, nieuwe manieren van werken, goed opgeleid personeel en preventie”.

 

Inspiratiebijeenkomsten AVE inclusief presentatie nieuwe handreiking

Om te vieren dat de Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE) al op zoveel plekken tot verbinding heeft geleid vierden we in april en mei een feestje in de vorm van een inspiratiebijeenkomst. Een feestje dat mocht rekenen op veel belangstelling uit het hele land. Einddoel? Een nog betere verbinding tussen het zorg- en veiligheidsdomein zodat de mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben beter en sneller worden geholpen. Waar uiteraard ook de omgeving baat bij heeft.

Tijdens de bijeenkomsten deelden we vanuit bureau HHM (de ontwikkelaar van AVE) de geleerde lessen van de afgelopen 7,5 jaar.

We stonden stil bij de volgende vragen:

  • Waar draagt AVE aan bij?
  • Welke stappen kan ik nemen om AVE te implementeren?
  • Waar dien je rekening mee te houden bij het inrichten en implementeren van AVE?
  • Wat zijn de werkbare elementen van AVE?
  • Welke stappen kunnen we zetten in de diverse fases?
  • Hoe kunnen we van een lokale tot een regionale inrichting komen?

Carlos Weijers, Hendrik Overeinder en Bas Bonten – alle drie professioneel betrokken bij de toepassing van AVE op lokaal en/of regionaal niveau – deelden praktijkverhalen.

Handreiking 2.0 

Daarnaast wisselden deelnemers ervaringen uit en ontvingen zij de nieuwe Handreiking AVE 2.0  een bundeling van alle nieuwe inzichten en praktische handvatten.

Webinar | Gegevensdelen

Tijdens een van de bijeenkomsten kwamen er vragen over hoe je om gaat met gegevensdelen en privacy bij AVE. In deze Webinar wordt besproken hoe gegevens gedeeld worden bij samenwerken rondom complexe problematiek.  

Eindevaluatie landelijk dementieprogramma Memorabel

Met het programma Memorabel wil ZonMw bijdragen aan de kwaliteit van leven van mensen met dementie en de aan hen geleverde zorg en ondersteuning verbeteren. Daarnaast heeft het programma als doel het ontwikkelen, verzamelen en benutten van kennis die bijdraagt aan het remmen van de sterke toename van het aantal mensen met dementie. In opdracht van ZonMw voert bureau HHM een eindevaluatie uit van het programma.

 Na twee tussenevaluaties ligt de focus in de eindevaluatie op het evalueren van de opbrengsten van projecten, op de verspreiding, implementatie en valorisatie van deze opbrengsten en op de bijdrage hieraan vanuit het programma.

Wat en hoe evalueren we?

De eindevaluatie richt zich op de onderdelen:

  • Onderzoekinfrastructuur en resultaten op de vier thema’s
    1. oorsprong en mechanisme van dementie
    2. diagnostiek van dementie,
    3. behandeling en preventie en
    4. doelmatige zorg en ondersteuning.
  • Internationale samenwerking
  • Kennisbenutting
  • Organisatorische en procedurele aspecten bij de programma-uitvoering
  • Aanbevelingen voor (uitvoerders van) lopend en toekomstig dementieonderzoek

Elk onderdeel bekijken we vanuit verschillende perspectieven. Dit doen we aan de hand van deskresearch, vragenlijsten, interviews en reflectiegesprekken. Wat wij hierbij vooral belangrijk vinden is dat wat we van deze evaluatie leren kan worden gebruikt voor het vervolgprogramma, het Onderzoeksprogramma Dementie.

Over Memorabel

Memorabel wordt uitgevoerd in het kader van het Deltaplan Dementie. Het geeft invulling aan 1 van de 3 doelen van het Deltaplan Dementie: onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van mensen met dementie. Het richt zich op de patiënt van vandaag, door het ontwikkelen en toepassen van effectieve en werkbare instrumenten, interventies, zorgmodellen en innovaties.

Daarnaast is er aandacht voor de patiënt van de toekomst. Het uitvoeren van baanbrekend onderzoek om het ontstaan van dementie beter te begrijpen, te voorkomen en aangrijpingspunten te vinden voor diagnostiek en behandeling. Het hoofddoel van het programma Memorabel is het ontwikkelen, verzamelen en benutten van kennis die bijdraagt aan het afnemen van de groei van het aantal patiënten met dementie en het verbeteren van de kwaliteit van leven van deze mensen en de aan hen geleverde zorg en ondersteuning.

Evaluatie programma Ethiek en Gezondheid

Het ZonMw-programma Ethiek en Gezondheid maakt onderzoek mogelijk op het terrein van ethiek in de gezondheidszorg. Doelstelling is het vergroten van inzicht in en kennis over concrete, actuele, ethische dilemma’s of vragen op het terrein van ethiek en gezondheid. Met als doel tot betere afwegingen en zorg te komen. In opdracht van ZonMw evalueert bureau HHM het programma.

Over het programma

Het programma bestaat uit twee pijlers:

  1. Onderzoek naar een concreet en actueel ethisch probleem of dilemma waarin het praktijk­probleem wordt geanalyseerd en oplossingsmogelijkheden worden geïnventariseerd.
  2. Onderzoeks- en/of beleids­vragen op het terrein van ethiek en gezondheid die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aanreikt.

In 2008 is de eerste tranche projecten van het programma gestart. In 2012 is de tweede tranche gestart en in 2018 de derde tranche, met een looptijd tot maart 2023 . Bureau HHM evalueert de periode van 2012 tot maart 2023 en kijkt naar hoe leerervaringen uit de programma’s mee kunnen worden genomen in een vervolgprogramma. Dit doen we aan de hand van deskresearch, vragenlijsten, interviews en reflectiegesprekken.

Onze visie op evaluatieonderzoek

Tijdens evaluaties stellen we ons altijd de vraag hoe we de evaluaties zo kunnen inrichten dat het het meeste oplevert om te komen tot (nog) betere zorg. Annika van den Belt: “Daarom kijken we naar hoe het programma uitwerkt in de uitvoeringspraktijk, wat de impact van het programma hierop is en of de uitvoeringspraktijk mee kan bewegen met de veranderende context. Dat biedt inzicht in de huidige resultaten en ook een doorkijkje naar toekomstige mogelijkheden.”

Onderzoek ‘Lijkschouw in de langdurige zorg’

‘Doe in de langdurige zorg via pilots praktijkervaring op met lijkschouw door verpleegkundig specialisten en/of physician assistants (VS/PA), na een gezamenlijke scholing van artsen en VS/PA.’ Dat is ons advies naar aanleiding van onderzoek naar lijkschouw in de langdurige zorg in opdracht van het ministerie van VWS. Deze pilots bieden inzicht in mogelijke kwaliteitsverbeteringen en welke bijdrage de VS/PA hieraan kan leveren. Hiervoor is het nodig om een experimenteerartikel of experimenteerregeling op te nemen de Wet op de lijkbezorging (Wlb)

Waarom dit onderzoek?
Als iemand is overleden, vindt, na vaststelling van de dood, lijkschouw plaats. Bij lijkschouw wordt vastgesteld of iemand is overleden als gevolg van een natuurlijke oorzaak. De lijkschouw moet volgens de Wet op de lijkbezorging (Wlb) plaatsvinden door een arts. In opdracht van het ministerie van VWS onderzocht bureau HHM de vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden de lijkschouw in de langdurige zorg ook kan worden uitgevoerd door verpleegkundig specialisten en/of physician assistants (VS/PA).

Aanleiding voor dit onderzoek zijn de lokale en regionale tekorten aan specialisten ouderen­genees­kunde, artsen verstandelijk gehandicapten en huisartsen. Dit zijn de beroepsgroepen die nu verantwoordelijk zijn voor de lijkschouw in de langdurige zorg. De vraag of de lijkschouw ook door een VS/PA kan worden uitgevoerd is de afgelopen jaren meermaals naar voren gebracht. En sluit ook aan bij ontwikkelingen op het gebied van de herschikking van taken van artsen naar de VS/PA in de afgelopen jaren.

Wat zijn onze bevindingen?
We constateren op basis van gesprekken met deskundigen en documentstudie dat de kwaliteit van de lijkschouw in de langdurige zorg om aandacht vraagt. Tegelijkertijd zien we een toenemend tekort aan artsen die de lijkschouw kunnen uitvoeren. Betere scholing kan een oplossing zijn voor de kwaliteit, maar lost niet het probleem van de tekorten op. De inzet van VS/PA zou een oplossing kunnen zijn voor de tekorten, met name in de (intramurale) ouderenzorg. Maar over de vraag in hoeverre de VS/PA deze taak met voldoende kwaliteit kunnen uitvoeren wordt verschillend gedacht door en binnen de branche- en beroepsverenigingen. Ook is aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk. Daarbij constateren we dat de Wlb niet goed aansluit op de Wet BIG als het gaat om herschikking of delegatie van taken van artsen naar VS/PS,

Onderzoeksrapport en aanbiedingsbrief

 

 

Evaluatie Subsidieregeling Geestelijke Verzorging

Voor het ministerie van VWS evalueert bureau HHM het onderdeel Geestelijke Verzorging Thuis van de Regeling Palliatief Terminale Zorg. Sinds 2019 wordt geestelijke verzorging in de thuissituatie bekostigd vanuit de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis. Via deze weg stimuleert het ministerie van VWS geestelijke verzorging voor: 1) palliatieve patiënten en hun naasten, 2) mensen van 50 jaar en ouder met een zingevingsvraag, en 3) ernstig zieke kinderen en hun naasten. In deze evaluatie onderzoeken we of dit onderdeel van de subsidieregeling effectief en doelmatig is. Hierin betrekken we de perspectieven van verschillende stakeholders door middel van o.a. enquêtes en interviews.

Woonzorgvisie gemeenten Dinkelland en Tubbergen

De gemeenten Dinkelland en Tubbergen hebben bureau HHM en Tellers & Benoemers gevraagd te ondersteunen bij het analyseren van de woonzorgopgave (module 1) en het ontwikkelen van een woonzorgvisie in samenspraak met inwoners, stakeholders, college en raad (module 2).

In deze modulaire aanpak is Tellers & Benoemers verantwoordelijk voor de uitvoering van module 1 en bureau HHM voor module 2:

Ontwikkelen woonzorgvisie
De gemeenten willen een breed gedragen visierapport met doelstellingen en samenwerkings­afspraken dat handvatten geeft voor investeringsbeslissingen door betrokken partijen en de inzet van de gemeente.

Om tot dit visierapport te komen gaan we aan de slag:

  • We bepalen de match/mismatch tussen vraag en aanbod.
  • We beschrijven passende oplossingen en (aanvullende) maatregelen om (kwetsbare) doelgroepen passend te (blijven) huisvesten.
  • We bepalen van doelen en uitgangspunten hoe de opgave aangepakt wordt.
  • En we ontwikkelen een woonzorgvisie in samenwerking met stakeholders.

Evaluatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL)

Bureau HHM onderzoekt het opereren van de organisatie Palliatieve Zorg Nederland (PZNL), in opdracht van het ministerie van VWS.

De coöperatie PZNL is in 2018 opgericht met als doel organisaties te verbinden, samenwerking te bevorderen, zorgdomeinen beter op elkaar te laten aansluiten en de zorgkwaliteit te verbeteren. In 2022 is PZNL gefuseerd met stichting Fibula (de landelijke organisatie van de regionale Netwerken Palliatieve Zorg). PZNL bestaat sindsdien uit een coöperatieve samenwerkingsorganisatie en een ondersteunende werkorganisatie/stichting. PZNL is hoofduitvoerder van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II). Dit programma beoogt de maatschappelijke bewustwording over palliatieve zorg verder te vergroten en palliatieve zorg proactief voor iedereen beschikbaar te maken.

Het opereren van PZNL evalueren we en daarbij staan drie onderwerpen centraal:

  1. de mate waarin de doelstelling van PZNL voldoet,
  2. de effectiviteit van het opereren van PZNL bij de realisatie van haar doelstelling en
  3. mogelijke verbeteringen van de doelmatigheid van PZNL.

We voeren de evaluatie uit aan de hand van een bureauonderzoek, reflectie, interviews, vragenlijst en een focusgroep. Belangrijke stakeholders zijn in ieder geval de bestuurders en directeuren van PZNL, de samenwerkingspartners van de coöperatieve samenwerkingsorganisatie, de consortia en expertisecentra palliatieve zorg en de regionale Netwerken Palliatieve Zorg.

In- en doorstroom complexe gehandicaptenzorg

Voor het ministerie van VWS, directie Langdurige Zorg onderzoeken we de cliëntreizen van mensen die in- en doorstromen met de Wlz-zorgprofielen VG6 en VG7.

Het ministerie van VWS wil duidelijk krijgen wat belangrijke momenten, gebeurtenissen en situaties in het leven van deze mensen zijn die ertoe bij kunnen dragen dat hun zorgbehoefte (direct of in de toekomst) intensiever en complexer wordt. Het ministerie van VWS wil graag advies over de momenten waarop en interventies waarmee kan worden voorkomen dat de zorgbehoefte van mensen met een verstandelijke beperking dusdanig verzwaart dat sprake is van instroom richting VG6 en VG7.

Wij onderzoeken de in- en doorstroom met een documentstudie, we beschrijven cliëntreizen aan de hand van interviews met cliënten/verwanten, we analyseren kwantitatieve data en duiden deze data met een vragenlijst die we uitzetten onder zorgaanbieders. Daarnaast kijken we naar de invloed van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.

We hopen met dit traject inzicht te geven in hoe de complexiteit van een zorgvraag van mensen met een verstandelijke beperking eerder in het leven kan worden herkend en hoe dit met passende zorg kan worden voorkomen.

Marktonderzoek: de huidige fase van zorgtechnologie

Hoe kunnen we de zorg toegankelijk en betaalbaar houden? Zorgtechnologie lijkt soms het toverwoord te zijn. Zo zijn er onlangs meerdere artikelen verschenen die de meerwaarde aantonen van verschillende vormen van zorgtechnologie. Met name door alle ontwikkelingen omtrent de Covid-19 periode is het beeld ontstaan dat het gebruik van zorgtechnologie in een stroomversnelling is gekomen. Maar is dit in de werkelijke zorgpraktijk ook zo, of zijn hier nuances in aan te brengen?

Wij spraken hierover met een viertal zorgaanbieders in de regio Twente en Achterhoek. Hieruit is gebleken dat elke organisatie zorgtechnologie op zijn eigen tempo omarmt. Waar het bij de een nog in de kinderschoenen staat en er met name gewerkt wordt met pilots, is de andere organisatie het breed aan het implementeren en wordt er soms zelfs al opgeschaald. Er zijn echter diverse knelpunten die het brede gebruik nog belemmeren zoals financierings­mogelijkheden, personele belemmeringen en implementatievraagstukken. Toch zijn er nu al talloze succesverhalen te noemen waar lering uit getrokken kan worden, bijvoorbeeld ter bevordering van de borging. Zo helpt het erg om het beheer en onderhoud buiten de organisatie neer te leggen, waardoor eventuele technische problemen niet door de zorgverleners hoeven worden opgelost.

Er is consensus dat zorgtechnologie momenteel al een meerwaarde levert die zeker toe gaat nemen in de komende jaren. De organisaties zien dan ook op het gebied van zorgtechnologie veel kansen de komende tijd. Kansen die niet alleen de zorg voor de cliënt beter en toegankelijker maken, maar ook kansen voor de kwaliteit van werk voor de zorgverlener.

Via deze link kunt u het hele artikel lezen:
Marktonderzoek: de huidige fase van zorgtechnologie

Onderzoek Maatschappelijke waarde PGB2.0-systeem

In opdracht van de programmadirectie PGB van het ministerie van VWS voeren we een onderzoek uit dat inzicht geeft in de maatschappelijke waarde van het PGB2.0-systeem.

Dit systeem ondersteunt momenteel meer dan 150.000 gebruikers: budgethouders, cliëntvertegenwoordigers, zorgverleners, zorgkantoren, gemeenten en de SVB. Doordat een verdere uitrol bij de gemeenten plaatsvindt worden dit in de toekomst circa 250.000 gebruikers.

Voor dit onderzoek verzamelen we via een digitaal Participatiepanel de ervaringen van alle typen gebruikers waarbij de gebruikers ook op elkaar kunnen reageren. Daarnaast voeren we praktijkobservaties uit bij de gebruikers en organiseren we een focusgroep om deze ervaringen te verdiepen.

Normenkader Begeleiding

Indiceren voor Wmo-begeleiding is een inhoudelijke uitdaging. Het Normenkader Begeleiding helpt indicatiestellers om tot een transparant, afgewogen en gemotiveerd besluit te komen over de omvang van de in te zetten begeleiding. Aan de basis hiervan liggen ontwikkeltrajecten die we met meerdere gemeenten hebben doorlopen. De eerste gemeenten maken nu gebruik van het Normenkader Begeleiding in de praktijk. Parallel hieraan voeren we een validatie-onderzoek uit om het normenkader nog verder aan de uitvoeringsrealiteit te toetsen en door te ontwikkelen. U kunt dit normenkader nu al gebruiken! Tegelijk draagt u als gemeente dan ook bij aan de doorontwikkeling van het normenkader.

Waarom Normenkader Begeleiding?

Net als voor de Hulp bij het Huishouden geldt dat indicaties voor individuele begeleiding en/of dagbesteding vanuit de Wmo goed moeten worden onderbouwd, daarbij biedt een onafhankelijk en objectief onderzocht normenkader steun. Vanuit het rechtszekerheidsbeginsel heeft elke inwoner het recht om te weten wat hij in aard en omvang (uren) aan ondersteuning krijgt. Het Normenkader Begeleiding helpt de indicatiesteller van gemeenten bij het onderzoek en het afwegingsproces, zodat bepaald kan worden welke ondersteuning nodig is. Het Normenkader Begeleiding is door Factum Advies en bureau HHM gezamenlijk ontwikkeld.

Waarom als gemeente meedoen?

Het Normenkader Begeleiding:

  • creëert uniformiteit en duidelijkheid voor zowel inwoner, gemeente als zorgaanbieder
  • volgt het stappenplan van de CRvB
  • leidt tot indicering naar aard en omvang van de in te zetten begeleiding

Hoe kan een gemeente hiermee aan de slag?

Lokale situaties verschillen van elkaar. Dat maakt het belangrijk om dit normenkader op maat te implementeren. Daar kunnen wij u bij helpen. Daarbij draagt u ook bij aan het validatie-onderzoek dat wij parallel aan de implementatie van het normenkader uitvoeren. Op basis van data en praktijkervaringen van zo veel mogelijk gemeenten ontwikkelen we het normenkader samen verder door tot het landelijke normenkader dat in elke lokale praktijk kan worden toegepast.

Interesse in het Normenkader Begeleiding en wilt u het normenkader implementeren in het lokale beleid en de praktijk? Wij gaan graag met u in gesprek.

Bureau HHM meet waarde Special Theater Eenakter Road Show

De Special Theater Eenakter Road Show is een initiatief van Special Arts in samenwerking met Stichting Artertainment. De Special Theater Eenakter Road Show wil theater door mensen met een beperking stimuleren en meer zichtbaarheid binnen de reguliere theaterwereld creëren. In aanloop naar de Special Theater Eenakter Roadshow, begin 2020, haalde bureau HHM informatie op bij theatergroepen. In 2022 verzamelde bureau HHM opnieuw informatie bij theatergroepen en bezoekers van de Eenakterdag(en).

“Als er meer aandacht is voor bijzondere mensen, worden ze vanzelf minder bijzonder en meer gewoon.”

Aan het begin en tijdens de looptijd zijn de theatergroepen regelmatig bevraagd. De antwoorden geven inzicht in onder meer het aanbod en de ontwikkelwensen van theatergroepen.

Inclusief theater is volgens respondenten van groot belang om iedereen te laten meedoen en erbij te laten horen. Het geeft iedereen een kans om hun talent te laten zien en laat bezoekers voorbij de beperking kijken. De Eenakterdagen zorgden voor trots, verbinding, voldoening, kracht en leerzame momenten. Voor de theatergroepen zelf waren vooral de ontmoetingen met andere theatergroepen waardevol.

Samenwerking Special Arts en bureau HHM
Special Arts is een landelijke stichting die bevordert dat mensen met een beperking zich kunnen ontwikkelen met kunst. Bureau HHM ondersteunt Special Arts, onder meer door een bijdrage te leveren aan publicaties en symposia en het adviseren van kunstlocaties.

Lees het hele artikel Waarde van de Special Theater Eenakter Road Show

 

Landelijke Stuurgroep Toegankelijkheid & Wachttijden GGZ

Te veel mensen moeten lang wachten op geestelijke gezondheidszorg als zij die nodig hebben. In de stuurgroep Toegankelijkheid & Wachttijden GGZ werken landelijke partners samen aan de toegankelijkheid van en het wegwerken van wachttijden in de GGZ. In 2022 gebeurt dat op basis van de ‘Ontwikkelagenda Toegankelijkheid en wachttijden ggz 2022’.

De partners zijn het er over eens dat wachttijden niet ‘het’ probleem zijn van alleen de GGZ. Er is ook een omslag nodig naar een andere omgang met psychische kwetsbaarheden en naar het ontwikkelen van mentale gezondheid. Deze visie is vertaald naar een concrete aanpak voor 2022 waarbij wordt gestreefd naar de volgende drie hoofddoelen.

  • Verbeteren van juiste en tijdige mogelijkheden in de sociale basis,
  • Verbeteren van toegang tot de ggz,
  • Passende zorg en verbeteren door- en uitstroom in de ggz.

De partners in de Ontwikkelagenda zijn:

  • Zorgverzekeraars Nederland
  • de Nederlandse ggz
  • Platform MEERGGZ
  • Sociaal Werk Nederland
  • MIND
  • LHV
  • InEen
  • VNG

Zie de website wegvandewachtlijst.nl voor meer informatie.

Sylvia Schutte is sinds juli 2020 als secretaris van deze stuurgroep en vanaf het voorjaar van 2022 ook lid van het Uitvoeringsteam dat de stuurgroep ondersteunt.

Vervolgaanpak Eén tegen eenzaamheid 2022 – 2025

De Week tegen Eenzaamheid is gestart. Tot en met 6 oktober zijn er honderden activiteiten waar mensen elkaar ontmoeten en nieuwe contacten kunnen leggen. En dat is hard nodig volgens Maarten van Ooijen, staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hij presenteerde gisteren de vervolgaanpak Eén tegen eenzaamheid 2022-2025 aan de kamer. In een kamerbrief schrijft hij dat mede door Corona meer dan de helft van de Nederlanders gevoelens van eenzaamheid kent.

Het programma Eén tegen eenzaamheid is in de vorige kabinetsperiode gestart. Bureau HHM evalueerde deze aanpak de afgelopen jaren. In het huidige regeerakkoord is afgesproken dit programma voort te zetten. De belangrijkste wijziging in de vervolgaanpak is dat deze zich niet alleen op ouderen richt, maar op alle leeftijden. In de periode 2022 – 2025 werkt Eén tegen eenzaamheid langs drie actielijnen:

  • Actielijn 1. Meer bewustwording in de samenleving over Eenzaamheid.
  • Actielijn 2. Meer maatschappelijk initiatief tegen eenzaamheid.
  • Actielijn 3. In alle gemeenten een lokale aanpak tegen eenzaamheid.

Het kabinet investeert tot en met 2025 jaarlijks 10 miljoen euro boven op de middelen die structureel voor het programma Eén tegen eenzaamheid beschikbaar zijn. Met deze extra financiële middelen krijgt het maatschappelijk initiatief tegen eenzaamheid een impuls en worden gemeenten aangemoedigd om een lokale aanpak eenzaamheid op te zetten en langdurig voor te zetten.

Ellen Geuzebroek is binnen bureau HHM nauw betrokken bij verschillende onderzoeken naar eenzaamheid en geeft op 8 november tijdens de kennismarkt Zorg en Welzijn in de wijk een workshop over de lokale aanpak van eenzaamheid. In de workshop deelt Ellen samen met Jesse Hulsebosch van ZorgfocuZ welke factoren invloed hebben op eenzaamheid en hoe je eenzaamheid meetbaar kunt maken. Ook is er ruimte om wijkgerichte interventies uit te wisselen. Ellen: “ Eenzaamheid is een complex probleem. Heel verschillende groepen zijn kwetsbaarder voor eenzaamheid, zoals tachtigplussers, alleenstaanden, mensen onder de vijftig, mensen met een praktische opleiding en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Sociale eenzaamheid is bovendien iets anders dan emotionele eenzaamheid. Er is dus ook geen one size fits all oplossing.”

 

Programmamanagement Enschede ‘Koploper huisvesting aandachtsgroepen’

Het bestuurlijke programma ‘Een thuis voor iedereen’ is er om ervoor te zorgen dat er in 2030 voldoende huisvesting voor kwetsbare doelgroepen is. Onderdeel van het programma is het opstellen van woonzorgvisies ‘nieuwe stijl’. Het programma werkt met koploperregio’s die aan de slag gaan met brede woonzorgvisies voor alle aandachtsgroepen. Centrumgemeenteregio Enschede is gevraagd een koploperregio te zijn. Bureau HHM mag hierbij de proces- en projectbegeleiding invullen.

De koplopers starten in 2022, de andere regio’s volgen in 2023. Het streven is in het laatste kwartaal van 2022 de eerste brede woonzorgvisies af te hebben. In deze visies worden zowel de woon- en bouwopgave als de opgave voor het sociaal domein in kaart gebracht voor alle aandachtsgroepen. Lennart Homan: “Het gaat om mensen met minder kansen dan anderen op de woningmarkt. Bijvoorbeeld door hun behoefte aan een specifiek soort woning of woonvorm, wat zij kunnen betalen voor de huisvesting, wat extra nodig is aan begeleiding en zorg en het draagvlak in de buurt.”

Lieset Jenneboer: “Uiteindelijk willen we dat alle inwoners van de regio Enschede een passende woonplek hebben, met of zonder zorg. Er is nu niet voldoende in beeld hoe groot deze groep kwetsbare inwoners is. Daarvoor is de kwantificering en visie van belang.”

De veelheid aan stakeholders en het vraagstuk rond verdeling tussen lokale gemeenten vraagt om strak programmamanagement met bestuurlijke sensitiviteit. Bureau HHM deed inmiddels brede ervaring op met het opstellen van woonzorgvisies, waarbij stakeholders zoals regiogemeenten, aanbieders, woningcorporaties en inwoners betrokken werden.

In dit traject werken we toe naar de volgende resultaten:

  1. Een regionale woonzorgvisie met daarin een kwantitatieve verdeling van de sociale woningbouw en huisvesting voor en ondersteuning van aandachtsgroepen. Dit moet uiteindelijk leiden tot een afgebakende visie waar alle gemeenten mee aan de slag kunnen.
  2. Vertalen van de visie naar lokale (prestatie)afspraken. Dit willen we doen in een regionaal woonzorgplan met daarin een doorvertaling naar lokale (prestatie-) afspraken met onder andere corporaties en zorg- en welzijnsaanbieders.
  3. Advies over het al dan niet aanpassen of opstellen van lokale regelgeving om aandachtsgroepen de juiste urgentie te geven.
  4. Het verspreiden van opgedane inzichten richting Rijk en Provincies.

 

Wat is goede geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen?

Die vraag proberen we samen met stakeholders te beantwoorden in opdracht van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Op 1 januari 2021 is de geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen (GZSP) overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). GZSP is zorg voor kwetsbare mensen die (nog) thuis wonen met (hoog) complexe problematiek en heeft als doel het leren omgaan met problemen en beperkingen die uit de aandoening voortvloeien. Hierbij kan het aanleren van vaardigheden of gedrag aan het systeem van de persoon met een beperking een belangrijke rol spelen. Bureau HHM is door de VGN gevraagd als projectleider van het project ‘Inzicht in GZSP’.

In de loop van 2021 werd duidelijk dat zorgaanbieders, professionals en mensen met een beperking steeds meer knelpunten ervaren in de uitvoering van GZSP, waaronder:

  • inkoop door zorgverzekeraars op basis van tarieven die niet toereikend zijn;
  • (kwalitatieve) contracteisen die niet aansluiten bij de wijze waarop GZSP wordt uitgevoerd;
  • het ontbreken van een sectorbreed gedeelde beschrijving van goede GZSP.

Om een passende financiering voor GZSP te bereiken is meer inzicht nodig in de praktijk van de zorg, in de context waarbinnen de zorg wordt geleverd en in de kwaliteitsaspecten. Het gaat hierbij om de individuele- en groepsgerichte zorg voor mensen met een beperking.

Het doel van het project ‘Inzicht in GZSP’. is het opstellen van een zorginhoudelijke beschrijving die bijdraagt aan:

  • Sectorontwikkeling: de beschrijving van goede zorg definieert wat het veld zorg van goede kwaliteit vindt en hiermee kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering; daarnaast kan de beschrijving bijdragen aan professionalisering en uniformering van GZSP.
    • Transparantie: stakeholders krijgen inzicht in wat GZSP voor mensen met een beperking inhoudt en wat de randvoorwaarden zijn om kwalitatief goede zorg te kunnen leveren; met behulp van de beschrijving van goede zorg kan worden gewerkt aan passende contractvoorwaarden van zorgverzekeraars en een passende vergoeding die vorm krijgt in het NZa-tarief.

De verwachting is dat het project eind 2023 is afgerond.

Hoe ondersteunen we kwetsbare mensen in de wijk zo goed mogelijk?

Hoe kunnen we zorg en welzijn beter verbinden in de wijk en hoe kunnen gemeenten hier op sturen? Gelijkwaardig partnerschap lijkt het nieuwe toverwoord. Maar hoe ga je als gemeente om met het spanningsveld tussen opdrachtgever én gelijkwaardige partner in de wijk?  Tijdens de kennismarkt, georganiseerd door Zorg&Sociaalweb van Berghauser Pont, komen deze vragen aan bod en gaan diverse experts, vanuit welzijn, zorg en gemeente, met elkaar en deelnemers in gesprek over nieuwe vormen van samenwerking in de wijk. In de middag zijn er diverse workshops over actuele thema’s. HHM’ers Ellen Geuzebroek, Nico Dam en Peter Bakker geven een van de workshops. 

Voor wie?
De kennismarkt is bestemd voor medewerkers werkzaam bij:

  • Gemeenten (o.a. beleidsmedewerkers, inkopers, contractmanagers, afdelingshoofden, directeuren en wethouders sociaal domein)
  • Zorg- en welzijnsaanbieders (o.a. beleidsmedewerkers, bestuurssecretarissen en bestuurders).

Workshops HHM’ers

Aanpak van eenzaamheid in de wijk: baat het niet dan schaadt het wel!
Door: Ellen Geuzebroek, Bureau HHM & Jesse Hulsebosch, ZorgfocuZ

Langdurige eenzaamheid kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid en ervoor zorgen dat mensen niet meer meedoen in de samenleving. Eenzaamheid is complex en grijpt in op diverse levensgebieden. Oplossingen zijn niet hapklaar of one-size-fits-all. De aanpak tegen eenzaamheid vraagt om zorgvuldig om te gaan met benadering, woordkeuze, beleid, interventieaanbod en de evaluatie van de interventies. In de workshop delen Jesse Hulsebosch en Ellen Geuzebroek hun kennis en ervaring met welke factoren invloed hebben op eenzaamheid en het meetbaar maken van eenzaamheid.

  • Welke factoren zijn van invloed op eenzaamheid?
  • Hoe meet je eenzaamheid in jouw gemeente?
  • Uitwisselen van wijkgerichte interventies tegen eenzaamheid en inspiratie opdoen.

Het spanningsveld tussen generieke inrichting en specialistische ondersteuning
Door: Nico Dam & Peter Bakker, Bureau HHM

In toenemende mate ontstaat het debat tussen gemeenten en aanbieders als het gaat om de ondersteuning van cliënten met specifieke, complexe hulpvragen. Tijdens deze workshop wordt dit vraagstuk van verschillende kanten belicht. De mogelijke oplossingen voor deze specifieke en complexe hulpvragen worden samen met jou verkend.

  • Gemeenten zoeken vereenvoudiging in het sociaal domein en bundelen diensten en producten.
  • Aanbieders hebben een focus op specifieke doelgroepen waarop de organisatie is ingericht
  • Dit schuurt in de praktijk, met name rond de opbouw van reële tarieven.
  • Wat zijn perspectieven op deze tegenstelling? Welke oplossingen voor inwoners zijn nodig?

Korting voor relaties van bureau HHM

Deze workshops– en de rest van het programma – met korting bijwonen? Gebruik dan nog t/m 17 oktober de code GEUZEBROEK100. Deelname kost dan slechts 195,- euro in plaats van 295.- euro.

Praktische informatie

  • Dinsdag 8 november 2022
  • 9:30 – 16.45, met inloop vanaf 9.00 uur
  • €295*,- excl. btw (krijg nog t/m 17 oktober 100 euro korting met de code GEUZEBROEK100)
  • Hotel Postillion| Bunnik

Bekijk het hele programma.

 

 

Handreiking normenkader Huishoudelijke Ondersteuning

Bureau HHM heeft het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 uitgewerkt. Dit normenkader helpt bij het op maat indiceren van huishoudelijke ondersteuning voor inwoners. Er liggen verschillende onderzoeken aan dit normenkader ten grondslag. Bureau HHM geeft een training aan Wmo-consulenten hoe te werken met het normenkader.

Alle gemeenten kunnen het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019<link> gebruiken als onderlegger voor het beleid en het indiceren van huishoudelijke ondersteuning. In de zomer van 2022 hebben we een uitgebreide versie van het normenkader uitgebracht. De normen hierin zijn -uiteraard- gelijk aan de versie die we eerder in 2019 hebben uitgebracht. We hebben nu extra toelichtingen toegevoegd bij de verschillende onderdelen van de norm. Deze toelichting geven we ook tijdens de trainingen over het normenkader.

In het normenkader is opgenomen hoeveel tijd van een professionele hulp nodig is als deze het huishouden in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’ volledig moet overnemen. Dit is de ‘ijk-situatie’. De Wmo-consulent doet onderzoek bij de inwoner die ondersteuning vraagt. En vergelijkt de situatie van de inwoner met de ‘gemiddelde cliëntsituatie’. Als de cliënt eigen mogelijkheden heeft of voorliggend of vanuit het netwerk ondersteuning kan worden geboden, dan is minder inzet van huishoudelijke ondersteuning mogelijk. Als het nodig is vanwege beperkingen of belemmeringen van de inwoner of andere bijzonderheden om extra vaak of extra goed of extra veel schoon te maken, dan is meer inzet van huishoudelijke ondersteuning nodig. Zo komt het tot ondersteuning op maat van het individu.

Marco Wolves, mede-ontwikkelaar van en trainer over het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019: “Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 is een kader dat past in de huidige tijd, de waarden en normen van nu. Het helpt consulenten of eventueel medewerkers van aanbieders om tot een duidelijke afweging te komen hoeveel huishoudelijke ondersteuning moet worden ingezet om te komen tot het resultaat van een schoon en leefbaar huis. Veel gemeenten in Nederland maken al gebruik van dit normenkader voor hun beleid en het indiceren. Het is te zien als een actuele opvolger van de CIZ-richtlijn uit 2006. Na een korte gewenningsperiode geven consulenten aan blij te zijn met het normenkader als hulpmiddel bij hun werk. Wij kunnen bij de implementatie van het normenkader ondersteunen door een korte training te geven aan consulenten en eventueel mee te denken bij het uitwerken van het lokale beleid.”

 

Resultaten – Landelijke inventarisatie bouwplannen verpleegzorg

Door de groeiende zorgvraag is de komende vijf jaar behoefte aan extra verpleegzorgplekken. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wil, in het kader van het programma Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen (WOZO), een duiding van de bestaande regionale bouwplannen verpleegzorg. Bureau HHM onderzocht welke bouwplannen met betrekking tot verpleegzorgplekken er zijn, in welke fase deze plannen zich bevinden en of deze plannen nog kunnen worden aangepast in de richting van zorg zonder verblijf rekening houdend met zowel de bouwfasering als regionale factoren. De resultaten zijn inmiddels door de minister voor Langdurige Zorg en Sport, Conny Helder, aangeboden aan de Tweede Kamer met de Kamerbrief Ontwikkelingen ouderenzorg – kwaliteit van zorg.

Uit de regiomonitors van 31 zorgkantoren is bekend dat de sector voor de periode tot en met 2025 bouwplannen heeft voor 22.394 plekken (waarvan circa 48% zonder verblijf en 52% met verblijf). Gezien het voornemen in het coalitieakkoord om geleidelijk te komen tot het scheiden van wonen en zorg, heeft het kabinet een sterke voorkeur dat de nieuwe plekken vooral zonder verblijf worden gerealiseerd. Daarbij blijft het uitgangspunt dat de realisatie van de 22.394 plekken uit de regiomonitors behaald wordt, conform de bestuurlijke afspraken.

Uitkomsten onderzoek bouwplannen verpleegzorg bureau HHM
Uit ons onderzoek blijkt dat bij de opgegeven plannen van 12.015 intramurale verpleegzorgplekken sprake is van zowel uitbreiding van het aantal intramurale verpleegzorg-plekken (circa 8.800) als vervanging van bestaande intramurale plekken (circa 2.800) en dat enkele verpleegzorgplekken dubbel zijn geteld (circa 400).

De 8.800 voorgenomen of lopende uitbreidingen van intramurale verpleegzorgplekken zijn vooral bijbouw of opbouw bij bestaande panden van de zorgaanbieders. Soms is sprake van aparte nieuwbouw of het aanpassen van panden met voorheen een andere functie.

De komende vijf jaar zullen 4.800 van de uitbreidingsplaatsen voor mensen met een Wlz-indicatie nog met verblijf zijn in een verpleeghuissetting. Voor de andere circa 4.000 plekken is het waarschijnlijk mogelijk deze voor 2025 om te zetten naar het scheiden van wonen en zorg. Dit betreft een schatting van de zorgkantoren omdat bij alle plannen (inhoudelijke, financiële of klant-gerelateerde) factoren zijn, die er toe kunnen leiden dat het aantal omzetbare plekken uiteindelijk lager is. Bovendien kan een (nog onbekend) deel van de aangegeven 8.800 uitbreidingsplekken sowieso niet gerealiseerd worden, bijvoorbeeld door het ontbreken van bouwgrond. Zorgkantoren en zorgaanbieders gaan de komende maanden met elkaar in gesprek over de bouwplannen zodat in het najaar van 2022 meer duidelijkheid is over de werkelijk realiseerbare aantallen.

Aandachtspunten omzetten intramurale uitbreidingsplannen
Een mogelijke knelpunt in het omzetten van intramurale uitbreidingsplannen zit in de grote inspanningen die dit van de diverse stakeholders vraagt. Alle lokaal betrokken partijen moeten hieraan mee kunnen en willen werken. Zeker als de realisatie in uiterlijk 2025 niet in gevaar mag komen. Daarnaast kan het de huisartsenzorg en krapte op de arbeidsmarkt verder onder druk zetten. Ook zijn er doelgroepen waarvoor het scheiden van wonen en zorg inhoudelijk en praktisch niet altijd een passende zorgsituatie biedt.

Toekomst scheiden wonen en zorg
De ambitie uit de bestuurlijk afspraken uit 2021 (bron: Kamerstukken II, 2020/2021, 31 765, nr. 568) is dat voor de komende vijf jaar 25.000 verpleegzorgplekken worden gerealiseerd. Deze ambitie wordt vooralsnog niet aangepast aldus minister Conny Helder. Over de periode na 2025 schrijft de minister in haar kamerbrief: “Structureel is de intentie van scheiden van wonen en zorg om te komen tot een stabilisatie van het aantal verpleegzorgplekken met verblijf. Nu in de periode 2021-2025 een toename van het aantal verpleeghuisplekken is voorzien, zal in de periode 2026-2031 worden bezien of een deel van de bestaande capaciteit binnen de verpleeghuizen kan worden omgezet in geclusterde woningen waarbij zorg en verblijf zijn gescheiden.”

Stimuleringsregeling E-Health Thuis heropend

De Stimuleringsregeling E-Health Thuis (SET) van de RvO is heropend voor zorgorganisaties om bestaande e-health toepassingen in hun organisaties op te schalen én te borgen. Bij deze subsidieregeling zijn er twee mogelijkheden, namelijk de SET en de SET Visievorming e-health.

Bent u aanbieder van zorg en/of ondersteuning zoals bedoeld onder de Zvw, Wlz en Wmo en wilt u met een inkoper samenwerken aan het opschalen én borgen van bestaande e-health oplossingen? Dan is de SET mogelijk iets voor uw samenwerkingsverband.

Bent u aanbieder van zorg en/of ondersteuning zoals bedoeld onder de Zvw, Wlz en Wmo en wilt u een gedragen visie ontwikkelen over hoe e-health bijdraagt aan uw bredere zorgdoelstellingen? Dan is de SET Visievorming e-health mogelijk iets voor u als aanbieder.

Het doel van SET is zorgen dat ouderen en mensen met een (risico op) chronische ziekte of beperking met een grotere kwaliteit van leven langer thuis kunnen wonen.

Hierbij gaat het om bestaande e-health die:
• die de kwaliteit van leven verbetert van mensen met een (risico op) chronisch ziekte of ouderen met een zorg- of ondersteuningsvraag;
• die zorgverleners in staat stelt om een betere kwaliteit van dienstverlening te kunnen leveren met minder werkdruk en meer voldoening;
• waarmee gemeenten en zorgverzekeraars meer mensen met een zorgvraag kunnen helpen bij gelijkblijvende kosten.

Beeldbellen, innovatieve hulp bij thuisrevalidatie en de medicijndispenser: dit zijn allemaal e-health toepassingen die de afgelopen jaren succesvol zijn ingezet door zorgorganisaties, met behulp van de SET. Op de website van de RVO staan diverse voorbeelden van projecten om inspiratie op te doen.

Wat kan bureau HHM doen
Vanuit bureau HHM helpen we organisaties in beweging te komen. We denken graag mee hoe organisaties deze subsidieregeling kunnen aanvragen en inzetten. Bij sommige activiteiten kunnen we ook een rol spelen in de uitvoering. Denk bijvoorbeeld aan projecten voor de inzet en/of opschalen van beeldbellen. Wij gaan graag met u in gesprek hierover.

Tijdig passend wonen door ouderen

Hoe beweeg je zelfstandige en vitale ouderen om tijdig na te denken en keuzes te maken over passende wonen. Die vraag stond centraal tijdens een tienweeks project van studenten Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Twente. Jaarlijks doorlopen studenten Gezondheidswetenschappen een project waarbij zij als consultants in de zorg werken voor verschillende opdrachtgevers. Bureau HHM doet hier voor het tweede jaar aan mee en begeleidde vier studenten bij hun onderzoek naar passend wonen.

De centrale vraagstelling luidde: ‘Wat kunnen gemeenten doen om zelfstandige en vitale ouderen (tussen 55 en 75 jaar) tijdig na te laten denken over en te motiveren om keuzes te maken over passend wonen?’. Als ouderen eerder verhuizen naar een passende woning of hun eigen woning passend maken, kunnen crisissituaties grotendeels worden voorkomen. Met voordelen voor de oudere zelf, maar ook een maatschappelijk voordeel: de druk op de zorg wordt verlaagd en de zorg blijft betaalbaarder en toegankelijker. Doorstroom van ouderen naar een passende woning betekent bovendien een betere doorstroom op de huizenmarkt.

Door middel van deskresearch en interviews met gemeenten en initiatiefnemers kwamen de studenten – op basis van een set van criteria – tot een drie-stappenplan waarmee gemeenten aan de slag kunnen om de doelgroep:

1. Te bereiken
2. Te informeren
3. Te motiveren

Naast een adviesrapport ontwikkelden de studenten een infographic die gemeenten handvatten biedt om aanbevelingen uit het onderzoek in praktijk te brengen.

 

HHM’ers werken als Versnellers GGZ aan terugdringen wachttijden regio Groningen

De wachttijden voor de specialistische ggz zijn hardnekkig. De meest kwetsbare mensen hebben hier het meeste last van. Maar ook voor andere wachtenden geldt dat tijdens de wachttijd problemen kunnen verergeren en crisissen ontstaan. Collega’s Eline Lubbes en Evelien Rijken werken als versnellers voor de regionale taskforce in de regio Groningen aan het terugdringen van de wachttijden.  Eline: “We versterken de samenwerking met als doel het verkorten van de wachttijden het vergroten van de toegankelijkheid van de GGZ.”

In Groningen werken inmiddels twintig partijen structureel samen aan concrete verbeterinitiatieven. Zij gaven versnellers Evelien en Eline terug dat het hierbij enorm helpt dat zij  als onafhankelijk procesbegeleider optreden. Evelien: “Wij verbinden, houden partijen scherp op afspraken en bewaken de voortgang. Als onafhankelijke partij krijgen wij bovendien knelpunten makkelijker boven tafel. Wij zijn een neutrale afzender.”

Aanpak Versnellers GGZ regio Groningen
Eline: “We hebben heel erg ingezet op het bouwen van het netwerk. We zijn als versnellers eerst in gesprek gegaan met de 20 partijen die actief meedoen in de regionale taskforce Groningen. Samen stelden we knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen vast. Hiervan maakten we een infographic waarmee we alle partijen lieten zien waar we op inzetten en ze vroegen mee te werken.”

De belangrijkste aandachtspunten:

  • Transfermechanisme
  • Wachtlijst opschonen
  • Doelgericht werken en tijdig afsluiten
  • Meer aansluiting sociaal domein en huisartsen
  • Overgang 18- 18+
  • Inzet ervaringsdeskundigen

Eline: “Aan die oplossingen proberen we samen te werken. We hebben al een aantal mooie resultaten geboekt. Bijvoorbeeld als het gaat over de aansluiting van het Sociaal Domein op de Huisartsenzorg. We versterkten de samenwerking door onder andere informatiebijeenkomsten. Huisartsen weten nu beter waar ze het sociaal domein voor kunnen benutten. En er draait een pilot waarbij een vast aanspreekpunt vanuit het sociaal domein gekoppeld is aan een aantal huisartspraktijken. Ook wordt het verwijssysteem – dat huisartsen nu gebruiken bij doorverwijzing naar het ziekenhuis – aangepast zodat dit ook geschikt is voor het Sociaal Domein. Deze pilot wordt ondersteund door Zorgadvies Groningen.”

“Dat is tekenend voor onze aanpak”, aldus Evelien. “We nemen het proces niet over; partijen uit de regio geven hieraan zelf de praktische invulling. We zorgen voor bestuurlijk commitment, brengen de mensen bij elkaar en zetten ze in beweging. Zij dragen vervolgens zelf zorg voor de inrichting en de uitvoering. Waar nodig ondersteunen we. We vinden het belangrijk dat de gekozen oplossingen passen bij de regio en draagvlak genieten.”

Duo-rol Versnellers GGZ
Meerdere regio’s maken gebruik van Versnellers GGZ. Vaak gaat het om één versneller. Bureau HHM koos bewust voor een duo-rol voor de Versnellers GGZ. Voor partijen in de regio werkte het goed om twee aanspreekpunten te hebben. Er was altijd iemand beschikbaar en: “Twee weten meer dan een en zo versterken en versnellen we elkaar”, aldus Evelien.

Subsidiemogelijkheden inzet Versnellers GGZ
In het programma ‘Versnellers binnen de ggz’ kunnen regio’s subsidie aanvragen voor de inzet van versnellers. Er kan een startsubsidie worden aangevraagd voor het aanstellen van een regionale versneller die een duidelijke, stimulerende en faciliterende rol vervult bij het opzetten van een regionaal samenwerkingsverband. En er is een uitvoeringsubsidie voor het aanstellen van een regionale versneller die een duidelijke, stimulerende en faciliterende rol vervult bij het continueren en/of uitbreiden van een bestaand samenwerkingsverband.

 

 

Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging

“Zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan.” Vorige week presenteerde Minister Helder het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Het programma is erop gericht dat de ouderenzorg ook in de toekomst blijft passen bij wat ouderen willen. Het beroep op wijkverpleging groeit harder dan het aantal zorgverleners. Dat betekent dat we op een andere manier moeten gaan werken om goede zorg aan cliënten te kunnen blijven bieden. Om een impuls te geven aan nieuwe manieren van werken is de Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging (SOW) opnieuw opengezet. De deadline voor het indienen staat op 12 september 2022.

De SOW geeft organisaties die wijkverpleging leveren een financieel steuntje in de rug om projecten voor nieuwe werkwijzen en verbeteringen in gang te zetten. Dit kan ook in samenwerking met andere zorginstellingen en zzp’ers in de wijkverpleging en met ketenpartners als huisartsen en gemeenten.

De volgende activiteiten zijn subsidiabel:

  • Verbeteren van deskundigheid teams wijkverpleging.
  • Verbeteren van de samenwerking binnen de wijkverpleging.
  • Meer samenwerking met andere organisaties en optioneel zzp’ers in de keten.
  • Verbeteren van zelfredzaamheid en eigen regie van cliënten.
  • Verminderen van administratieve lasten zoals bijvoorbeeld de vijfminutenregistratie.
  • Verbeteren van de ICT-basisinfrastructuur.
  • In gebruik nemen van nieuwe technologieën.
  • Opzetten en uitvoeren van een traineeprogramma voor nieuw in dienst getreden Hbo-opgeleide verpleegkundigen.
  • Begeleiden van bij de zorginstelling nieuw in dienst getreden verpleegkundigen en verzorgenden.

Op de website van de RVO staan diverse voorbeelden van projecten om inspiratie op te doen. Je vindt er ook meer informatie over de subsidiabele kosten per activiteit.

Wat kan bureau HHM doen
Vanuit bureau HHM helpen we organisaties in beweging te komen. We denken graag mee hoe organisaties deze subsidieregeling kunnen inzetten. Bij sommige activiteiten kunnen we ook een rol spelen in de uitvoering. Denk bijvoorbeeld aan projecten voor versterking van de samenwerking in de keten.

 

Technologie als oplossing voor personeelstekort

“Het is nog altijd eenvoudiger om personeel te werven dan om zorgprocessen dusdanig te veranderen dat medische technologie optimaal wordt ingezet waardoor betere zorg geleverd wordt met minder inzet van personeel.” Luidt een van de bevindingen uit het eindrapport van Gupta: Uitweg uit de schaarste. Als bureau HHM herkennen wij deze bevinding. Anouk van der Veen, bureau HHM: “Uiteindelijk ontkomen we niet aan de inzet van technologische middelen. Nu is het moment om te starten met de implementatie hiervan.”

Nederland kent een uitstekend en kwalitatief hoogstaand zorgsysteem. Al jaren wordt de urgentie gevoeld dat de betaalbaarheid van de Nederlandse zorg niet meer haalbaar is. De laatste tijd begint ook het personeelstekort als gevolg van de vergrijzing een zichtbare bedreiging voor de kwaliteit van ons zorgsysteem te worden. Anouk: “We horen steeds vaker van zorgorganisaties die zich genoodzaakt zien om de zorg af te schalen, bijvoorbeeld van 2 keer douchen in de week naar 1 keer per week. Andere organisaties kunnen cliënten niet meer aannemen omdat de werkdruk van het personeel of het ziekteverzuim te hoog oploopt. Het moment waarop vooruitschuiven van een goede inzet van technologie niet meer haalbaar is komt steeds dichterbij. We zien dat steeds meer zorgorganisaties ook die noodzaak voelen en zoeken naar mogelijkheden om te veranderen.” Dit wordt ook in het rapport van Gupta benoemd: ‘De groeiende dreiging van personeelstekort maakt dat het perspectief op technologie in de zorg verandert. We bewegen van technologie als bedreiging van baanzekerheid naar technologie als kans om kwaliteit van zorg te behouden in tijden van personele krapte.’

Anouk: “Daarom is nu het moment om echt te starten met de implementatie van zorgtechnologie. En dan niet met losse pilots en proeftuinen, waarvan de apparaten aan het eind van de rit in de kast verdwijnen omdat het gebruik van technologische toepassingen niet aansluit bij de praktijk. Maar beginnen bij het begin: het herinrichten van zorgprocessen. Samen met de medewerkers, vanuit de behoefte van de cliënt, kijken naar wat het optimale proces moet zijn. Welke werkzaamheden voeren de zorgprofessionals graag uit? Welke werkzaamheden kosten veel tijd of zijn helemaal niet zo leuk? Waar kan technologie ingezet worden als ondersteuning om meer werk in minder tijd te verrichten of werk te vervangen (dat medewerkers ook helemaal niet zo leuk vinden om te doen). Nog al te vaak horen wij dat professionals bang zijn dat hun werk minder leuk wordt door het toepassen van technologie.” Gupta beschrijft in haar rapportage dat 21-28% van de tijd besteed wordt aan administratieve handelingen, iets waar weinig zorgmedewerkers warm voor lopen. “Belangrijk, maar niet het leukste deel van het vak. Laten we dus vooral samen met werknemers kijken hoe de herinrichting van zorgprocessen, waarbij direct aandacht is voor de inzet van technologische toepassingen, het werk leuker en lichter kunnen maken. Onze ervaring is dat medewerkers daar zelf vaak al goede ideeën over hebben”, aldus Anouk.

Daarnaast wordt vaak gevreesd dat alle zorgmedewerkers met technologie, zoals beeldbellen, moeten kunnen werken. Anouk: “Wij denken dat dat niet noodzakelijk is. In het geval van beeldbellen werkt het vaak beter om met een kleine groep medewerkers te starten die enthousiast zijn om hier mee aan de slag te gaan. Door hen de tijd en de ruimte te geven om dit in te richten en op te zetten komt het toepassen van een technologie beter van de grond. Digitale zorgverlening is echt een andere vorm van zorgen, daarom zou er eventueel zelfs gewerkt kunnen worden met niet zorgmedewerkers die een korte training volgen voor het geven van zorg op afstand. Op deze manier worden andere zorgmedewerkers ontlast, om zo de benodigde zorg waarvoor zij opgeleid zijn nog wel te kunnen geven.”

Gupta eindigt het rapport met de hoopvolle conclusie dat bestaande technologie de potentie heeft om het personeelstekort op te vangen. Anouk: “Dit vraagt echter wel dat we nu beginnen met de adoptie en een duurzame implementatie van zorgtechnologie.”

Meer weten over duurzame implementatie van zorgtechnologie, het herinrichten van zorgprocessen en het aanspreken van veranderkracht in organisaties? Wij gaan graag met u in gesprek.

 

Onderzoek lijkschouw langdurige zorg

Voor het ministerie van VWS onderzoekt bureau HHM of de lijkschouw in de langdurige zorg die nu door behandelend artsen wordt uitgevoerd, ook door verpleegkundig specialisten (VS-en) en physician assistants (PA’s) kan worden uitgevoerd.

Deze vraag komt naar voren vanwege tekorten aan specialisten ouderengeneeskunde (SO’s), artsen voor verstandelijk gehandicapten (AVG-en) en huisartsen (HA’s). Het vraagstuk sluit aan bij ontwikkelingen in de afgelopen jaren op het gebied van herschikking van taken van behandelend artsen naar VS-en en PA’s en is meermaals naar voren gebracht door beroeps- en brancheverenigingen en instellingen in de langdurige zorg.

Het onderzoek bestaat onder meer uit:

  • Een uitgebreide documentstudie (wetteksten, richtlijnen en protocollen, informatie over opleidingen (bij- en na)scholing, artikelen over taakherschikking, et cetera).
  • Een groot aantal interviews (met beroeps- en brancheverenigingen, SO’s, AVG-en, HA’s, VS-en en PA’s, coördinatoren en docenten van opleidingen, et cetera).

Het resultaat van het onderzoek is een beschrijving van knelpunten en oplossingen rondom de inzet van VS-en en PA’s bij de lijkschouw in de langdurige zorg en van randvoorwaarden waaronder dit gerealiseerd kan worden.

Uitvoeringsadvies versterken infectiepreventie langdurige zorg

Het ministerie van VWS wil de hygiëne en infectiepreventie in de langdurige zorg versterken, zodat de sector voorbereid is op nieuwe (pandemische) uitbraken van infectiezieken. Het ministerie van VWS stelt hiervoor extra middelen beschikbaar. Om deze middelen zo doelmatig en effectief mogelijk te besteden stelt bureau HHM een uitvoeringsadvies op.

Het is belangrijk dat alle zorgorganisaties weten waar ze staan als het gaat om hygiëne en infectiepreventie en vervolgens eventueel noodzakelijke verbeteringen doorvoeren. In het uitvoeringsadvies werken wij uit hoe zorgorganisaties daarbij het beste kunnen worden ondersteund.

Op basis van een documentstudie brengen we belangrijke knelpunten en opgaven op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in de langdurige zorg in kaart. Met relevante partijen gaan we vervolgens na welke aanpak wenselijk en mogelijk is als het gaat om het versterken van hygiëne en infectiepreventie. Daarbij hebben we aandacht voor organisatie, financiering, monitoring, sturing en leren en verbeteren. Ook houden we rekening met verschillen tussen verpleeg(huis)zorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en thuiszorg.

Businesscase: wonen met een plus op de Veluwe

Met de toenemende vergrijzing en een krimp op de arbeidsmarkt van zorgmedewerkers staan we als samenleving voor een grote uitdaging. Ook wordt het gat tussen het ontvangen van thuiszorg en intramurale verpleeghuiszorg steeds groter. De ouderenzorgorganisaties Viattence, Zorgverlening Het Baken, Woonzorg Unie Veluwe en Zorggroep Noordwest-Veluwe hebben daarom de handen ineengeslagen.

Samen willen de ouderorganisaties met het concept ‘Wonen met een +’ aansluiten bij deze opgave en invulling geven aan de behoefte van de ouder wordende inwoners van de gemeenten Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Bureau HHM kreeg de opdracht om te onderzoeken welk woon-, leef- en zorgconcept het best past bij de bewoners in de genoemde gemeenten. We kijken hiervoor naar succesfactoren van vergelijkbare woon-, leef- en zorgconcepten in Nederland. Ook spreken we met experts over hun kennis en ervaring op dit gebied. Dit alles om te komen tot een haalbare businesscase waarin één of meerdere woonzorgconcepten zijn uitgewerkt.

Een vitale leefgemeenschap
Wonen met een + is een concept waarbij de oudere geclusterd zelfstandig woont en de voorzieningen (de zogeheten +) worden georganiseerd door derden. Onder de + verstaan we alles wat de oudere of zijn/haar naaste nodig heeft op het gebied van preventie, zorg, relaties, behandeling, ontmoetingen en diensten. Met dit zorgconcept, dat nog in ontwikkeling is, streven we naar het creëren van een vitale leefgemeenschap waarbij de zelfstandigheid van ouderen behouden kan worden.

Naar verwachting is een passende businesscase eind 2022 gereed.

 

Publicatie – grootschalig onderzoek naar eenzaamheid Zuid-Holland

Hoe eenzaam zijn inwoners van Zuid-Holland en hoe kunnen we eenzaamheid voorkomen? Welke groepen lijden vooral onder dit probleem en in welke mate? Wat zijn oorzaken en gevolgen van eenzaamheid? De provincie Zuid-Holland wil dit graag weten om zo eenzaamheid nu en in de toekomst te voorkomen. Daarom deden bureau HHM en ZorgfocuZ een grootschalig onderzoek naar eenzaamheid in de provincie.

Onderzoeker Lennart Homan: “Als je weet welke factoren – in meer of mindere mate – een rol spelen, kun je gericht op zoek naar oplossingen. Vanuit bureau HHM ondersteunen wij verschillende overheden bij de ontwikkeling van woonzorgvisies en daaruit voortvloeiende actieplannen. Hierbij speelt de fysieke omgeving een belangrijke rol. Als een woonomgeving geen ruimte biedt voor ontmoeting, dan kan het best zijn dat mensen eenzamer worden en daardoor ook op andere levensgebieden problemen ervaren.”

Ontwikkeling eenzaamheid Zuid-Holland
Het Trendscenario (Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV), RIVM 2020) laat zien dat het aantal eenzame Nederlanders van 18 jaar en ouder in de toekomst licht zal toenemen. Naar verwachting gaat het dan vooral om inwoners met een mindere ernstige vorm van eenzaamheid, ernstige vormen van eenzaamheid blijven nagenoeg stabiel.

Uit ons onderzoek blijkt dat mensen woonachtig in een flat of etagewoning eenzamer zijn dan mensen in een rijtjeshuis door een lagere tevredenheid met de woning en de buurt. Om in de (toekomstige) behoefte aan woningen te voorzien en het bestaande tekort op de woningmarkt naar een functioneel niveau terug te dringen, zet de provincie Zuid-Holland in op een toename van het aantal woningen. Daarbij bestaat de kans dat het aantal flat- of etagewoningen toe zullen nemen. Een toename van flat- of etagewoningen hoeft niet direct te leiden tot een toename van eenzaamheid, aangezien het samenhangt met de tevredenheid met de woning en buurt en de mate van sociale cohesie.

Ook sociale en politieke ontwikkelingen spelen een rol. Met de decentralisatie van zorgtaken van de landelijke en provinciale overheid naar gemeente is er ingezet om mensen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning en wijk te laten wonen. Het risico van deze ‘ambulantisering’ is dat de veilige setting en het sociale contact waarin vaak wordt voorzien in een intramurale setting wegvalt.

Daarnaast is er een ontwikkeling zichtbaar waarin de zorg- en welzijnssector, de gemeente, woningcorporaties, politie en andere maatschappelijke organisaties meer integraal werken. Met een integrale manier van werken en door de leefwereld van de mens centraal te stellen, verandert de rol van zorgverleners, zoals huisartsen, praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen, zodat mensen die vereenzamen tijdig in beeld zijn en goed kunnen worden doorverwezen.

Meer onderzoek
Op landelijk, regionaal en lokaal niveau wordt er het nodige onderzoek naar eenzaamheid gedaan. Ook is er het landelijke actieprogramma Eén tegen eenzaamheid sinds 2019. Aan dit actieprogramma zijn door het hele land lokale coalities gekoppeld om mensen die zich eenzaam voelen te helpen. Niet eerder is er systematisch onderzoek gedaan naar eenzaamheid in Zuid-Holland.

Eenzaamheid speelt natuurlijk niet alleen in Zuid-Holland, maar in heel Nederland. Op eigen initiatief hebben bureau HHM en ZorgfocuZ het onderzoek, dat is gestart in Zuid-Holland, uitgebreid. Ook voor de overige elf provincies wordt onderzoek verricht naar eenzaamheid en hoe dit zich verhoudt tot de leef- en woonomgeving van mensen en sociale, persoonlijke, economische factoren.

Eind vorig jaar verscheen er  in Zorg+Welzijn – naar aanleiding van een van onze onderzoeken – een artikel over de relatie tussen de woonomgeving en digitalisering en eenzaamheid.

 

Landelijke inventarisatie bouwplannen verpleegzorg

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wil, in het kader van het programma Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen (WOZO), een duiding van de bestaande regionale bouwplannen verpleegzorg. Door de groeiende zorgvraag is de komende vijf jaar behoefte aan extra verpleegzorg­plekken. Bureau HHM is gevraagd om te onderzoeken welke bouwplannen met betrekking tot verpleegzorgplekken er zijn, in welke fase deze plannen zich bevinden en of deze plannen nog kunnen worden aangepast in de richting van zorg zonder verblijf rekening houdend met zowel de bouwfasering als regionale factoren.

Op basis van de regiomonitors van 31 zorgkantoren is bekend dat de sector voor de periode tot en met 2025 bouwplannen heeft voor 22.394 plekken (waarvan circa 48% zonder verblijf en 52% met verblijf). Gezien het voornemen in het coalitieakkoord om geleidelijk te komen tot schei­den van wonen en zorg, heeft het kabinet een sterke voorkeur dat de nieuwe plekken vooral zonder verblijf worden gerealiseerd. Daarbij blijft het uitgangspunt dat de realisatie van de 22.394 plekken uit de regiomonitors behaald wordt, conform de bestuurlijke afspraken.

In het debat met de Tweede Kamer van 31 maart 2022 heeft de minister aangegeven dat zij op korte termijn gaat onderzoeken welke bouwplannen met betrekking tot verpleegzorgplekken momenteel aan de orde zijn, in welke fase deze plannen zich bevinden en of deze plannen nog kunnen worden aangepast in de richting van zorg zonder verblijf rekening houdend met zowel de bouwfasering als regionale factoren. Het resultaat van dit onderzoek is een overzicht met per zorgkantoor het percentage intramurale verpleegzorg­plekken dat naar verwachting tijdig kan worden omgezet en een percentage van de intramurale verpleegzorgplekken dat onomkeerbaar is gezien bouwfasering en/of regionale factoren.

Doel van het onderzoek is om:

  1. de onzekerheid bij zorgaanbieders weg te nemen met betrekking tot de voorgenomen bouwplannen, waarbij de inzet is om onomkeerbare bouwplannen niet aan te passen;
  2. inzicht te krijgen in het aantal bouwplannen dat, rekening houdend met zowel bouwfasering als regionale factoren, nog is om te zetten van zorg met verblijf naar zorg zonder verblijf en de mogelijke (financiële) ondersteuning van zorgaanbieders bij de aanpassing van deze plannen.

In de stuurgroep Wonen voor ouderen worden de resultaten van het onderzoek besproken met de sector. Inzet daarbij is dat de bestuurlijke afspraken kunnen worden herbevestigd en meerjarig voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld binnen het Wlz-kader om deze uitbreidingsvoornemens conform bestuurlijke afspraken te realiseren. Vervolgens kan de minister de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten in haar brief over de nadere invulling van het WOZO-programma.

 

Marktanalyse zorgprogramma’s kwetsbare ouderen thuis

Zorgprogramma’s voor kwetsbare ouderen maken het mogelijk om langer thuis te wonen. Dit vraagt een andere manier van werken door de betrokken partijen en meer samenwerking. In opdracht van de NZa voert bureau HHM onderzoek uit om zicht te krijgen op het functioneren van de markt voor (zorg)programma’s voor kwetsbare ouderen thuis. Op basis van dit onderzoek bekijkt de NZa of de bekostiging voor deze integrale (zorg)programma’s verbeterd kan worden.

Met de term (zorg)programma bedoelen wij een samenhangend geheel waarbinnen verschillende professionals gezamenlijk integrale zorg bieden aan thuiswonende kwetsbare ouderen. Het betreft zorg aan ouderen met een complexe zorgvraag als gevolg van cognitieve en/of fysieke problemen waardoor de oudere verminderd functioneert en verminderd in staat is om regie te voeren. Hierdoor heeft de kwetsbare oudere – naast de zorg van de huisarts en wijkverpleegkundige – zorg nodig van andere zorgverleners.

We gebruiken verschillende onderzoeksmethodes om te komen tot een goede marktanalyse van zorgprogramma’s.

Bureauonderzoek
Met een bureauonderzoek inventariseren we welke informatie al beschikbaar is over zorgprogramma’s en het inkoopbeleid.

Landelijke uitvraag
Door middel van een landelijke uitvraag en groepssessies betrekken we veldpartijen bij het onderzoek.  Met de uitvraag willen we zicht krijgen op de inhoud van de (zorg)programma’s, welke beroepsgroepen zijn betrokken en hoe de financiering is geregeld. Ook vragen we naar succesfactoren en knelpunten bij (de financiering van) het (zorg)programma. Als een samenwerkingsverband (bestaande uit een netwerk, een zorggroep, samenwerkende organisaties, een alliantie of ander initiatief) geen (zorg)programma uitvoert willen we graag weten op welke wijze integrale zorg voor kwetsbare ouderen wordt ingevuld.

Reflectiesessies
We houden vier online bijeenkomsten waarin we met alle partijen (zorgverleners, zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten) in gesprek gaan om de resultaten van de landelijke uitvraag te toetsen en duiden. We vragen door op het functioneren van de markt voor zorgprogramma’s, de financiële impact, opschalingsmogelijkheden, succesfactoren en knelpunten.

  • Dinsdag 5 april van 13.00 – 15.00 uur
  • Donderdag 7 april van 10.00 – 12.00 uur
  • Maandag 11 april van 13.00 – 15.00 uur
  • Dinsdag 12 april van 15.00 – 17.00 uur

Werksessie cliëntreizen
Op basis van informatie uit het bureauonderzoek en de landelijke uitvragen werken we enkele cliënt­reizen uit. Met deze cliëntreizen brengen we in beeld hoe een cliënt terechtkomt in een zorgprogramma, hoe de cliënt doorstroomt en wat de rol van het zorg­programma is binnen alle zorg die een cliënt ontvangt. Tijdens deze werk­sessie werken we met zorg­ver­leners (zoals POH-ou­de­ren­zorg, wijk­ver­pleeg­kundige, SO en apo­theker) verschillende con­ceptversies van cliëntreizen concreet uit.

 

Skipr: ‘Langer Thuis door domeinoverstijgend werken’

“Als gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en zorgaanbieders écht gaan samenwerken, kunnen meer kwetsbare ouderen op een fijne manier in hun eigen omgeving blijven. Dat blijkt uit de experimenten met ‘domeinoverstijgend samenwerken’ van de gemeenten Dongen, Ede en Hollandscheveld”, zo staat geschreven in een recent artikel op Skipr.

Een aantal ontwikkelingen maakt dat deze domein-overstijgende samenwerking steeds noodzakelijker wordt. De komende jaren neemt de groep mensen ouder dan 75 jaar in een hoog tempo toe. Waar mensen eerder in een relatief vroeg stadium naar een tussenvoorziening of verpleeghuis verhuisden is het nu gebruikelijker om tot op latere leeftijd thuis te blijven wonen. Het uitgangspunt van de regering is ook dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen met behulp van informele zorg en eventuele gemeentelijke ondersteuning. Daarnaast is bekend dat de meeste verpleeghuizen straks geen plek hebben voor deze grote groep ouderen. En als er al fysieke plekken beschikbaar zouden zijn, dan is er onvoldoende zorgpersoneel om voor deze mensen te zorgen.

Voor gemeenten kan de combinatie van de (dubbele) vergrijzing en het aanbod aan lokale woonzorgvoorzieningen een grote opgave zijn. Bovendien lopen ondersteuningsvragen van inwoners sterk uiteen. Inwoners lopen op hun beurt soms vast op de wettelijke kaders van waaruit zorg en ondersteuning wordt geleverd. Ze kloppen bij de gemeente aan om de best passende zorg te krijgen, onafhankelijk vanuit welk domein dit geleverd wordt. Wat de best passende zorg is, verschilt immers sterk per persoon.

Veel mensen vallen niet volledig onder één zorgdomein. Ook zijn er mensen die een zware zorgbehoefte hebben en mogelijk recht hebben op Wlz-zorg, maar die dankzij inspanning van mensen uit hun sociale omgeving slechts een beperkte formele ondersteunings- en/of zorgvraag hebben. Als iemand in zo’n situatie graag thuis wil blijven wonen, kan het soms doelmatiger zijn dat deze persoon door de mantelzorger(s), gemeente en Zvw-verzekeraar wordt geholpen, dan wanneer hij enkel Wlz-zorg thuis zou ontvangen met een vpt, mpt of pgb. De gemeente kan hierbij bijvoorbeeld in gesprek gaan met de cliënt, mantelzorgers, het CIZ en eventueel de zorgverzekeraar om te kijken wat verantwoord is. Zo kan iemand langer thuis blijven wonen en hoeft nog geen gebruik te maken van de (schaarse) intramurale capaciteit. Een mooi voorbeeld van domein-overstijgende samenwerking. Dit voorbeeld laat zien hoe partijen op een creatieve manier oplossingen kunnen vinden. Door middel van een stevige samenwerking en goede financiële afspraken kan er een betere aansluiting van het woonzorgaanbod gevonden worden voor ouderen en andere kwetsbare inwoners.

Het ministerie van VWS werkt aan een wetswijziging van de Wlz om de bekostiging van dergelijke initiatieven makkelijker te maken. Of deze wetswijziging doorgaat is nog onzeker. Gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars en zorgaanbieders zouden hierdoor meer ruimte krijgen om op nieuwe manieren in te spelen op de behoefte van kwetsbare en/of thuiswonende ouderen. De Taskforce Wonen en Zorg van het VWS benadrukt ook het belang van de samenwerking tussen verschillende publieke en private partijen bij de opgave van het langer zelfstandig wonen van ouderen.

Meer weten hoe je als gemeente nog beter aan kunt sluiten bij de behoefte van jouw inwoners en in de toekomst passend kunt laten wonen (met zorg of ondersteuning)?
Lees dan ons artikel over sleutelfactoren voor een toekomstbestendig woonzorgaanbod.

Jeugdbeschermingstafels dragen bij aan betere ketensamenwerking

Er wordt eenduidiger gewerkt in de Twentse jeugdbeschermingsketen sinds de invoering van de Jeugdbeschermingstafels. Dat blijkt uit onderzoek van bureau HHM.De veertien Twentse gemeenten werken sinds vorig jaar met deze tafels om te komen tot betere hulpverlening. Bureau HHM evalueerde deze manier van werken in opdracht van OZJT/Samen14.

De jeugdbeschermingstafels zijn letterlijk tafels waar betrokken professionals mét het gezin of gezinsleden in gesprek gaan. Aan de jeugdbeschermingstafel wil de regio eenduidig werken. De keten gedwongen kader wordt een samenhangend geheel voor gezinnen als er duidelijkheid is over de rollen die iedereen heeft, er afgestemd wordt met het gezin en haar netwerk wie wat gaat doen en hier afspraken over worden gemaakt. Het gezin heeft aan deze jeugdbeschermingstafels een prominente plek, omdat gezinsleden het recht hebben om betrokken te zijn bij en hun mening te geven over de veiligheidsinschatting. Gemeenten, zorgaanbieders, Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis Twente en Gecertificeerde Instellingen werken hierbij samen met als doel de veiligheid van jeugdigen vergroten.

Bureau HHM evalueerde de jeugdbeschermingstafels met een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Voor dat laatste werden betrokkenen uit de keten geïnterviewd.

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek:

  • De jeugdbeschermingstafels zijn van meerwaarde; de aanwezigheid van ouders en jeugdige leveren hier de belangrijkste bijdrage aan.
  • Er wordt eenduidiger gewerkt in de keten sinds de oprichting van de jeugdbeschermingstafels
  • De jeugdbeschermingstafels dragen bij aan een beter samenwerking tussen professionals.

Strategische koers ‘Samen Twente’

“We zijn met iets bijzonders bezig. Nergens in Nederland bestaat een organisatie die gezondheid, sociaal domein, jeugdzorg en onderzoek in één organisatie heeft. Op inhoud zien we veel kansen om de samenwerking nog meer te laten opleveren voor Twente.”

– Samantha Dinsbach, directeur SamenTwente –

 

De veertien gemeenten in Twente werken intensief samen op het gebied van gezondheid, met als doel gezonde, veilige en vitale inwoners in Twente. Hiervoor hebben gemeenten in medio 2021 de Gemeenschappelijke Regeling Gezondheid ingesteld. Deze GR is gevormd na het ontbinden van de Regio Twente. In de GR zijn de GGD Twente, de Organisatie voor Zorg en Jeugdhulp Twente en Veilig Thuis Twente samengebracht. De GR is ook gastheer voor Samen14 en het Kennispunt Twente.

In de tweede helft van 2021 is het bestuur van de GR Gezondheid een proces gestart om te komen tot een strategische koers op hoofdlijnen voor de komende jaren. Bureau HHM is gevraagd te ondersteunen bij het uitwerken van deze strategische koers. Parellel hieraan is een proces doorlopen om te komen tot een passende identiteit, inclusief een naam voor de GR.

We zijn hiervoor in gesprek gegaan met de veertien gemeenten, met leidinggevenden van de vijf betrokken organisatieonderdelen en met externe stakeholders. Om op te halen wat zij zien als de strategische basis voor de vernieuwde samenwerking. Na een intensief traject van gesprekken, onderlinge afstemming en het vertalen van de bevindingen in een koersdocument, heeft het bestuur van de GR Gezondheid begin maart 2022 de nieuwe strategische koers vastgesteld.

De kern van de strategische koers zijn acht leidende principes. Deze vormen de leidraad voor de inhoudelijke koers en de doorontwikkeling van de organisatie van de GR. De nieuwe naam van de GR is: SamenTwente, voor een gezond, veilig en vitaal Twente.

Zie www.samentwente.nl voor verdere toelichting.

Evaluatie: Koploperproject stimuleert ontwikkeling onafhankelijke cliëntondersteuning

Gemeenten bieden hun inwoners op grond van de Wmo 2015 gratis toegang tot onafhankelijke cliëntondersteuning. Cliëntondersteuning is voor mensen belangrijk om de weg te vinden naar zorg en ondersteuning, met behoud van eigen regie. In 2017 heeft het Ministerie van VWS het Koploperproject Cliëntondersteuning opgezet, een meerjarig ondersteuningsprogramma om een impuls te geven aan de ontwikkeling van cliëntondersteuning door gemeenten. In 2020 en 2021 heeft bureau HHM het functioneren van het koploperproject in twee ronden geëvalueerd. Een lerende evaluatie, gericht op het al tijdens de uitvoering van een project evalueren, signaleren en bijsturen gericht op verbetering. De resultaten van onze evaluatie zijn inmiddels aangeboden aan de Tweede Kamer.

Gemeenten vinden het belangrijk om hun inwoners als zij dit nodig hebben te helpen de weg te vinden naar de juiste zorg en ondersteuning . Alle gemeenten hebben de uitdaging opgepakt om onafhankelijke cliëntondersteuning in te richten. Dat deden zij op verschillende manieren en in verschillende tempo’s. Dat is in 2017 de aanleiding geweest om vanuit het Ministerie van VWS het Koploperproject Cliëntondersteuning te starten, uitgevoerd door Movisie. Met als doel een impuls te geven aan deze ontwikkeling en de gemeenten te helpen met kennis en ondersteuning.

Medio 2021 namen 113 gemeenten in 79 koploperprojecten deel aan het Koploperproject. En nog veel meer gemeenten maakten gebruik van de in de kennisbank verzamelde vrij beschikbare informatie over hoe lokaal vorm kan worden gegeven aan cliëntondersteuning.

Ex-durante evaluatie
Bureau HHM is gevraagd een ‘lerende evaluatie’ uit te voeren van het functioneren van het Koploperproject als zodanig. Het RIVM voerde parallel een evaluatie uit van de inhoudelijke resultaten die werden bereikt.

De hoofdvraag van deze evaluatie is: Is het koploperproject een doelmatige en doeltreffende manier om cliëntondersteuning lokaal – en daarmee uiteindelijk landelijk – te versterken?

De belangrijkste conclusies van deze evaluaties zijn:

  • Het Koploperproject Cliëntondersteuning is steeds sterker geworden, steeds beter uitgekristalliseerd in haar functioneren tussen 2017 en 2021. Er is effectief gereageerd op de gevolgen van de Coronapandemie en het programma heeft zich snel aangepast.
  • Bij de aangesloten gemeenten is een duidelijke versnelling opgetreden van de ontwikkeling van cliëntondersteuning.
  • De ondersteuning vanuit de projectorganisatie is door de koplopers (zeer) positief gewaardeerd.
  • De – ruime – projectbudgetten hebben de gemeenten gemotiveerd om deel te nemen aan het koploperproject en hebben sterk bijgedragen aan de resultaten.
  • De beoogde olievlekwerking, de uitstraling naar andere gemeenten die niet bij het koploperproject zijn aangesloten, is langzamer gegaan dan vooraf bedacht.
  • Het koploperproject is doeltreffend, zeker bij de deelnemende koplopers en het heeft ook bij geïnteresseerde niet-koplopergemeenten bijgedragen aan een (door)ontwikkeling.
  • Het koploperproject is in veel opzichten ook doelmatig: er zijn veel resultaten behaald tegen beperkte kosten. Als onderzoekers zijn we echter ambigu in ons oordeel over de inzet van de omvangrijke impulsgelden zoals die ter beschikking zijn gezet in het kader van dit Koploperproject. Deze hebben zeker geleid tot snelle ontwikkeling bij de koplopers, maar we zien ook duidelijke afbreukrisico’s als de impulsgelden op zijn.
    We hebben aanbevelingen gedaan hoe bij eventuele toekomstige stimuleringsprojecten te komen tot een afweging over de aard en omvang van de inzet van impulsgelden.

Eén tegen eenzaamheid levert sterke bijdrage aanpak van eenzaamheid

Om de trend van eenzaamheid onder ouderen te doorbreken geeft het ministerie van VWS samen met een groot aantal partners invulling aan het programma Eén tegen eenzaamheid. Op verzoek van het ministerie van VWS voerde bureau HHM een doorlopende evaluatie uit van het programma, met metingen in 2019, 2020 en 2021. De rapportage van onze derde meting is eind vorig jaar door toenmalig demissionair minister van VWS Hugo de Jonge aangeboden aan de Tweede Kamer met de brief Vierde voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid. Onze derde meting laat zien dat het programma – dat onlangs tot eind 2023 verlengd is – solide functioneert en een vliegwiel is voor initiatieven om eenzaamheid tegen te gaan.

Eén tegen eenzaamheid is een actieprogramma, waarin private en publieke partijen samen werken, samen leren en samen ontwikkelen. Wij evalueerden het programma tijdens de looptijd met als doel tussentijds verbeteringen door te voeren.

Uit onze derde meting blijkt dat de landelijke en de lokale aandacht voor eenzaamheid de afgelopen jaren een boost heeft gekregen door activiteiten vanuit het programma. De corona-problematiek heeft de aandacht vergroot voor het vraagstuk van eenzaamheid en daarmee ook het belang van het programma verder geaccentueerd. Het programma functioneert solide en er wordt voortdurend ingespeeld op actuele ontwikkelingen en op behoeften en ideeën van maatschappelijke partners. Het samen leren en ontwikkelen is goed op gang gebracht, waardoor het programma een vliegwiel is geworden voor initiatieven om eenzaamheid tegen te gaan.

Toekomst programma
Een belangrijke vraag is op welke manier het programma in de toekomst wordt voorgezet. In de rapportage van onze derde meting formuleerden we criteria die het ministerie van VWS helpen bij het maken van keuzes hierin.

Eenzaamheid belangrijk thema bureau HHM
Ellen Geuzebroek, adviseur en onderzoeker bureau HHM: “Eenzaamheid is binnen ons werk een belangrijk thema omdat we zien dat het grote maatschappelijke gevolgen heeft. Langdurige eenzaamheid kan leiden tot gezondheidsrisico’s, de kwaliteit van leven verminderen en ervoor zorgen dat mensen niet meer meedoen in de samenleving. Eenzaamheid grijpt in op diverse levensgebieden. Oorzaken en gevolgen zijn vaak moeilijk te onderscheiden en oplossingen zijn niet hapklaar. Naast de evaluatie van het programma Eén tegen eenzaamheid voeren we meerdere onderzoeken uit op het gebied van eenzaamheid, waarbij we bijvoorbeeld kijken naar factoren als de fysieke leefomgeving en digitale vaardigheden van mensen.”

Bekijk ook de eerdere onderzoekrapportages evaluatie Eén tegen eenzaamheid

Andere relevante publicaties

Routekaarten zorgwetten 2022

Om snel antwoord te kunnen geven op de vraag onder welke wet een zorg- of ondersteuningsvraag valt ontwierp bureau HHM in 2015 de Routekaarten Zorgwetten. Sindsdien zijn er enkele wetwijzigingen doorgevoerd en de routekaarten geactualiseerd.

Door de hervorming van de langdurige zorg zijn onderdelen van de AWBZ overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) en is de Wet langdurige zorg (Wlz) opgesteld voor de resterende langdurige zorg. Deze hervorming betekent dat een nieuw wettelijk kader is gemaakt waarbinnen diverse partijen met elkaar de zorg en ondersteuning moeten organiseren. Gezien de diversiteit van de wetten is dit niet eenvoudig. Aan de hand van een aantal relatief eenvoudige vragen laten deze afwegingskaders zien onder welke wet de zorgvraag valt.

Deze handzame schema’s helpen om te bepalen onder welke wet een zorgvraag valt en biedt professionals concrete handvatten bij de toeleiding naar passende zorg en ondersteuning vanuit Jeugdwet, Zvw of Wlz.

De geactualiseerde routekaarten zijn nu voor iedereen beschikbaar. Er is een Routekaart Zorgwetten voor volwassenen en een Routekaart Zorgwetten voor de jeugd.

 

Toekomstbestendig woonzorgaanbod: een aantal sleutelfactoren

Gemeenten, woningcorporaties en zorgorganisaties kregen van de Taskforce Wonen en Zorg de opdracht om met elkaar in gesprek gaan over de omvang en de aanpak van de woonzorgopgaven. Dit om ervoor te zorgen dat wonen met zorg aansluit op de vraag en behoeften van inwoners nu en in de toekomst. Bureau HHM ondersteunt hier verschillende gemeenten, regio’s en stadsdelen bij door het opstellen van woonzorgvisies en het vertalen hiervan naar beleid en uitvoeringsplannen. In dit artikel delen we graag de sleutelfactoren om te komen tot een toekomstbestendig woonzorgaanbod

Een toekomstbestendige woonzorgvisie leidt tot een betere aansluiting van het woon, zorg- en welzijnsaanbod op de behoefte van ouderen en andere kwetsbare inwoners. Ook biedt het een kader waaraan nieuwe initiatieven op het vlak van wonen, welzijn en zorg kunnen worden getoetst. Op basis van onze ervaringen in heel het land geven wij graag het volgende mee:

  • Sluit aan bij de vraag en behoeften van inwoners; kijk naar wat zij nog zelf kunnen en willen en bied waar nodig hulp en ondersteuning.
  • Heb oog voor de belangrijke rol die welzijn en daar bijbehorende voorzieningen vervullen bij het creëren van een toekomstbestendig woonzorgaanbod.
  • Bied ruimte aan nieuwe woonzorginitiatieven en technologische ontwikkelingen.
  • Onderzoek waar zorgtechnologie kan worden ingezet om mensen langer hun zelfstandigheid te laten behouden.
  • Een toekomstbestendig woonzorgaanbod kan niet los worden gezien van de bredere opgaven op de arbeids- en woningmarkt.
  • Doorloop dit proces vanaf het begin met betrokken stakeholders; je hebt een gezamenlijke opgave. Zorg er vanaf de start voor dat jullie beeld hiervan hetzelfde is.
  • Denk samen na over hoe je de samenwerking tussen de verschillende stakeholders ziet.
  • Betrek inwoners door middel van bijvoorbeeld inloopavonden, werksessies of uitvragen.
  • De stap van je visie naar beleid en uitvoeringsplan(nen) is als het goed klein: samen maak je de doelen uit je visie SMART. Lukt dit niet dan kan het helpen om je visie nog eens kritisch te bekijken.
  • Ga niet het wiel opnieuw uitvinden. Er zijn in het land al veel goede voorbeelden beschikbaar om te komen tot een toekomstbestendig woonzorgaanbod. Maak hier gebruik van!

Rol bureau HHM
Wij treden op als onderzoeker, procesbegeleider en verbinder en brengen de benodigde kennis in om samen met de verschillende stakeholders tot succesvolle oplossingen op het gebied van wonen met zorg. Hierbij putten wij uit onze ruime en ook recente ervaring met dit vraagstuk.
Wij helpen bij het opstellen van een woonzorgvisie, het vertalen van deze visie naar beleid en concrete uitvoeringsplannen. Om ervoor te zorgen dat deze visies en plannen aansluiten op de huidige en toekomstige vraag brengen we desgewenst de huidige en toekomstige zorgvraag in beeld. Tot slot zijn we ook een deler van kennis, door onze recente ervaringen in ruim 30 verschillende gemeenten/regio’s, beschikken we over veel inspirerende voorbeelden en oplossingen.

 

Training casus- en procesregie

Tijdens de training ervaren deelnemers welke (professionele)vaardigheden en competenties nodig zijn in de uitvoering van deze rollen en ze worden hierin getraind. Hierbij gaat het onder andere om het maken van een analyse en het verbinden en sturen in de samenwerking met het gezin en de betrokken hulpverleners, vanuit een integraal plan van aanpak. We gaan specifiek in op de leerdoelen die deelnemers zichzelf stellen zoals rolvastheid, verbinden, samenwerken en/of een meer uniforme en herkenbare manier van werken.

Inhoud training
Tijdens deze training vertalen we de rol en taken van zowel een casus- als procesregisseur naar activiteiten en samenwerking met de betrokkenen. Deelnemers krijgen (beperkte) theorie aangereikt die we vervolgens oefenen aan de hand van concrete casuïstiek:

  1. Onderscheid tussen casus-en procesregie
  2. Tijdig signaleren en opschalen
  3. Integrale aanpak ( 1 gezin – 1 plan – 1 regisseur) en samenwerken
  4. Procesmatig werken
  5. Werken aan herstel van eigen regie
  6. Situationeel leiderschap
  7. Omgaan met conflicterende belangen
  8. Taakverbondenheid
  9. Meerzijdige (veelzijdig gerichte) partijdigheid
  10. Principes vanuit de systeemtheorie en contextuele aanpak

Doelgroep
Medewerkers uit het zorg- en veiligheidsdomein die de rol van casus- of procesregisseur (gaan) uitvoeren. Bijvoorbeeld medewerkers van gemeenten, veiligheidsorganisaties en zorgaanbieders.

Inschrijving
Er is vier keer per jaar een tweedaagse training met een open inschrijving van minimaal 8 en maximaal 12 deelnemers. Daarnaast kan de training incompany worden gegeven.

Locatie
Bureau HHM kiest voor de open training een centrale locatie in het land.

Kosten
Deelname kost € 975,- per persoon, inclusief btw.

Deze training is geaccrediteerd voor het Registerplein en voor het SKJ. Deelnemers met vragen of klachten kunnen altijd contact opnemen via info@hhm.nl.
Klachtenprocedure bureau HHM

Ik wil graag meer weten

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

 

 

Werken aan kwaliteitsverbetering in de hogere zorgprofielen in de gehandicaptenzorg

Het flexibeler en toekomstbestendig maken van de gehandicaptenzorg en de complexe zorg; dat is wat het programma Volwaardig leven beoogt. Het programma is er voor mensen die een beroep doen op de Wet Langdurige Zorg, hun naasten en zorgverleners. Bureau HHM mocht hier, in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Nederlandse Zorgautoriteit, een bijdrage aan leveren in de vorm van drie onderzoeken. Deze zijn afgelopen week met een begeleidende kamerbrief aangeboden aan de Tweede Kamer. Alle drie onderzoekrapportages geven staatsecretaris Paul Blokhuis het signaal dat het belangrijk is te gaan werken aan kwaliteitsverbetering in de hogere zorgprofielen in de gehandicaptenzorg.

Reactie van de staatsecretaris
Staatsecretaris Blokhuis: “Ik onderschrijf de aanbeveling dat er ook en vooral oog moet zijn voor de context en de invloed hiervan op kwaliteit van leven van cliënten. Dat komt ook in het rapport van HHM naar de probleemanalyse VG7 nadrukkelijk naar voren. De aanbevelingen van HHM zie ik als onderdeel van de doorontwikkeling van wat met programma Volwaardig Leven en de toekomstagenda in gang is gezet.”

Onderzoek 1: Evaluatie maatregelen complexe zorg. Rapportage fase 1 en 2.
Met het programma Volwaardig leven zijn maatregelen in gang gezet om meer passende zorg voor mensen met een complexe zorgvraag te realiseren. Er zijn Maatwerkplekken gecreëerd voor mensen die nergens anders passende zorg kunnen krijgen. Er is een landelijk dekkend netwerk van crisisregisseurs neergezet. Zij bepalen welke extra zorg voor een Wlz-cliënt met een verstandelijke beperking in crisis nodig is. En er zijn crisis- en ondersteuningsteams (C.O.T.’s) opgezet die gespecialiseerde ondersteuning op de woonlocatie van een cliënt bieden. Bureau HHM volgt en evalueert deze maatregelen van 2020 tot en met 2022 en richt zich hierbij op de ervaringen en effecten van de maatregelen op cliëntniveau.

Belangrijkste conclusies
De focus in de complexe zorg moet niet alleen gericht zijn op de cliënt zelf, maar ook – of vooral – op de context. Deze context is relevant vanwege de wisselwerking tussen de cliënt en zijn omgeving en de disfunctionele patronen die daarin ontstaan. Het gaat om het creëren van de juiste randvoorwaarden voor cliënt en team om te kunnen functioneren.

Uit het onderzoek blijkt dat aanbieders de resultaten van de Maatwerkplekken graag breder trekken naar een grotere groep van (complexe) cliënten. Zij verwachten zo minder heftige crisissituaties en minder overplaatsingen. Dit vraagt in ieder geval om de juiste VG- en GGZ-deskundigheid in teams die met deze cliënten werken en laagdrempelige beschikbaarheid van specialistische expertise.

Aanbevelingen
We hebben diverse aanbevelingen gedaan rond de Maatwerkplekken en CO.T.’s zelf, onder andere voor duidelijkheid over het proces en voor betere verbinding tussen verschillende betrokkenen. Daarnaast is onze overstijgende aanbeveling aan VWS om samen met het veld te bekijken welke mogelijkheden er zijn om de basis op orde te hebben voor cliënten met een complexe vraag. Het realiseren van betere samenwerking tussen de VG-sector en de GGZ is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Op aanbiederniveau valt winst te behalen in het intern beter organiseren en  gebruiken van de beschikbare expertise en ondersteuning op maat bij beginnende crisissituaties. We adviseren te monitoren of dergelijke verbeteringen eerder in de keten leiden tot een andere behoefte aan C.O.T.’s en Maatwerkplekken op de langere termijn.

Onderzoek 2 en 3: Probleemanalyse VG7. Onderzoek naar onderliggende signalen en knelpunten & Verkennende analyse VG7. Onderzoek naar input voor een kortetermijnoplossing voor een mogelijk te laag tarief.
Bureau HHM voerde in opdracht van VWS een probleemanalyse uit naar de knelpunten binnen de zorg voor mensen met een VG7-indicatie (VG (besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering). Aanvullend op dit onderzoek deed bureau HHM in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een verkennende analyse naar de bekostiging van VG7 en het gebruik van Meerzorg. Dit om te komen tot een tijdelijke oplossing voor de grootste knelpunten in de bekostiging voor deze groep.

Belangrijkste conclusies
De probleemanalyse VG7 (het onderzoek in opdracht van VWS) laat zien dat de knelpunten voor de zorg voor mensen met VG7 divers zijn en met elkaar samenhangen. Voor het realiseren van goede zorg voor deze mensen zijn diverse aspecten van belang,  zoals voorspelbaarheid en continuïteit (voor de cliënt), veiligheid en coaching/ondersteuning (voor de zorgverlener) en een organisatie-breed uitgedragen visie op zorg voor deze groep mensen (voor de organisatie). Daarnaast laten veel aanbieders weten dat er onvoldoende personeel is en onvoldoende tijd voor scholing, coaching en intervisie.De probleemanalyse maakt duidelijk dat de knelpunten niet los van elkaar kunnen worden opgelost om tot een verbetering van zorg te komen.

Twee aanbevelingen

  1. De eerste aanbeveling is gericht op een kwaliteitsslag naar goede zorg.
    Met de probleemanalyse is in beeld gebracht wat nodig is om goede zorg te leveren specifiek voor de groep VG7. De sector kan op basis hiervan concretiseren wat goede zorg is, en wat dat vraagt in termen van personeelsbeleid, expertise en arbeidsomstandigheden. Daarnaast adviseert HHM de stakeholders een ‘scan’ te maken van aanbieders om scherp te krijgen in hoeverre het nu al lukt om goede zorg te bieden volgens die nieuwe visie op goede zorg en welke verbeterpunten er zijn.
  2. De tweede aanbeveling is gericht op de ontwikkeling van een passend tarief dat de kosten dekt van zorg volgens de (nieuw) gedefinieerde visie op goede zorg voor mensen met VG7. Zodat er (financiële) ruimte komt om de kwaliteitsslag te kunnen maken en Meerzorg weer hoofdzakelijk als tijdelijke maatregel wordt ingezet, in plaats van structureel.

Bovenstaande aanbevelingen vragen tijd en ruimte. Daarom gaf de NZa bureau HHM opdracht voor een aanvullend onderzoek naar oplossingsrichtingen op de korte termijn. Dit tweede onderzoek is met name financieel van aard en richt zich op de tekorten op het tarief voor VG7 en het gebruik van Meerzorg. Dit onderzoek laat zien dat de bekostiging van VG7 op dit moment niet passend is en doet een voorstel waarmee de tekorten die instellingen ervaren op het VG7 tarief tijdelijk kunnen worden ondervangen.

 

Woonomgeving en digitalisering te linken aan eenzaamheid

Mensen in een etagewoning voelen zich gemiddeld eenzamer dan mensen in een grondgebonden huis. En ook digitalisering heeft impact op het eenzaamheidsgevoel. Dat blijkt uit onderzoek van Bureau HHM en ZorgfocuZ. Deze inzichten geven ook belangrijke lessen voor sociaal werkers, leggen de onderzoekers uit.

Bron: Zorg+Welzijn
Door: Tea Keijl

Aan het onderzoek werkten ongeveer 3500 mensen mee, verspreid over het land. De deelnemers gaven hun gevoel van eenzaamheid gemiddeld een 6,8 op een schaal van 11. Deze score is gebaseerd op elf stellingen, zoals: ‘er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen’ en ‘vaak voel ik mij in de steek gelaten’.

Bevestiging van de complexiteit
De onderzoekers werkten voor de vragenlijst samen met wetenschappers van de Rijksuniversiteit Groningen en Tilburg University. Verder deden ze een (inter)nationale literatuurstudie en spraken ze met ongeveer tien praktijkdeskundigen uit diverse werkvelden zoals de gehandicapten-, ouderen- en jeugdzorg, lhbtiq+ vertegenwoordigers en gemeentelijke beleidsmakers.

Het onderzoek bevestigt hoe complex eenzaamheid is, zegt Ellen Geuzebroek. Zij werkt als onderzoeker en adviseur bij bureau HHM. ‘Heel verschillende groepen zijn kwetsbaarder voor eenzaamheid, zoals tachtigplussers, alleenstaanden, mensen onder de vijftig, mensen met een praktische opleiding en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Sociale eenzaamheid is bovendien iets anders dan emotionele eenzaamheid. Er is dus ook geen one size fits all oplossing.’

Aanknopingspunten
De nieuwe inzichten over het verband tussen woningtype en eenzaamheid leveren ondanks de complexiteit van het vraagstuk aanknopingspunten op voor het aanpakken van eenzaamheid, zegt Caroline Coumans, adviseur bij bureau HHM. ‘We weten nog niet hoe dat verband precies te verklaren valt, maar feit is dat mensen in een etagewoning zich gemiddeld eenzamer voelen dan mensen in een grondgebonden huis.’

Kwetsbaar voor eenzaamheid
Het kan best zijn dat de etagewoning an sich niet de oorzaak is van de sterkere eenzaamheid. ‘Er is verdiepend onderzoek nodig om te bezien hoe het verband precies loopt’, erkent Geuzebroek. ‘Het lijkt erop dat mensen die om andere redenen kwetsbaar zijn voor eenzaamheid, vaker dan gemiddeld in hoogbouw wonen. Als we de gegevens corrigeren voor bijvoorbeeld inkomen en opleidingsniveau, dan valt het verschil grotendeels weg.’ Heeft een bewoner van een etagewoning een laag inkomen, dan is de kans op eenzaamheid groter dan bij iemand met een hoog inkomen in datzelfde woningtype.

Nieuwe Omgevingswet
Los van het verband bepleiten de onderzoekers extra aandacht voor de sociale implicaties in de fysieke leefomgeving. Wat dat betreft is er volgens Coumans een positieve beweging gaande, mede dankzij de nieuwe Omgevingswet, die juli 2022 van kracht wordt. Gezondheid en veiligheid zijn twee belangrijke thema’s binnen de Omgevingswet. Bij de inrichting van de fysieke leefomgeving moet voortaan rekening gehouden met de ‘zachte’ kant: maatschappelijke vraagstukken als langer zelfstandig wonen, gezondheid en inclusiviteit. Daarnaast werken gemeenten aan een woonzorgvisie, waarin zowel het fysieke als het sociale domein een plek moeten krijgen.

Stenen stapelen
Stenen stapelen moet gebeuren op een manier die bijdraagt aan het welzijn van de inwoners, zegt Coumans. ‘In de ontwerpen voor nieuwbouw moet meer gelegenheid voor terloops contact komen. Ook bouwen in kleinere clusters kan bijdragen aan het tegengaan van sociale eenzaamheid.’

Onveilig gevoel
Terloops contact stimuleren kan ook in de buitenruimte, door bankjes strategisch te plaatsen. Bij dit soort verbindingen tussen het fysieke en het sociale kunnen sociaal werkers volgens Coumans een belangrijke rol spelen. ‘Als je van inwoners hoort dat ze zich onveilig voelen rond hun woning of dat ze geen plek hebben om elkaar in de buitenruimte te ontmoeten, dan kun je daarmee naar het fysieke domein.’

Aangepast zebrapad
Trek aan de bel bij de eigenaar van het complex of de afdeling ruimtelijk van de gemeente, vervolgt ze. ‘Zij bewegen steeds meer de kant op van het sociale domein. Dat zie ik echt op heel veel plaatsen gebeuren. Zoals in Enschede, daar ligt sinds kort een aangepast zebrapad over de drukste weg van de stad. Dankzij de inzet van het plaatselijke verpleeghuis is de oversteek naar het winkelcentrum nu veel makkelijker. En dat winkelcentrum is bij uitstek de plek voor een praatje.’

Digitalisering en eenzaamheid
Behalve een verband tussen woningtype en eenzaamheid laat het nieuwe onderzoek ook een verband zien tussen digitalisering en eenzaamheid. ‘Dat loopt evenmin eenduidig’, legt Geuzebroek uit. ‘We zien dat zowel mensen die weinig gebruik maken van digitale mogelijkheden als mensen die juist heel digitaal zijn, hoger scoren op de eenzaamheidsstellingen. Bij de eerste groep gaat het dan om ouderen, maar net zo goed om veertigers die zich online niet comfortabel voelen.’ Bij de tweede groep, die heel veel online is, zijn het vooral jongeren die daardoor sterker eenzaam zijn. Dat kan volgens Geuzebroek te maken hebben met het perfecte plaatje waarmee ze zich vergelijken maar dat niet realistisch is.

Vertrouwd mee raken
Sociaal werkers kunnen ook op het vlak van digitalisering ondersteunen, stelt Coumans. ‘De werkgever moet een visie ontwikkelen op hoe de organisatie omgaat met digitale hulpverlening. Daarin moet ruimte zitten om sociale professionals beter toe te rusten, zodat die op de hoogte blijven van alle technische mogelijkheden en er zelf vertrouwd mee raken.’
In verschillende trajecten die ze begeleidt ziet Geuzebroek nogal eens huiver bij zorg- en sociale professionals als het om digitale hulpverlening gaat. ‘Zo zijn ze bang dat het digitale contact het fysieke vervangt. De ondersteuning moet altijd hybride zijn, want persoonlijk menselijk contact mag niet ontbreken. Een seniorentablet waarmee iemand elke dag even met een kind op afstand koffie kan drinken moet dus altijd samengaan met fysiek bezoek.’

“Dat kan pa niet meer”
Er is volgens Coumans technisch al veel mogelijk, maar het gebruik van digitale middelen om eenzaamheid te bestrijden staat volgens haar in de kinderschoenen. Bij ouderen gaat het er vaak om de angst om fouten te maken weg te nemen en ze te overtuigen van de veiligheid en het gemak van bepaalde apps, stelt ze.

‘En dat geldt soms ook voor de kinderen’, vult Geuzebroek aan. ‘Die zeggen nog wel eens dingen als “Dat kan pa echt niet meer leren hoor”. Daar kan de sociaal werker ook een rol pakken, om het dan toch te proberen. Vaak lukt het gewoon. Vorige week vertelde een 95-jarige man mij nog dat hij met zijn tablet in de rollator naar de buurvrouw gaat om haar via YouTube filmpjes van vroeger te laten zien.’

Bijna helft Nederlanders matig eenzaam

Bijna de helft van alle Nederlanders is matig eenzaam. Ruim elf procent is sterk eenzaam en 9,7 procent is zelfs zeer sterk eenzaam. Iets meer dan 30 procent van de Nederlanders is helemaal niet eenzaam. Dat blijkt uit grootschalig onderzoek naar eenzaamheid door ZorgfocuZ en bureau HHM. In welke provincie je woont lijkt hierin geen verschil te maken.

Uit het onderzoek blijkt ook dat het ‘rapportcijfer’ over de tevredenheid met het eigen sociale leven tijdens de coronamaatregelen daalde van een 7,5 naar een 6,3.

Uit het onderzoek komt een gemiddelde eenzaamheidsscore van 5,0 is op een schaal van 11. Deze score is tot stand gekomen uit de beantwoording in hoeverre mensen zich herkennen in elf stellingen bijvoorbeeld : ‘Ik mis gezelligheid om mij heen’, ‘Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen’ en ‘Vaak voel ik mij in de steek gelaten’.

Landelijk is er veel onderzoek gedaan naar eenzaamheid. Deze studie richt zich op onderbelichte domeinen in relatie tot eenzaamheid, zoals gezondheid, woonomgeving en de digitale omgeving. Dit levert nieuwe inzichten op. Zo blijken mensen woonachtig in een etagewoning eenzamer dan mensen in een vrijstaand huis. Ook houdt een grotere rol van het internet in iemands leven verband met een sterkere eenzaamheidsbeleving.

Eenzaamheid kan grote gevolgen hebben, vertelt onderzoeker Arjan Rozema. “Het grootste gedeelte van de bevolking is wel eens eenzaam. Dat hoeft niet direct nadelige gevolgen te hebben, vooral niet als eenzaamheid tijdelijk is. Wanneer eenzaamheid echter langer duurt, kan het negatieve gevolgen hebben voor de algehele fysieke gezondheid en het welzijn of zelfs de kans op bepaalde ziekten vergroten.”

Onderzoeker Lennart Homan: “Als je weet welke factoren – in meer of mindere mate – een rol spelen, kun je gericht op zoek naar oplossingen. Uit het onderzoek blijkt dat mensen in hoogbouw zich eenzamer voelen. Je zult dan eerste moeten achterhalen wat de oorzaken hiervan zijn. Dat kan door verdiepend onderzoek te doen. En dan kun je hier als provincie, regio en gemeente wat aan doen. Het kan helpen om slimmer en toekomstgericht te bouwen en je voorzieningenniveau passend in te richten.”

Voor dit onderzoek is een online vragenlijst uitgezet onder panelleden in heel Nederland. Per provincie vulden zo’n tweehonderd respondenten de vragenlijst in, waarbij gestreefd is naar een representatieve verdeling op basis van leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Deze infographic geeft een eerste inzicht in de resultaten van dit onderzoek. In latere berichtgeving volgen de domein-specifieke resultaten die o.a. gemeenten kunnen helpen om gerichte acties tegen eenzaamheid op te zetten.

Over ZorgfocuZ
ZorgfocuZ is een onderzoeksbureau gericht op de zorg- en welzijnssector en het sociaal domein. ZorgfocuZ biedt inzicht in prestaties en ervaringen en adviseert organisaties om effectiviteit en kwaliteit te verbeteren. ZorgfocuZ richt zich op beleidsonderzoek, advies en onderzoek onder alle relevante doelgroepen in de zorg zoals cliënten, mantelzorgers, vrijwilligers, verwijzers en medewerkers. Dit doe zij onder andere voor gemeenten (sociaal domein) en zorgorganisaties zoals die in de verpleeghuiszorg, thuiszorg, jeugdzorg en GGZ.

Over bureau HHM
Bureau HHM is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau met passie en visie. Opgericht in 1979 met als doel de zorg voor kwetsbare mensen te verbeteren. Bureau HHM combineert wetenschappelijke kennis met creativiteit. Zo maakt ze grote maatschappelijke problemen helder en overzichtelijk. Waarna ze vernieuwende oplossingen ontwikkelt om de zorg en ondersteuning beter te organiseren. Voor nu en straks.

Voorlopig geen openstelling Wlz voor jeugdigen met psychische problematiek

Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Paul Blokhuis wil de Wlz nu (nog) niet openstellen voor jeugdigen met ernstige psychische problematiek. Blokhuis stelt dat openstelling van de Wlz voor deze doelgroep nog te veel onzekerheden met zich meebrengt die nu niet op voorhand kunnen worden verminderd. In een kamerbrief schrijft hij: “Openstellen van de Wlz voor deze groep jeugdigen acht ik nu dan ook niet verantwoord.”

De staatsecretaris concludeert dit na een uitgebreide verkenning. Tijdens deze verkenning deed bureau HHM – in opdracht van VWS – onderzoek naar mogelijke gevolgen van de openstelling van de Wlz voor deze groep jeugdigen. Uit dit onderzoek bleek dat het erg moeilijk is om een goed beeld te krijgen van de omvang van de doelgroep en de uitvoerings- en financiële consequenties. De uitvoeringsconsequenties zitten voornamelijk in de indicatiestelling, contractering van aanbieders van jeugdhulp, levering en verantwoording van zorg.

Het besluit van de staatsecretaris betekent dat jeugdigen met ernstige psychische problematiek in de leeftijd tot 18 jaar aangewezen blijven op de hulp vanuit de Jeugdwet. Wat daarbij volgens de staatsecretaris centraal moet staan is dat de jeugdigen de hulp ontvangen die zij nodig hebben. Hij schrijft: “Het is ingevolge de Jeugdwet de taak en verantwoordelijkheid van gemeenten om hiervoor te zorgen. Dit geldt voor alle jeugdhulp, dus ook voor de zorg aan jeugdigen met ernstige psychische problemen.” Hij geeft aan dat hij ziet dat veel gemeenten hierin verbeteringen aanbrachten, maar ook dat er ruimte is voor verdere verbetering. “Het is noodzakelijk dat in gemeenten voldoende aandacht is voor zware problematiek bij de meest kwetsbare jongeren.”

Patrick Jansen, bureau HHM: “Dat laatste onderschrijven wij. Het gaat hierbij om complexe, specialistische zorg waarbij respondenten hebben aangegeven dat de kortdurende beschikkingen en de onzekerheid die hiermee gepaard gaat een ontwrichtende werking hebben op de jeugdigen en hun systeem. Met langer durende beschikkingen vanuit de Jeugdwet kan de gewenste rust en continuïteit worden gecreëerd. Maatwerk en deskundigheid zijn sleutelfactoren om deze jeugdigen goed te kunnen helpen. Tijdens ons onderzoek gaven experts aan dat er nu onvoldoende wordt samengewerkt tussen aanbieders met specifieke expertise voor jeugdigen met complexe problematiek en dat deskundigheid uit organisaties verdwijnt door personele wisselingen. Het is nu van nog groter belang dat gemeenten inzetten op regionale samenwerking als het gaat om deze specialistische zorg.”

 

Veel animo onder gemeenten voor de Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE)

Steeds meer gemeenten werken met AVE. Het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT) van de VNG ziet AVE als een belangrijk instrument om de samenwerking tussen zorg en veiligheid te verbeteren en wil de verdere implementatie een boost geven. Bureau HHM ontwikkelde deze aanpak en heeft jarenlange ervaring met de inrichting van AVE binnen gemeenten. Onlangs hield zij samen met VLOT-adviseurs speciale impuls- en intervisiesessies voor verschillende gemeentes en veiligheidsregio’s. Tijd om de geleerde lessen uit de praktijk te delen. Waar lopen gemeenten tegenaan bij het inrichten van AVE en welke oplossingen zijn er?

Het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT) werkt aan het verbeteren van (de samenwerking rondom) de zorg en ondersteuning van kwetsbare mensen. Een van de aandachtspunten is het versterken van (de samenwerking binnen) de zorg- en veiligheidsketen. Uit een inventarisatie door VLOT-adviseurs onder gemeenten bleek dat er behoefte is aan ondersteuning bij het maken van afspraken over op- en afschaling en bij de invulling van casus- en procesregie bij complexe casuïstiek. VLOT ziet AVE als een belangrijk instrument in het verbeteren van de samenwerking tussen zorg en veiligheid.

In opdracht van de VNG heeft bureau HHM  de afgelopen maanden 7 gemeenten en drie regio’s ondersteund met het kennismaken, inrichten en/of verder ontwikkelen van het AVE model door het organiseren van informatieve en interactieve impulssessies voor operationele medewerkers, beleidsambtenaren, managers en/of bestuurders.

Wat is de Aanpak Voorkomen Escalatie precies?

AVE staat voor Aanpak ter Voorkoming van Escalatie bij huishoudens met oplopende problematiek. AVE is een strategische en integrale aanpak om duidelijkheid te creëren én om op lokaal niveau het gesprek te faciliteren. Dit gesprek vindt plaats op 4 niveaus, namelijk casusniveau, procesniveau, managementniveau en bestuurlijk niveau. Het doel is het voorkómen, beperken of beëindigen van een escalerende situatie en het doorbreken van stagnatie in de samenwerking tussen betrokken partijen. Het model beschrijft verschillende fasen; per fase worden de verschillende verantwoordelijkheden (casusregie, procesregie, operationele verantwoordelijkheid en bestuurlijke verantwoordelijkheid) toegewezen binnen de gemeente en/of regio. Door het implementeren van AVE wordt de werkwijze van de ketenpartners inzichtelijk en komen krachten, knelpunten en oplossingen naar voren. Daarnaast wordt de samenhang tussen de zorg- en veiligheidsketen versterkt. Bureau HHM heeft deze aanpak samen met partners ontwikkeld en inmiddels in ruim 50 gemeenten geïmplementeerd.

Geleerde lessen tijdens de sessies

In de sessies zagen we dat veel gemeente worstelen met de vraag hoe en waar de regie van complexe casuïstiek te beleggen. Ook zien we dat taken en verantwoordelijkheden van casus-en procesregisseurs  door elkaar lopen, dat een van beide rollen ontbreekt of dat er rollen aan toegevoegd worden. Hierdoor ontstaat ruis, zowel intern als bij de ketenpartners en de inwoners, over bij wie men terecht kan. Door bij de inrichting van AVE na te denken over de definitie van casus- en procesregie, wordt duidelijk waarom de verschillende rollen aanvullend op elkaar zijn. Het helpt de professionals van gemeenten te doen wat nodig is voor inwoners. Het bespreken van good practices in de sessies hielp gemeenten in te zien dat juist in complexe casuïstiek met veel betrokkenen, een casusregisseur het verschil kan maken.

  • Tijdig op- en afschalen

De 4 fasen van AVE helpen overzichtelijk vast te leggen wie op welk moment regie heeft en verantwoordelijk is voor het op- of afschalen. Juist op die momenten komen zorg en veiligheid bij elkaar. In de sessies zagen we dat als men zich te eenzijdig richt op veiligheid er (te) snel bestuurlijk wordt opgeschaald. Ligt het accent te veel op de zorg, dan worden collega’s van veiligheid en de partners te laat betrokken of gaat belangrijke informatie verloren. Door het uitwisselen van voorbeelden in casuïstiek werd inzichtelijk dat een goede risico-inschatting en vaststellen van de uitgangssituatie essentieel is. AVE stimuleert professionals om tijdig informatie in te winnen bij partners met de juiste expertise (actoren) en helpt hierdoor escalatie en/of opschaling te voorkomen.

  • Samenwerken in de keten

De afstemming over veiligheidscasuïstiek vraagt ook aandacht in de samenwerking tussen gemeenten en haar stakeholders, zoals het zorg- en veiligheidshuis. Het verbeteren van de samenwerking op elk niveau begint met het leren kennen van elkaars taal en het uitwisselen van verwachtingen. In de impulssessies hebben we, waar mogelijk, stakeholders van gemeenten betrokken. In de praktijk zien we dat het vragen van advies en het opschalen van gemeentelijke procesregie naar procesregie vanuit het ZVH door elkaar kan lopen. Het AVE model kan gemeenten helpen deze routes vast te leggen, zodat de rollen verdeeld zijn en de verantwoordelijkheden belegd. Het is mooi om te zien hoe men de samenwerking tussen zorg en veiligheid meer opzoekt.

  • Implementatie en borging

Het implementeren van AVE bij alle betrokkenen vraagt aandacht. Zo kunnen tussen gemeenten en ketenpartners vraagpunten en onduidelijkheden worden besproken en geeft dit aanknopingspunten om de samenwerking te versterken. Veranderingen in de keten, veranderende werkprocessen of functies kunnen van invloed zijn op de werking van AVE. Het is een programmatische aanpak met een bijbehorend proces. Dit vraagt om eigenaarschap en het blijvend volgen en bijsturen waar nodig.

Reacties van deelnemende professionals

Naar aanleiding van de sessies hebben we veel enthousiaste reacties ontvangen! Gemeenten leren van elkaar en bespreken “good practice” en delen deze ook nog na de sessie met elkaar.

  • 2 procesregisseurs die de nieuwe rol van procesregisseur oppakten: “Wij gaan er vol energie mee verder!”
  • Een gemeente die al 3 jaar met AVE werkt maar de kapstok wil herijken: “Het waren intense sessies die ons veel inzicht hebben gegeven in waar we staan en zijn weer enthousiast om een goede doorstart te maken”
  • Twee gemeenten die informatie wilde over AVE  “De sessie was heel helder en steunend voor ons, wij gaan richting bestuur om onze enthousiasme over te brengen !”
  • Een intervisiesessie tussen een regiogemeente en het ZVH: “De samenwerking tussen de gemeenten en het ZVH lopen goed, heel fijn om bevestigd te krijgen!
  • Een gemeente gaf aan al goed op dreef te zijn met de inrichting samen met de ketenpartners en dat de reflectie hierop heel zinvol was. Nu zijn ze toe aan het trainen van de professionals die de rol gaan uitvoeren als casus- of procesregisseur!

Voor wie?

De inrichting van het escalatiemodel AVE sluit aan op de verantwoordelijkheden en de taken van gemeenten rondom regievoering voor huishoudens binnen (gemeentelijke) teams. HHM ondersteunt en adviseert gemeenten bij de inrichting van AVE en zorgt voor implementatie door middel van het organiseren van bijeenkomsten, workshops en trainingen voor de professionals. De trainingen zijn geaccrediteerd voor de diverse beroepsregisters (wo. SKJ en registerplein).

Meer weten?

In samenwerking met Bureau HHM heeft het VLOT 2 webinars opgenomen: een inhoudelijke webinar over AVE voor gemeenten en een webinar over de inhoudelijke uitvoering van gegevensdeling bij op- en afschalen. Neem voor meer informatie contact op met Nelleke Dijk n.dijk@hhm.nl of Mieke Looman m.looman@hhm.nl, kijk op de website van Bureau HHM www.hhm.nl, of of neem contact op met uw VLOT-regioadviseur.


Artikel voor de VNG-nieuwsbrief Zorg + Veiligheid, oktober 2021
Gepubliceerd op de website van de VNG.  

Onderzoek: evaluatie informatiepunt Leven in coronatijd

Mensen uit risicogroepen, ouderen en mensen met een beperking hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden als zij corona krijgen. Met het informatiepunt op Vilans.nl biedt het ministerie van VWS mensen uit deze doelgroep informatie zodat zij handelingsperspectief hebben voor het inrichten van hun leven en het maken van keuzes om veilig te kunnen (blijven) deelnemen aan de samenleving. Bureau HHM evalueert samen met Zorgfocuz dit informatiepunt in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

 VWS wil meer weten over:

  • Behoefte en gebruik van het informatiepunt tijdens de Covid-19 crisis;
  • Proces rondom de realisatie en uitvoering van het informatiepunt;
  • Structurele behoefte en gebruik van (dergelijke) informatiepunten bij toekomstige gezondheids-crisissen.

Ook wil het ministerie een besluit kunnen nemen of, en zo ja op welke wijze het huidige informatiepunt moet worden voortgezet. Op basis van de evaluatie doen we hierover aanbevelingen.

Onderzoeksopzet evaluatie
We maken gebruik van verschillende onderzoeksmethoden om een compleet beeld te krijgen van het informatiepunt. Zo verzamelen we de ervaringen van de doelgroep door interviews en door een online vragenlijst uit te zetten via de betrokken cliëntorganisaties (onder andere via IederIn, KBO Brabant, Per Saldo). Ook spreken we met de betrokken organisaties over het realiseren en de uitvoering van het informatiepunt. Tot slot, maken we gebruik van de bestaande informatie, zoals bezoekerscijfers en vindbaarheid.

 

Evaluatie opvang slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek

Om zicht te krijgen op de ervaringen van de slachtoffers, gemeenten en zorgaanbieders verricht bureau HHM een evaluatie naar de Opvang voor Slachtoffers van Mensenhandel met Multiproblematiek (OMM), in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De OMM bestaat sinds 2019 en omvat 36 opvangplaatsen verdeeld over vijf opvanglocaties. Doel van een verblijf in de OMM is om slachtoffers dusdanig toe te rusten dat zij in staat zijn om een zo zelfstandig mogelijk bestaan op te bouwen of door te stromen naar een zorgvoorziening met langdurige zorg. De huidige subsi­dies lopen tot juli 2022. Deze eerste jaren van de OMM worden gezien als een pilot­fase. Nu zijn afspraken voor de lange termijn nodig. Op basis van de evaluatie formuleren we conclusies en aanbevelingen (incl. aandachtspunten) voor de inkoop of subsidiëring van OMM na juli 2022.

 

Logeren jongvolwassenen met een verstandelijke beperking in de Wlz

Voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) onderzoekt bureau HHM de behoefte aan logeeropvang voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking in de Wlz.

Met dit onderzoek willen we inzicht krijgen in de (latente) behoefte aan logeren van thuiswonende jongvolwassen personen met een verstandelijke beperking. Hierbij besteden we ook aandacht aan de redenen waarom niet wordt voorzien in de behoefte en wat de randvoorwaarden zijn voor deze groep om wel gebruik te maken van logeren. Hiervoor analyseren we landelijke data, zetten we een enquête uit onder cliënten, zorgaanbieders en zorgkantoren en gaan we over de resultaten in gesprek tijdens twee groepsinterviews.

Aanleiding voor het onderzoek is de initiatiefnota Bergkamp. Met deze initiatiefnota wil de initiatiefnemer de bekendheid vergroten van de groep jongvolwassen (18-35 jaar) personen met een verstandelijke beperking en de unieke ondersteuningsbehoeften die zij hebben, om daarmee een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de zorg en ondersteuning aan deze mensen. Volgens de nota zijn veel ouders op de hoogte van logeeropvang, maar dit geldt lang niet voor iedereen. Passende logeeropvang kan ertoe bijdragen dat ouders met enige regelmaat worden ontlast van hun zorgtaken. Het logeren kan ook bijdragen aan dat het wonen bij de instelling geleidelijk en planmatig verloopt en ouders zich minder zorgen maken over de situatie als hun kind hen overleeft. Uit de cijfers blijkt echter dat maar een zeer beperkt deel van de thuiswonende jongvolwassenen met een VG-profiel met mpt gebruik maakt van logeeropvang. Daarom heeft de minister verzocht om te onderzoeken hoe logeeropvang structureler kan worden ingezet en of mensen met een verstandelijke beperking voldoende gebruik kunnen maken van incidentele en structurele logeeropvang binnen de Wlz.