Afgelopen week publiceerde ZonMw ons rapport over de stand van zaken op de doelstellingen van het Nationaal Programma Palliatieve zorg (NPPZ). Het gaat om een kwantitatief beeld hoe het ervoor staat met de 14 doelstellingen van het NPPZ in 2020.
Het rapport maakt duidelijk dat er op diverse aspecten meer informatie is dan in 2016 en dat er verbeteringen zijn op sommige doelstellingen. Het laat ook zien dat verschillende aspecten nog onderbelicht zijn, bijvoorbeeld omdat er nog weinig onderzoek naar is gedaan of omdat cijfers niet structureel worden gemonitord.
Onze aanbeveling is dan ook om monitorinstrument(en) te ontwikkelen waarmee de stand van zaken op de NPPZ-doelstellingen door de tijd heen in beeld kan worden gebracht. We hopen dat ZonMw vanuit het programma Palliantie en andere partijen in de palliatieve zorg deze handschoen oppakken.
Onderzoeker Louise Pansier: “Als bureau volgen wij de ontwikkeling van de palliatieve zorg al langer. Zo ondersteunden we van 2015 tot en met 2018 de stuurgroep van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg. Ook in 2015 voerden we een evaluatieonderzoek uit naar de regeling Palliatieve terminale zorg, waarna de Regeling is verlengd tot 2022. Palliatieve zorg richt zich op een zo goed mogelijk leven ondanks dat je niet meer beter wordt. Het gaat primair om de kwaliteit van het leven, zowel voor de zorgvrager als de omgeving. Het is mooi om daar – ook met deze drie onderzoeken – indirect een bijdrage aan te kunnen leveren.”
In ons onderzoek naar de doelstellingen van het NPPZ en in onze evaluatie van het programma Palliantie constateerden we dat er de afgelopen jaren veel is gebeurd. Tegelijk blijkt dat vooral op het gebied van implementatie nog veel werk te doen is. Louise: “Tijdens onze onderzoeken kwamen we veel gedreven mensen tegen. De palliatieve zorg is volop in ontwikkeling en verdient het om blijvend goed op de kaart te staan. Om dit te stimuleren en bestendigen is een breed gedragen visie nodig die richting geeft aan de toekomstige ontwikkelingen. Wij zijn dan ook erg benieuwd naar de vervolgstappen van het kabinet”.
Passende logeerfaciliteiten voor kinderen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen zijn schaars. Dat signaal geeft de werkgroep ‘Wij zien je Wel’, die in 2017 door toenmalig staatssecretaris Van Rijn in het leven is geroepen. Afgelopen jaar publiceerde de werkgroep een rapport waaruit blijkt dat het huidige logeeraanbod niet toereikend is. De werkgroep moet bijdragen aan dat kinderen met ZEVMB en gezinnen de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Bureau HHM doet in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek naar de randvoorwaarden om passend en voldoende logeeraanbod te creëren.
Gezinnen hebben ademruimte nodig en dat vereist dat ouders de zorg en ondersteuning voor het kind met vertrouwen uit handen kunnen geven. Belangrijke voorwaarden die de werkgroep signaleert zijn: gelijkwaardigheid van ouders als partner bij de vormgeving van het aanbod, aanbod dat aansluit bij de specifieke behoeften van mensen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) (ook ruimte voor comfortzorg), passende financiering en aandacht voor de arbeidsmarkt. Zorgaanbieders ervaren dat ze de intensieve zorg aan deze mensen niet vanuit de bestaande logeertarieven kunnen bekostigen. En ouders hebben onvoldoende het vertrouwen dat zorgaanbieders de zorg die hun ZEVMB kind dag en nacht nodig heeft, kunnen leveren tijdens het logeren.
Bureau HHM doet de komende maanden onderzoek naar het logeeraanbod voor kinderen met ZEVMB zodat logeren voor mensen met ZEVMB met een passende prestatie en tarief geleverd kan worden. Dit onderzoek richt zich op:
Het logeeraanbod
Omvang van het gebruikmaken van logeervoorzieningen
De (zorg)inhoud van de logeeropvang
Bekostiging van logeren
Voor het onderzoek maken we gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, namelijk bijeenkomsten met een klankbordgroep, gegevensverzameling met een digitale vragenlijst bij zowel cliëntvertegenwoordigers als zorgaanbieders, groepsinterviews, een kostenuitvraag en een uitwerking van een bekostigingssysteem.
Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) die (tijdelijk) ondersteuning in een beschermde woonomgeving nodig hebben, hebben moeite om passende ondersteuning te vinden. Sinds 2017 zijn er extra middelen aan de Wmo toegevoegd voor deze groep. Om te zorgen dat deze cliëntgroepen de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, ontwikkelde bureau HHM in opdracht van het Ministerie van VWS de Handreiking Beschermende woonomgeving voor mensen met een licht verstandelijke beperking.
De handreiking is bedoeld om de kennis van gemeenten over meerderjarigen met LVB en een tijdelijke verblijfbehoefte te vergroten, zowel bij beleidsmedewerkers als professionals in de toegang (Wmo-consulenten, wijkteam-medewerkers, regionale toegang beschermd wonen et cetera). De handreiking gaat in op:
Kenmerken van de doelgroep aan de hand van termen en criteria uit de wettelijke kaders.
Een aantal voorbeeldcliëntgroepen om de doelgroep meer ‘tot leven te brengen’.
Het wettelijk kader in relatie tot de ondersteuningsvraag.
De verantwoordelijkheid van gemeenten.
Voorbeelden van passend aanbod en advies over de organisatie ervan.
De handreiking is geschreven met input van gemeenten en zorgaanbieders. De eerste reacties uit die hoek waren positief: “De handreiking geeft veel inzicht in de problematiek van iemand met LVB, maar ook in de verschillende mogelijkheden vanuit de andere wetgevingen en de kaders rondom bijvoorbeeld de Wlz” en “Ik verwacht dat Wmo-consulenten in kleinere gemeenten of organisaties hiermee goed geholpen zijn. Wij zien in de praktijk veel handelingsverlegenheid en ‘van het kastje naar de muur’-situaties.”
Eerder onderzoek naar mensen met LVB
In 2015 deed bureau HHM onderzoek naar hoeveel mensen met een verstandelijke beperking tijdelijk behoefte hebben aan een beschermende woonomgeving, welk budget hiermee gemoeid was en de verschillende beleidskeuzes die gemeenten kunnen maken. Met dit onderzoek werd duidelijk dat er meer budget nodig was binnen de Wmo
Handreikingen andere cliëntgroepen
In het verlengde van de handreiking over mensen met LVB zijn er ook signalen over mensen met andere problematiek die tijdelijk behoefte hebben aan een beschermende woonomgeving (bijvoorbeeld mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel); voor deze groepen komt er mogelijk in de loop van dit jaar ook een handreiking.
Remigranten gezinnen met kinderen, die zich in Nederland willen vestigen, komen soms in de schrijnende situatie van dakloosheid terecht. Zij melden zich met deze huisvestingsvraag bij gemeenten. Iedereen met een Nederlands paspoort heeft het recht om zich in Nederland te vestigen. Ook als je in het buitenland hebt gewoond. Je bent echter zelf verantwoordelijk voor het vinden van huisvesting en het verwerven van een inkomen. Gemeenten worden geconfronteerd met remigranten gezinnen die naar Nederland komen zonder ze huisvestiging hebben geregeld en komen dan op straat te staan. Met deze huisvestigingsvraag melden de gezinnen zich bij de gemeenten. Wanneer een gezin zelfredzaam is, is de gemeente echter niet verplicht om huisvesting voor het gezin te regelen. Omdat het om schrijnende situaties gaat, hebben het ministerie van VWS, het ministerie van BZK en de VNG samen bureau HHM gevraagd om onderzoek te doen naar oplossingsrichtingen voor deze groep zelfredzame gezinnen.
“Tijdens het onderzoek kwamen we erachter dat er diverse oplossingsmogelijkheden zijn, maar dat die pas werken als eerst duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de hulp en opvang van deze gezinnen. Dat maakt dat we zijn gekomen tot een afwegingskader waarmee alle partijen samen verder kunnen om aan de slag te gaan met de oplossingsrichtingen als de verantwoordelijkheidsvraag is beantwoord”, aldus onderzoeker Ellen Geuzebroek.
Onderzoekers Patrick Jansen, Frank Terpstra en Ellen Geuzebroek hebben hierbij geadviseerd om één verantwoordelijke partij aan te wijzen voor dit probleem die de gewenste beweging naar een oplossing in gang gaat zetten. Dit betekent overigens niet dat de overige partijen géén verantwoordelijkheid meer hebben. Voor alle oplossingsrichtingen is het van belang dat de drie partijen blijven samenwerken. Als we kijken naar de oplossingsrichtingen, dan zijn de meest kansrijke hierbij: het spreiden van de zelfredzame gezinnen over Nederland op basis van maatwerk. We merken namelijk dat veel van deze gezinnen zich melden bij een beperkt aantal gemeenten, waardoor de druk bij deze gemeenten hoog is. door de spreiding wordt deze druk gelijkmatiger over de gemeenten in het land verdeeld. Om gemeenten te helpen oplossingen te vinden is het daarnaast mogelijk om een landelijk coördinatiepunt in te richten, die veel kennis en informatie kan delen met gemeenten over deze specifieke doelgroep.
Frank Terpstra: “Omdat het gaat om gezinnen met jonge kinderen die acuut op straat staan, wil je snel tot een oplossing komen. De vraag die ons gesteld werd om te komen met concrete oplossingen bleek niet zo eenduidig vooral omdat alle partijen een andere rol en invalshoek hebben. Door eerst de vraag te verhelderen en samen tot een duidelijk beeld van de problematiek en doelgroep te komen, hebben we een belangrijke rol kunnen spelen in het beschrijven van de afwegingen die de partijen samen moeten maken om deze gezinnen te helpen. Het is mooi om te zien dat de ministeries van VWS en BZK en de VNG tevreden waren met de eindrapportage waarin we zowel de essentie van de problematiek hebben verhelderd als ook concrete oplossingsrichtingen hebben aangedragen. ”
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bracht bureau HHM het gebruik van casemanagement dementie in beeld. We kijken naar het aantal mensen dat gebruikmaakt van casemanagement dementie en onderzoeken wat de redenen zijn van mensen om geen gebruik te maken van casemanagement dementie. Het is het tweede onderzoek dat bureau HHM doet naar het gebruik van casemanagement dementie.
Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen:
Een kwantitatief onderzoek, waarbij we een realistisch beeld geven van het aantal mensen dat gebruikmaakt van casemanagement dementie ten opzichte van het aantal (thuiswonende) mensen met dementie in Nederland.
En een kwalitatief onderzoek onder (vertegenwoordigers van) mensen met dementie waaruit blijkt wat de redenen zijn waarom thuiswonende mensen met dementie geen casemanagement gebruiken.
In 2018 onderzochten we ook al het gebruik en de wachtlijsten Casemanagement Dementie. Het ministerie en samenwerkende partijen op het gebied van dementie willen nu graag weten hoe het er twee jaar later voorstaat. De vraag komt voort uit het Deltaplan Dementie: het nationale programma om samen het hoofd te bieden aan de gevolgen van dementie. Hierin werken partijen samen aan betere dementiezorg. De toegankelijkheid en beschikbaarheid van Casemanagement Dementie is een van de speerpunten uit dit plan.
Eerder onderzoek Casemanagement Dementie – 2018
Uit ons onderzoek in 2018 bleek dat destijds van de circa 205.500 mensen die met dementie thuis wonen in Nederland, 62.000 mensen gebruik maakten van Casemanagement Dementie (CMD). We zijn benieuwd wat het gebruik in 2020 is.
Daarnaast stonden er in 2018 1.136 mensen op een wachtlijst. Omdat sinds eind 2018 aanbieders verplicht zijn om de cijfers over wachtlijsten aan te leveren aan de NZA, onderzoeken we nu niet hoeveel mensen op de wachtlijst staan voor casemanagement dementie. Wel hebben we begin dit jaar een evaluatie uitgevoerd hoe de aanlevering van wachtlijstgegevens door zorgaanbieder aan de NZA nu gaat.
Onderzoeksresultaten Op basis van ons onderzoek concluderen we dat in september 2020 in totaal 71.000 mensen gebruikmaakten van casemanagement dementie. Ten opzichte van 2018, toen ongeveer 61.900 mensen gebruikmaakten van casemanagement dementie, is dit een stijging van ruim 9.000 personen. Bekijk het complete onderzoeksrapport Gebruik casemanagement dementie in 2020.
Gemeenten hebben als wettelijke taak dat jeugdhulp altijd bereikbaar en beschikbaar moet zijn. Een regio van samenwerkende gemeenten heeft de uitvoering van de crisisfunctie jeugd belegd bij een consortium van zorgaanbieders. De gemeenten staan voor de keuze om de huidige overeenkomst te verlengen. Daarom is aan bureau HHM gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de toekomstige positionering van de crisisfunctie jeugd, in relatie tot de diensten van Veilig Thuis en wijkteams van de gemeenten.
Voor de uitvoering van het onderzoek bestudeerden we relevante documentatie. Daarnaast voerden we gesprekken met het consortium van zorgaanbieders, de gemeenten en de Veilig Thuis-organisatie. Op basis hiervan stelden we enkele scenario’s op voor de toekomstige positionering van de crisisfunctie jeugd. De scenario’s hebben we ten opzichte van elkaar gewogen vanuit het perspectief van gebruikers, financiën, wet- en regelgeving, rolopvatting, informatie-uitwisseling, beschikbaarheid van personeel en uitvoerbaarheid. We adviseerden de gemeenten om de diensten van de Veilig Thuis-organisatie en de regionale crisisdienst jeugd verder te integreren en om hiervoor een concreet ontwerp uit te werken.
Het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam, afgekort VLOT, werkt aan het verbeteren van (de samenwerking rondom) de zorg en ondersteuning van kwetsbare mensen. Een van de aandachtspunten is het versterken van (de samenwerking binnen) de zorg- en veiligheidsketen. Samen met partners ontwikkelde bureau HHM de Aanpak ter Voorkoming van Escalatie (AVE), waarmee ketenpartners onder meer afspraken kunnen maken over de invulling van proces- en casusregie in de zorg- en veiligheidsketen. VLOT ziet AVE als een belangrijk element in het verbeteren van de samenwerking tussen zorg en veiligheid en wil de verdere implementatie een boost geven. Bureau HHM helpt daarbij en verzorgt onder andere samen met regio-adviseurs van VLOT twee Webinars, en ondersteunt bij het bieden van intervisiebijeenkomsten over AVE en impulssessies voor (regio’s van samenwerkende) gemeenten.
Webinar: Op- en afschalen – Aanpak Voorkomen Escalaties (AVE) als kapstok
Op- en afschalen bij complexe casuïstiek die door het zorg-, veiligheids- en sociaal domein heen loopt, is ingewikkeld. Verschillende talen, wetgeving en soms ook verschillende belangen kunnen snel op- en afschalen belemmeren. De Aanpak Voorkomen van Escalaties (AVE) werkt als kapstok voor het goed inrichten van op- en afschalen.
Tijdens dit Webinar maakt u kennis met AVE, leert u hoe gemeenten werken met AVE en wat uitdagingen zijn, we tonen het perspectief van ketenpartners en u krijgt praktische tips. Het Webinar is bedoeld voor Beleidsmakers, projectleiders en professionals in het zorg-, veiligheids- of sociaal domein die te maken hebben met op- en afschaling van zorg.
Webinar: Gegevensdelen bij samenwerken rondom complexe problematiek
Het tweede Webinar dat VLOT in samenwerking gaf over AVE ging over gegevensdelen. Samenwerken en afstemmen zijn sleutelbegrippen bij het voeren van regie bij complexe casuïstiek. Hierbij hoort het elkaar informeren en delen van informatie. Maar hoe doe je dat? En hoe ga je om met de privacy? Een lastig vraagstuk dat vraagt om concrete handvatten in de uitvoering.
Meer weten? Mieke Looman en Pleun Koopmans zijn onderdeel van het team Zorg- en veiligheid binnen bureau HHM en vertellen graag meer over dit onderwerp.
Meer informatie over de mogelijkheden om deel te nemen aan de intervisiebijeenkomsten en impulssessies wordt door VLOT gecommuniceerd.
Om de trend van eenzaamheid onder ouderen te doorbreken geeft het ministerie van VWS samen met een groot aantal maatschappelijk partners invulling aan het programma Eén tegen eenzaamheid. Op verzoek van het ministerie van VWS voert bureau HHM een doorlopende evaluatie uit van het programma, met metingen in 2019, 2020 en 2021. Uit onze meting in 2020 blijkt dat het programma zich in een volwassen fase bevindt, na een opstartfase in 2019. De ondersteuning aan de lokale coalities in gemeenten en de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid is verder geprofessionaliseerd en wordt zeer gewaardeerd. Het programma is flexibel en speelt snel en effectief in op veranderende omstandigheden en nieuwe vraagstukken die naar voren komen.
De actualiteit van het programma is groot, mede als gevolg van de coronacrisis. Belangrijk thema van onze tweede meting is de continuering en de duurzame positionering van het programma. We hebben het ministerie van VWS geadviseerd om de looptijd van het programma te verlengen en te streven naar een definitieve positionering per 2023.
Eén tegen eenzaamheid is een actieprogramma, waarbij samen werken, samen leren en samen ontwikkelen centraal staat. Het programma wordt sinds september 2019 door ons gedurende de looptijd geëvalueerd, om er tussentijds van te leren. Albertus Laan: “Dat betekent dat ontwikkel- en verbeterpunten uit de eerste metingen direct zijn meegenomen in het programma. Tijdens deze tweede meting hoorden we van respondenten dat zij merken dat er is bijgestuurd en dat dat ten goede is gekomen aan het programma. Voor ons als onderzoekers is het mooi om op deze manier te evalueren omdat we een directe bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van het programma en de betrokkenheid van de deelnemers.”
Paulina.nu hield dinsdag 1 december een Webinar over toekomstige zorg onder de titel ‘Zoals het klokje thuis tikt’. Tijdens het Webinar wordt ingegaan op de vraag Wie draagt welke verantwoordelijkheid en wie pakt de regie? Naast deze vraag staan de uitkomsten van recent uitgevoerd onderzoek door bureau HHM en In.Fact.Research centraal en wordt gesproken met mensen uit het werkveld en landelijke experts.
Het webinar is voor iedereen die zich betrokken voelt bij het onderwerp; zorgprofessional, beleidsmaker, mantelzorger, leverancier van oplossingen, inwoner of op een andere manier bij de ouderenzorg betrokken.
Doordat de technologische component in eHealth trajecten zo concreet en tastbaar is, lijken we sneller te vergeten dat een succesvolle implementatie valt of staat met de mensen die er mee werken. Adviseur Judith Kippers is gespecialiseerd in organisatieontwikkeling en schreef er een uitgebreid artikel over. Het artikel bevat praktische tips voor zorgorganisaties die zorgtechnologie duurzaam willen integreren in persoonsgerichte zorg aan cliënten.
Dit artikel is de eerste uit een reeks waarin we vanuit verschillende perspectieven zorgorganisatie op weg helpen bij het nadenken over en vormgeven van hun eigen digitale transformatieproces. In dit eerste artikel staat gewoonteverandering centraal. Digitaal zorg verlenen moet een nieuwe gewoonte worden, anders blijft het bij een tijdelijke gadget of hip kunstje, zonder de duurzame – en broodnodige – effecten op langere termijn.
Het artikel laat zien welke stappen nodig zijn om dit voor elkaar te krijgen. Aan de hand van concrete voorbeelden lees je hoe je er als organisatie voor kunt zorgen dat nieuwe manieren van werken en het gedrag dat daarbij hoort eigen worden.
Auteur Judith Kippers:
“Een transformatie waar we niet meer omheen kunnen. Om ook in de nabije toekomst kwalitatief goede zorg te kunnen bieden aan iedereen die dat nodig heeft, moeten we nieuwe wegen bewandelen. Een groot deel van zorg verlenen heeft niet alleen een praktische kant maar draait juist om het mentaal ondersteunen en versterken van mensen. Afstand hoeft dan geen belemmering te zijn én kan in een aantal gevallen zelfs een voordeel zijn. Daarom geloof ik dat het tijd is om er samen voor te zorgen dat we klaar zijn voor de toekomst en eHealth omarmen als middel om juist meer contact te maken.”
De beoogde transformatie in het sociaal domein blijft achter. Dat signaleerden BMC, zelfstandig adviseur Frans Vos en bureau HHM. Aanleiding om samen een aanpak te formuleren om die de transformatie alsnog van de grond te krijgen. Het resultaat is een PACT-benadering. Afgelopen maand werd de methode toegelicht tijdens een webinar begeleid door Machteld Koelewijn (BMC) en Annelies Hartmans (bureau HHM) met als inhoudelijke sprekers: Heleen Rijnkels (BMC), Frans Vos (zelfstandig adviseur) en Nico Dam (bureau HHM). Hieronder vindt u de high-lights uit dit webinar waarin u kunt horen en zien hoe en waarom de PACT-benadering kan bijdragen aan de vernieuwing en financiële beheersbaarheid van het sociaal domein.
Nico Dam: “In praktijk zien wij dat veel gemeenten ruim vijf jaar geleden vol enthousiasme aan de slag gingen met de nieuwe taken en prachtige ambities formuleerden. Nu lijkt de praktijk achter te blijven bij die ambities. En dat is zonde. Wij zijn er samen van overtuigd dat de transformatiedoelen nog steeds actueel en uiterst relevant zijn, maar dat – door de aandacht voor financiële tekorten en dreigende onbeheersbaarheid in het sociaal domein – de inhoudelijke focus naar de achtergrond dreigt te verdwijnen.”
Aanleiding ontwikkelen PACT-benadering
Nico Dam vertelt dat er drie belangrijke aanleidingen ten grondslag liggen aan het gezamenlijk ontwikkelen van de PACT-benadering.
Gemeenten zijn met veel enthousiasme en ambitie aan de slag gegaan met de nieuwe taken binnen het sociaal domein. Tegelijkertijd blijkt het na 5,5 jaar moeilijk om die ambities waar te maken.
Discussies in het sociaal domein hebben een hele technische insteek gekregen.
Gemeenten en aanbieders hanteren in gesprekken elk hun eigen perspectief.
Bekijk in dit fragment wat hij precies bedoelt met ‘een hele technische insteek’ , ‘het eigen perspectief’ en hoe deze vernieuwing en vooruitgang wellicht in de weg staan.
Wat zien we in de praktijk?
Heleen Rijnkels: “De beloften van de transformatie waren natuurlijk groot. Afschaling van de tweedelijns zorg, integraal werken, geen wachtlijsten meer. Kortom het zou beter en goedkoper worden. En de Sociale Teams zouden als vliegwiel voor de vernieuwing gaan fungeren. Als we terugkijken is dat helaas niet gelukt en dat ligt niet aan professionals en de sociale teams.” Waar het wel aan ligt en wat daaraan te doen licht Heleen toe in dit fragment.
Hoe zorg je voor een optimale teamprestatie in het sociaal domein?
Frans Vos maakt een vergelijking met het aansturen van een voetbalteam. Daarin heeft iedereen een eigen positie, maar dient ook het teambelang. “Je moet zo’n voetbalteam in zijn geheel aansturen om tot een optimale teamprestatie te komen. Merkwaardig is dat we In het sociaal domein niet doen.” Wel kiezen voor een integrale aansturing van verschillende partijen vraagt een cultuuromslag en heeft impact op de bedrijfsvoering. Frans Vos formuleert in deze video vijf dingen die belangrijk zijn om dit toch voor elkaar te krijgen.
Praktijkvoorbeelden PACT-aanpak
Nico Dam laat in deze video twee voorbeelden zien van hoe de PACT-benadering in de praktijk kan werken. Hij gaat eerst in op de organisatie van de crisisdienst ‘Spoed voor Jeugd’ in Groningen. Hij laat de inhoudelijke resultaten zien; zoals de afname van de gemiddelde duur van het crisisverblijf en geeft inzicht in de financiële resultaten. Daarna staat hij uitgebreid stil bij hoe PACT kan werken bij de doorontwikkeling van Beschermd Wonen.
Hoe kijken deelnemers aan het Webinar tegen het werken vanuit een PACT-gedachte en wat zijn voordelen en voorwaarden?
Tijdens het Webinar zijn aan de deelnemers verschillende stellingen voorgelegd. Stellingen die betrekking hebben op de huidige situatie, knelpunten en de verwachtingen van het werken met een methode zoals de PACT-benadering. Frans Vos laat in dit fragment een aantal stellingen en de uitkomsten hiervan zien. Zo zijn deelnemers aan het Webinar het er over eens dat er in de praktijk nog maar heel weinig vanuit één-opgave wordt gewerkt. Aanbieders zijn terughoudend om de eigen rol in de vernieuwing op te pakken. Het beeld bestaat wel dat een PACT-aanpak goed te organiseren moet zijn zonder al te veel bureaucratische rompslomp. Frans Vos vertelt vervolgens meer over de voordelen en voorwaarden om vanuit één opgave te werken.
In lijn met het advies van de commissie Dannenberg wordt in het land volop gewerkt aan sociale inclusie door mensen met een psychische kwetsbaarheid zoveel mogelijk te huisvesten in de wijk. Goede regionale samenwerking is de motor bij de doorontwikkeling van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Om deze samenwerking kracht bij te zetten hebben de gemeenten een Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) ontwikkeld, die op dit moment geďmplementeerd wordt. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) willen graag weten hoe het staat met de uitvoeringsafspraken die voortvloeien uit het advies van de commissie Dannenberg, wat de ondersteuningsbehoefte is van gemeenten en andere partijen, en hoe regio’s van elkaar kunnen leren. Bureau HHM doet hier de komende twee maanden onderzoek naar.
De transformatie in het sociaal domein blijft achter bij de ambities. Door de aandacht voor financiële tekorten en dreigende onbeheersbaarheid is het risico dat de inhoudelijke focus naar de achtergrond verdwijnt.
Samen met BMC ging bureau HHM de uitdaging aan om een aanpak te formuleren die zowel antwoord geeft op de inhoudelijke doelstellingen van de transformatie in het sociaal domein als op de noodzaak de financiële beheersbaarheid te vergroten. Met als resultaat een PACT-benadering.
Op donderdag 3 september (10.00-11.00 uur) verzorgen adviseurs van beide bureaus en zelfstandig adviseur Frans Vos een webinar dat ingaat op deze opgavegerichte aanpak voor transformatie in het sociaal domein.
‘Slechts één op de drie gemeenten heeft een woonzorgvisie voor ouderen en kwetsbare groepen. De helft van de gemeenten heeft niet eens een analyse van de woonzorg-opgaven in de toekomst. Dat concludeert de Taskforce Wonen en Zorg op basis van een nulmeting bij bestuurders van alle gemeenten en woningcorporaties’, zo staat geschreven in een recent artikel op Skipr.
De voorzitter van de Taskforce: Hans Adriani, vertelt in datzelfde artikel: “Om lokaal de juiste keuzes te maken, zijn een woonzorganalyse en een woonzorgvisie belangrijke bouwstenen. De nulmeting laat zien dat er nog zo’n 200 woonzorganalyses gemaakt moeten worden. En dat is pas het begin.” Volgens hem zijn er diverse belemmerende factoren: “Het begint al bij het besef van gemeenten dat samenwerking tussen het sociaal en ruimtelijk domein essentieel is en dat zij de regie moeten pakken. Ook het bij elkaar brengen van partijen met verschillende belangen blijft een ingewikkelde opgave. En dan spelen er taaie vraagstukken op het gebied van beschikbare ruimte en het rondkrijgen van de businesscase voor nieuwe woonzorgvormen. “
Bureau HHM herkent het geschetste beeld. Lennart Homan, bureau HHM; “Wij helpen verschillende gemeenten bij het ontwikkelen van een woonzorgvisie en zien dat onze kracht zit in het feit dat we de diverse werkvelden – als onafhankelijke derde – bij elkaar brengen en daarnaast dat we de zorg- en ondersteuningsvragen van kwetsbare mensen kennen. Je kunt dit vraagstuk van vele kanten aanvliegen. Wij pleiten er voor om de mensen voor wie je het doet centraal te zetten. Zorg er als gemeente voor dat je de verschillende partijen daaraan een goede bijdrage laat leveren. Om te bepalen wat een goede bijdrage is, moet je eerst weten voor welke opgave je de komende jaren samen staat. Wij maken dit voor gemeenten inzichtelijk aan de hand van onze woonzorgverkenner. Hiermee brengen wij in kaart hoeveel zorggeschikte woningen een gemeente in de toekomst nodig heeft en welke voorzieningen hierbij horen.”
Hoe krijgen we meer grip op de stijgende kosten voor ambulante jeugdhulp zonder dat we inboeten aan kwaliteit? Veel gemeenten zien stijgende uitgaven voor ambulante jeugdhulp en vragen zich af hoe ze meer grip kunnen krijgen op de uitgaven. Reden voor een gemeente in het ruraal gebied om bureau HHM te vragen hiernaar onderzoek te doen en advies te geven over de inkoop van jeugdhulp. Met ons advies gaat de gemeente nu samen met de regio aan de slag met de doorontwikkeling. Maartje Hanning, bureau HHM: “Wij delen de uitkomsten graag zodat andere gemeenten deze inzichten kunnen gebruiken als aanknopingspunten om te onderzoeken waar een eventuele kostenstijging vandaan komt.”
Oorzaken van stijgende uitgaven in de jeugdhulp
Om de oorzaken van de gestegen uitgaven te achterhalen voerden we een kwantitatieve en kwalitatieve analyse uit naar de inzet van ambulante begeleiding. We keken naar de effecten van ambulantisering, de gevolgen van de invoering van passend onderwijs en de manier waarop de toegang is georganiseerd. Uit het onderzoek kwamen onder meer de volgende oorzaken van de uitgavenstijging:
Betere signalering van problematiek en snellere inzet van professionele hulp.
Onvoldoende mogelijkheden in de basisondersteuning om in te spelen op bepaalde (dorpskern-specifieke) problematiek.
Veel reistijd door het grote werkgebied van de gemeente.
Gestegen tarieven van zorgaanbieders die een belangrijk aandeel hebben in de ambulante begeleiding.
Grijs gebied tussen onderwijs en jeugdhulp waardoor meer beroep wordt gedaan op gemeentelijk gefinancierde ambulante begeleiding.
Ontbreken van duidelijke kaders voor toekennen dan wel afwijzen van ambulante begeleiding en het doorgeleiden naar de basisondersteuning.
Terugdringen van uitgaven in de jeugdhulp
Op basis van de gevonden oorzaken kan de gemeente nu aan de slag met adviezen om de uitgaven terug te dringen met behoud van kwaliteit van de geboden ondersteuning. Met een gemeentelijke werkgroep zetten we knelpunten uit de huidige uitvoeringspraktijk om in concrete oplossingsrichtingen. Daarbij stond de vraag centraal wat lokaal kan en wat regionaal nodig is, op basis van principes zoals regie/sturing, nabijheid voor de cliënt en schaalvoordelen voor gemeenten en aanbieders. Ons advies bevat oplossingen die de gemeente zelf kan oppakken en oplossingen die uitbesteed moeten worden aan de regio. Dit advies is vervolgens aan de regionale inkooporganisatie meegegeven, om de regionale inkoop voor de komende jaren vorm te geven.
Meer weten? Maartje Hanning en Eline Lubbes waren nauw betrokken bij dit onderzoek en vertellen er graag meer over.
Lang, gelukkig en gezond in je vertrouwde omgeving blijven wonen. Dat is het doel van Care2Share; een vernieuwend en integraal concept voor zorg en ondersteuning in een toekomstbestendige Oosterparkwijk in Groningen ontwikkeld door NOHNIK, Stadkwadraat, Beweegstrategie en bureau HHM. Deze innovatieve en toekomstgerichte visie gaan we nu samen uitwerken tot een concreet actieplan voor de Groningse wijk Beijum.
Essentieel onderdeel uit Care2Share is het Leefabonnement; een abonnement waarmee bewoners op een laagdrempelige en eenvoudige manier diverse vormen van zorg en ondersteuning kunnen krijgen. Op www.abonnementopgoedleven.nl is meer informatie te vinden over de ontwikkelde visie en de samenwerkende partijen.
Het actieplan moet een integraal plan worden voor wonen, zorg en ondersteuning dat aansluit op bestaande projecten, initiatieven en onderzoeken. Alle fysieke en sociale opgaven in de wijk worden gebundeld. We doen dit aan de hand van vijf concrete thema’s:
Vastgoed
Stedenboud
Zorg en ondersteuning
Financiën
Afstemming en overleg
Per thema brengen we de opgaven in kaart en geven aan hoe deze op te pakken en met welke partijen. Het resultaat is een actieplan met concrete acties waarmee de visie in Beijum vormgegeven kan worden.
Meer weten?
Vanuit bureau HHM zijn Eline Lubbes en Patrick Jansen nauw betrokken bij Care2Share. Zij vertellen u graag meer over dit project.
"Beschermd wonen is niet meer een gebouw dat in de grote stad staat, maar een huis in elke wijk, waar we ter plekke zijn voordat het misgaat.” Zo vat Erik Dannenberg het advies samen dat de Commissie Dannenberg in 2015 uitbracht over de toekomst van het beschermd wonen. Lennart Homan, bureau HHM: ‘Die toekomst komt nu langzaam tot stand en we zien op veel plekken dat dit leidt tot nieuwe vraagstukken. Om mensen thuis ‘beschermd’ te laten wonen is 24-uurs zorg in de wijk nodig. Hierover schreven we samen met Platform31 een factsheet. Deze factsheethelpt gemeenten en aanbieders bij de inrichting van 24-uurszorg in de wijk. Want zonder goede zorg kun je niet ambulantiseren.’
De factsheet gaat in op verschillende vormen van 24-uurszorg (bereikbaar- en beschikbaarheid), verschillende inrichtingsvarianten, de verbinding met veiligheid, de samenhang met andere voorzieningen en mogelijkheden tot vernieuwing, aangevuld met concrete voorbeelden uit de praktijk.
Meer weten? Lennart Homan is in verschillende gemeenten betrokken bij de herinrichting van Beschermd Wonen. Hij kent het vraagstuk vanuit het perspectief van de gemeenten, aanbieders én woningcorporaties.
Het aantal jeugdigen met een psychische stoornis dat voldoet aan de Wlz-criteria ligt waarschijnlijk tussen de drie- en achthonderd. Bureau HHM deed hier onderzoek naar in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Naast de doelgroep onderzocht bureau HHM de uitvoerings- en financiële consequenties van een mogelijke openstelling van de Wlz voor jeugdigen met GGZ-problematiek. Uit het onderzoek blijkt dat het erg moeilijk is om een goed beeld te krijgen van de omvang van doelgroep en de financiële consequenties. De uitvoeringsconsequenties zitten voornamelijk in de indicatiestelling, contractering, levering en verantwoording van zorg.
We hebben het over jeugdigen waarbij sprake is van complexe meervoudige problematiek zoals traumatische ervaringen en hechtingsproblematiek. Tevens is naast een psychische stoornis veelal ook sprake van een (licht) verstandelijke beperking. “Wij denken op basis van het onderzoek dat de groep tussen de drie- en achthonderd ligt. Hoe groot het aantal daadwerkelijk is zal moeten blijken als het CIZ voor deze groep gaat indiceren”, aldus Ellen Geuzebroek onderzoeker bij bureau HHM.
“Belangrijk toegangscriteria voor de Wlz is een blijvende behoefte aan toezicht of nabijheid. Dat blijvende is bij een jeugdige moeilijk vast te stellen omdat de jeugdige nog volop in ontwikkeling is. Het is bovendien nog maar de vraag of ouders of verzorgers een Wlz-indicatie gaan aanvragen als dat mogelijk wordt. Het kan voelen alsof je zegt ik zie geen ontwikkelingskansen meer voor mijn kind”, aldus Ellen Geuzebroek.
“Daarom is het ook heel belangrijk dat de jeugdige binnen de Wlz voldoende ontwikkelings-mogelijkheden krijgt”, aldus Patrick Jansen, collega-onderzoeker en partner binnen bureau HHM. Hij ziet namelijk wel voordelen aan het openstellen van de Wlz voor jeugdigen met GGZ-problematiek: “Het geeft de jeugdige voor onbepaalde tijd recht op zorg. Dit beantwoordt aan de grote behoefte van jeugdigen, ouders en professionals; dat de continuïteit van zorg is gegarandeerd. Nu moeten ouders de zorg elk jaar en soms zelfs vaker opnieuw aanvragen terwijl zij en ook de zorgverleners vooraf al weten dat de zorg voor langere tijd nodig is. Ze zijn dan onnodig veel tijd kwijt aan de administratie en het brengt bovendien onzekerheid met zich mee. Maar de Wlz-toegang moet niet leiden tot allerlei onduidelijkheden over het wel of niet kunnen vaststellen van de blijvende behoefte aan nabijheid of toezicht, of het wel of niet kunnen ondersteunen van het cliëntsysteem vanuit de Wlz. Hierbij is de jeugdige niet gebaat.”
Naar verwachting verandert er aan de inhoud van de zorg weinig. Waarschijnlijk blijven dezelfde zorgaanbieders dezelfde zorg leveren. Dit betekent helaas ook dat de knelpunten die voor de zorg onder de Jeugdwet gelden, blijven bestaan. “We zien dat voor deze groep het inzetten van de juiste expertise en een goede samenwerking tussen zorgverleners aandacht vraagt”, aldus Patrick Jansen.
Aanleiding onderzoek
Bureau HHM onderzocht de doelgroep en bracht de uitvoerings- en financiële consequenties in beeld voor de Tweede Kamer die in 2019 het wetsvoorstel ‘Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis’ aannam. Tegelijk is een amendement aangenomen waarin wordt gesteld dat jeugdigen – net zoals volwassenen – met een psychische stoornis op een nader te bepalen tijdstip toegang tot de Wlz moeten kunnen krijgen. Het onderzoek moet de Kamer inzicht geven in de mogelijke gevolgen hiervan.
Financiële consequenties
Er is te weinig bekend over de huidige zorgkosten om de financiële consequenties en de verschuiving van de Jeugdwet naar de Wlz goed in kaart te brengen. Een deel van de jeugdigen ontvangt bovendien al zorg vanuit de Wlz. Het is moeilijk in te schatten of deze groep een herindicatie gaat aanvragen en of dit leidt tot een verschuiving binnen de Wlz.
Zorgvuldige voorbereiding
De uitvoeringsconsequenties vragen een zorgvuldige voorbereiding. Patrick Jansen: “Overheveling van de zorg voor deze jeugdigen van de Jeugdwet naar de Wlz leidt tot uitvoeringsconsequenties op het gebied van de indicatiestelling, contractering, levering van zorg en verantwoording van zorg; deze consequenties richten zich op informatievoorziening, procesinrichting, formatie en scholing. Deze consequenties zijn uitvoerbaar, maar vragen een zorgvuldige voorbereiding en voldoende doorlooptijd om ze te kunnen realiseren. Hierbij verdient het onderbouwen en vaststellen van de blijvende behoefte aan toezicht of nabijheid voor deze jeugdigen specifieke aandacht, omdat van tevoren moeilijk is aan te geven hoe de jeugdige zich de komende jaren ontwikkelt.’’
Stop met denken in medewerkers en begin met denken in mensen. Via de methode ‘Design Thinking’ ging bureau HHM ermee aan de slag, samen met professionals met ervaring op alle niveaus uit verschillende werkvelden zoals ouderenzorg, gehandicaptenzorg, psychiatrie en ziekenhuiszorg. Collega Judith Kippers schreef er een uitgebreid artikel over.
Het artikel geeft niet alleen een doorkijkje naar de inhoud maar biedt ook genoeg handvatten om zelf aan het werk te gaan met het centraal zetten van de mens. Judith werkt veel binnen zorg- en welzijnsorganisaties, onder andere als verandercoach en ziet wat het positieve effect is van het centraal zetten van de medewerker als mens, het samen vaststellen van de bedoeling van het werk en daar vervolgens de ondersteunende diensten, processen en systemen op aan te passen. “Medewerkers die voldoende autonomie ervaren én zich daarnaast gesteund voelen door de organisatie floreren in hun werk en dat komt direct ten goede aan de client!”
Om de zorg en ondersteuning voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) te verbeteren is een structurele oplossing nodig voor de bekostiging. Daarnaast is het van belang om per regio op basis van een lange termijnvisie resultaten af te spreken. Dat blijkt uit onderzoek van bureau HHM in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Het ministerie van VWS, de VNG en ZN zetten het onderzoek uit om de zorg en ondersteuning aan mensen met EPA in de wijk te verbeteren. Dat is nodig omdat in het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ 2013-2014 de landelijke overheid, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliëntenorganisaties afspraken staan om de intramurale capaciteit tot het jaar 2020 met een derde af te bouwen, met de capaciteit van 2008 als referentie. Dit betekent dat de capaciteit en de kwaliteit van de ambulante zorg, met name voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA), uitgebreid en verbeterd moet worden. F-ACT en vergelijkbare vormen van integrale zorg, worden als oplossing gezien. De beleving is echter dat deze oplossing niet optimaal wordt gebruikt dan wel ingezet.
Bij integrale zorg gaat het om behandeling en begeleiding van mensen met EPA die naast psychiatrische problemen ook op andere levensgebieden hulp nodig hebben. Bureau HHM is gevraagd om de feiten rondom integrale zorg in kaart te brengen om inzicht te verschaffen in de wijze waarop de zorgen ondersteuning aan mensen met EPA in de wijk verbeterd kan worden.
Onze aanbeveling luidt om bij de ontwikkeling van het nieuwe zorgprestatiemodel van de NZa (dat per 2022 wordt ingevoerd) zorgvuldig aandacht te hebben voor een aantal cruciale elementen voor de bekostiging van de integrale zorg en behandeling aan mensen met EPA:
preventieve werkzaamheden
consult-werkzaamheden
coördinatiewerkzaamheden
de mogelijkheid om de intensiteit van zorg op en af te schalen
deelname aan multidisciplinaire overleggen (MDO’s)
inzet van ervaringsdeskundigen
Het onderzoek maakt duidelijk dat mensen met EPA steeds zichtbaarder zijn in de wijk. Zij maken deel uit van de maatschappij. Om een wijkgerichte aanpak te stimuleren is een lumpsum budget op wijkniveau gewenst. Vanwege het basisprincipe van de Zorgverzekeringswet (de kosten van de ZVW dienen toe te rekenen te zijn aan individuele cliënten) kan dit nu niet. Daarom bevelen we het ministerie van VWS aan om met betrokkenen te bespreken op welke punten de wet- en regelgeving aangepast kan worden.
De uitdaging om integrale zorg en behandeling te leveren ligt echter niet alleen bij zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten. Ook de maatschappij, buren, familie, vrienden en ervaringsdeskundigen kunnen een belangrijke rol vervullen in de zorg voor mensen met EPA. Om dit te stimuleren bevelen we tot slot aan om met alle betrokken partijen een maatschappelijk bewustwordingstraject uit te voeren zodat mensen met EPA worden opgenomen in de wijk.
Vanaf 1 januari 2020 ontvangen alle cliënten in een Wlz-zorginstelling hun zogeheten roerende hulpmiddelen (als een tillift of een douchestoel) en hun mobiliteitshulpmiddelen (als aangepaste rolstoelen en scootmobielen) uit de Wlz. Er bestaan ook zogeheten persoonsgebonden hulpmiddelen (als hoortoestellen of ADL honden). Deze hulpmiddelen worden nu soms uit de Wlz gefinancierd en soms uit de Zvw. Wij onderzochten in het voorjaar van 2020 of het voor deze soort hulpmiddelen meerwaarde heeft als ze ook allemaal uit de Wlz verstrekt worden.
We hebben daarbij interviews gehouden met personen vanuit diverse organisaties die te maken hebben met de betreffende hulpmiddelen. Het ging onder meer om vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, het Zorginstituut, zorginstellingen, zorgkantoren, zorgverzekeraars, branches en leveranciers van hulpmiddelen.
Op basis van deze gesprekken komen we tot de conclusie dat deze groep van hulpmiddelen in de Wlz gepositioneerd kan worden, mits wordt voldaan aan borging van dezelfde voorwaarden die ook gelden voor de andere persoonsgebonden hulpmiddelen. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:
kwaliteit en maatwerk;
toegankelijkheid;
doelmatigheid;
expertise bij zorginstellingen;
beschikbaarheid en het behouden van een aan de cliënt aangepast hulpmiddel bij verhuizing.
Uit het onderzoek bleek ook dat organisaties die te maken hebben met hulpmiddelen én/of met geclusterde settingen, weinig voordelen verwachten van het onder de Wlz positioneren van de hulpmiddelen voor geclusterde settingen.
Bij de mensen met complexe zorgintensiteiten is extra aandacht nodig voor de toerusting van medewerkers en het samenspel van dagelijkse zorg en ondersteuning met (extra) behandeling. Er is behoefte aan een leidraad waarin per zorgintensiteit is uitgewerkt wat nodig is om persoonsgerichte zorg te leveren.
De VGN heeft bureau HHM gevraagd om samen met de leden en partners van de VGN een dergelijke beschrijving te ontwikkelen. Deze beschrijving wordt aangeduid als Leidraad Perspectief op persoonsgerichte zorg.
Deze leidraad is gepositioneerd als schakel tussen het lokale niveau (waar iedere zorgaanbieder met het oog op kwaliteit van zorg eigen keuzes maakt wat betreft de inzet van werkwijzen en zorgprogramma’s) en het landelijke collectieve niveau (waar alle VGN-leden zich gecommitteerd hebben aan de visie en het kwaliteitskader Gehandicaptenzorg).
De leidende vraag voor het opstellen van de leidraad: Wat is nodig in het leven van mensen met een beperking en een complexe zorgvraag zodat zij hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen? Op basis van bestaande (wetenschappelijke) publicaties over richtlijnen, zorgprogramma’s, competentieprofielen, zorgprofielen en factsheets ontwikkelen we in nauwe afstemming met diverse experts uit de praktijk de leidraad.
Sinds 2009 is het aantal dak- en thuislozen verdubbeld. Naar aanleiding van deze toename stelt het kabinet € 200 miljoen beschikbaar voor de aanpak van dak- en thuisloosheid in 2020 en 2021. Deze aanpak richt zich met name op het beschikbaar stellen van extra woonplekken met begeleiding om zo mensen die dak- en thuisloos zijn zo snel mogelijk aan een eigen woonplek te helpen. Maar hoe kan je dit als gemeente het beste aanpakken?
Het geld vanuit het kabinet is vanaf 1 juni beschikbaar. Dit is het moment voor u om als gemeente te bepalen hoe u die extra middelen het beste kunt inzetten. Maar wat zijn effectieve en efficiënte manieren voor de aanpak van dak- en thuisloosheid? En hoe kunt u daaruit de beste aanpak voor uw situatie kiezen?
Vanuit bureau HHM hebben we een lange ervaring met de aanpak van dak- en thuisloosheid en de inrichting van het Beschermd Wonen en de Maatschappelijke Opvang. Op basis van deze ervaring kunnen we u helpen antwoorden te vinden op uw vragen. Enkele suggesties voor een aanpak waarvoor u deze extra middelen kunt inzetten:
Bepaal voor welke doelgroep de vraag naar passende woonplekken het meest urgent is. Deze doelgroepindeling komt daarbij van pas.
Ga hierover in gesprek met de toegang.
Maak een overzicht van interventies die momenteel in de eigen gemeente (nog) niet gebruikt worden. Bijvoorbeeld op basis van de routes naar dakloosheid en interventies die de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving hierbij onderscheidt.
Bespreek met de partners in de keten welke interventies de meeste kans van slagen hebben.
Vertaal deze interventies in duidelijke resultaten en kritische succesfactoren.
Betrek hierbij de partners die noodzakelijk zijn om de resultaten te behalen.
Wilt u meer weten over passende interventies in Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang voor uw gemeente? Hulp nodig om extra middelen te verwerven?
Eline Lubbes en Nico Dam vertellen er graag over, t. 053 433 05 48.
De interesse in de SET Covid-19 subsidieregeling was overweldigend. En de urgentie voor digitale zorg op afstand (veelal beeldbellen) voor thuiswonende cliënten nooit eerder zo groot. De reden is schrijnend, absoluut. Maar de beweging naar meer inzet van technologie is hoognodig. Het zal onze samenleving goed doen.
De subsidie-impuls was duidelijk meer dan welkom. Een minderheid had geluk en kreeg na loting de subsidie toegekend. Bent u één van hen, gefeliciteerd! Met de subsidie kunt u op gang komen, vaart maken of opschalen. Zorgtechnologie onderdeel maken van uw werkwijze. Duurzaam en toekomstgericht. Als onderdeel van uw visie en (innovatie)strategie.
Dat begint met een zorgvuldig implementatieproces, waarin oog is voor zowel de technologische als de sociale innovatie.
Het implementatieproces bestaat uit vijf fasen met onderliggende activiteiten:
Visie en projectvoering
Ontwerpen dienst
Veranderaanpak
Beginnen en leren
Opschalen en borgen
Bureau HHM is uw implementatiepartner bij het realiseren van zorg op afstand. Dat kan betekenen dat wij op momenten in het proces even met u meedenken. Het kan ook betekenen dat wij het gehele implementatieproces voor u (bege)leiden. En alles daartussen.
Is uw subsidieaanvraag niet toegekend? Verander uw strategie, niet uw ambitie. Het vraagt vooral om heroriëntatie: wat en hoe dan wel? En om herijking van uw businesscase. Wellicht zijn andere financieringsmogelijkheden interessant voor u. Ook hierin adviseren en ondersteunen wij u graag. Waar een wil is, vinden we samen een weg.
In 2017 vroeg de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG)
bureau HHM om de maatschappelijke ontwikkelingen te schetsen die vragen om een systeemaanpak en daarbij de werkwijze van een systeemtherapeut te beschrijven en te kwantificeren. Met dit onderzoek lieten we de meerwaarde zien van deze beroepsgroep door het ophalen van praktijkervaringen. De NVRG behaalde positieve resultaten met het onderzoek: zij kregen de meerwaarde van het werk van de systeemtherapeut veel beter op de agenda van politiek en beleid. Daarom benaderde de Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVVS) ons in 2019 voor een soortgelijk onderzoek.
In beide onderzoeken brachten we van drie uiteenlopende casussen zowel de kwalitatieve als kwantitatieve aspecten in kaart. Dat deden we samen met verschillende typen therapeuten en zorgmedewerkers. Hierbij keken we naar de doelmatigheid, effectiviteit en duurzaamheid van een behandeling en aanpak door leden van de beroepsverenigingen, ten opzichte van een aanpak zonder gediplomeerd en geregistreerde leden van de verenigingen. We haalden deze inzichten onder andere op tijdens focusgroep-interviews. De NVRG en de NVVS waardeerden het bijzonder dat wij als objectieve buitenstaander kritische vragen konden stellen om de meerwaarde scherp te krijgen. Ook toetsten we de standpunten van de beroepsvereniging bij andere professionals of in bestaande richtlijnen. Het rapport en de factsheet van de NVVS zullen naar verwachting binnenkort openbaar gemaakt worden.
Met deze aanpak, door gebruik te maken van veelvoorkomende casuďstiek, schetsten wij een realistisch beeld van het werk van een beroepsgroep. Als objectieve buitenstaander lieten wij zien hoe de zorg – geleverd door professionals uit een specifieke beroepsgroep – verschilt van de zorg die geleverd wordt door professionals buiten die beroepsgroep. Zowel kwantitatief (financieel) als kwalitatief. Zo brachten wij de meerwaarde van de beroeps¬groep of bepaalde type behandeling objectief en volledig in kaart. En konden zij met een beknopt en onderbouwd verhaal hun meerwaarde zichtbaar maken bij verschillende stakeholders.
Wilt u meer weten over dit onderzoek of een onderzoek naar de meerwaarde van uw beroepsgroep?
Nelleke Dijk en Eline Lubbes vertellen er graag over, t. 053 433 05 48.
Gemeenten geven jaarlijks vele miljarden uit in het Sociaal Domein. Om ervoor te zorgen dat iedereen ook mensen met beperkingen zo zelfstandig mogelijk kan wonen en leven. De omvang van deze uitgaven in combinatie met een toenemend beroep op het Sociaal Domein vragen om een zorgvuldige en inzichtelijke budgettering.
Vanuit bureau HHM hebben we de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de
vraagontwikkeling in het Sociaal Domein en de implicaties daarvan voor de uitgaven. In veel van
deze onderzoeken hebben we gebruikgemaakt van de WoonZorgwijzer als onderdeel van onze prognosemodellen. De WoonZorgwijzer voorspelt niet alleen de aanwezigheid van mensen met verschillende aandoeningen (zoals dementie of somatische aandoeningen), maar ook het voorkomen van specifieke beperkingen (zoals beperkingen in het zelfstandig doen van het
huishouden). Daardoor biedt het ook goede mogelijkheden om bijvoorbeeld (vormen van) Wmo
gebruik te voorspellen.
Het is dan ook een vrij logische stap om – met de WoonZorgwijzer als basis – een
model te ontwikkelen waarmee het beroep op het Sociaal Domein en de daarmee samenhangende kosten zijn te voorspellen.
Bureau HHM wil deze nieuwe module samen met Platform 31 en Stichting InFact gaan ontwikkelen. Met als eerste stap een (online) bijeenkomst waarin we samen met deze partners en een aantal geďnteresseerde gemeenten (vrijblijvend) onze plannen bespreken en bekijken of deze aansluiten op de behoeften in de lokale praktijk. Deze bijeenkomst willen we voor de zomer van 2020 inplannen.
Interesse? Meedenken?
Uw bijdrage is welkom! Stuur een bericht aan Lennart Homan. Hij neemt dan contact met u op.
Afgelopen woensdag opende de RvO een uitbreiding op de Stimuleringsregeling E-health Thuis om als zorgorganisatie in tijden van de coronacrisis met subsidie zorg op afstand te kunnen realiseren. Vanmorgen is de SET COVID-19 (tijdelijk) gesloten en wordt er met het ministerie van VWS overlegd wat mogelijk is om in de behoefte van het veld te voorzien.
Bureau HHM is voor een aantal zorgorganisaties bij de aanvraag en het activiteitenplan betrokken. Gezien het belang van E-health voor zorgorganisaties nu en in de toekomst gaan wij door met onze voorbereidingen zodat zorgorganisaties er straks klaar voor zijn.
Op verzoek van belangenvereniging Actiz deed bureau HHM afgelopen jaar onderzoek naar de meerwaarde van geclusterde woonzorgvoorzieningen voor ouderen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vandaag door Actiz gepubliceerd. Het rapport bevat belangrijke knelpunten en succesfactoren voor het ontwikkelen van geclusterde woonvoorzieningen voor ouderen.
Lennart Homan: “Door de toename van de vergrijzing zal het aantal kwetsbare ouderen de komende jaren snel toenemen. De beweging naar meer zorg langer thuis zorgt ervoor dat een groot grijs gebied ontstaat tussen zelfstandig thuis en het verpleeghuis. In dit grijze gebied is ruimte voor de ontwikkeling en realisatie van een grote diversiteit aan woonzorgvoorzieningen. Van de meer traditionele verzorgingshuisconcepten tot innovatieve, eigentijdse woonzorgvoorzieningen. De behoefte aan deze tussenvormen is evident. Er zitten immers grenzen aan de zorg en ondersteuning die in de thuissituatie geboden kan worden. Naarmate de complexiteit en intensiteit van de vraag toeneemt komen deze grenzen steeds dichterbij.”
Belangrijkste resultaten onderzoek bureau HHM; geclusterde woonvoorzieningen voor ouderen
In het onderzoek van bureau HHM kwamen drie archetypen naar voren van geclusterde woonvoorzieningen voor ouderen:
Specifiek concept van wonen in combinatie met zorg
Wijk-/gebiedsgerichte functie
Centrale rol binnen de gemeenschap
Belangrijke succesfactoren bleken:
Een sterke en gedeelde visie en ambitie
Onderling vertrouwen, draagvlak en integriteit
Ondernemerschap en transparantie over de financiering
Ervaring en expertise Wonen en zorg
Natuurlijk vertelt bureau HHM u ook buiten het congres meer over dit onderzoek en over wat wij nog meer kunnen en doen gebied van wonen en zorg. Neem gerust contact met ons op: t. 053 433 05 48.
Gemeenten krijgen dit jaar de opdracht van de landelijke Taskforce Wonen en Zorg om een concrete analyse te maken van de lokale opgaven op het gebied van wonen, zorg en welzijn voor ouderen en andere kwetsbare inwoners. Bureau HHM is al veertig jaar actief binnen zorg en welzijn. Wij kennen de zorg- en ondersteuningsbehoeften van kwetsbare doelgroepen en zijn uitstekend in staat om deze te vertalen naar de woon- en zorgopgaven. Hiervoor ontwikkelden wij een methode die gemeenten inzicht geeft in deze lokale opgaven en die helpt bij het opstellen van een toekomstbestendige woonvisie: de woonzorgverkenner.
Dit is nodig omdat het gat tussen thuis en het verpleeghuis te groot blijkt. Er ontstaan lange wachtlijsten voor verpleeghuizen en TNO voorspelde onlangs dat over twintig jaar een verdubbeling van het aantal plekken nodig is. Hoeveel zorggeschikte woningen heeft uw gemeente in de toekomst nodig?
De door bureau HHM ontwikkelde methode maakt gebruik van gemeente-specifieke data over onder andere de woonzorgbehoefte en het woningaanbod op wijkniveau. Met behulp van onze analyse-tools vertalen we deze data naar informatie die u nodig heeft om antwoord te krijgen op vragen als:
Hoe ziet de vraag van verschillende zorgdoelgroepen op het gebied van opvang en huisvesting eruit en hoe ontwikkelt de vraag zich de komende jaren?
Hoe ziet het huidig aanbod van opvang en huisvesting voor de verschillende zorgdoelgroepen eruit?
Hoe ziet de opgave eruit als de ontwikkeling van de vraag wordt vergeleken met het huidige aanbod en wat betekent dat voor vastgoed/huisvestingsopgave voor de verschillende zorgdoelgroepen. Waar doen zich leemtes voor?
Taskforce Wonen en Zorg
De Taskforce Wonen en Zorg is een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de vereniging van woningcorporaties Aedes, VVT-branchevereniging Actiz en de ministeries VWS en BZK.
De Taskforce ziet het als haar taak om gemeenten, woningcorporaties en zorgorganisaties samen in beweging te krijgen tot het ontwikkelen van passend (woon)aanbod voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag. Hierbij stuurt de Taskforce onder andere aan op het ontwikkelen van nieuwe woonvormen als tussenoplossing tussen zelfstandig thuis wonen en het verpleeghuis.
Actuele landelijke onderzoeken naar nieuwe woonvormen en woonzorgvoorzieningen
Meerwaarde van geclusterde woonzorgvoorzieningen voor ouderen
Op verzoek van belangenvereniging Actiz deed bureau HHM afgelopen jaar onderzoek naar de meerwaarde van geclusterde woonzorgvoorzieningen voor ouderen. In het onderzoek van bureau HHM kwamen drie archyetypen naar voren van geclusterde woonvoorzieningen voor ouderen. Het rapport bevat belangrijke knelpunten en succesfactoren voor het ontwikkelen van geclusterde woonvoorzieningen voor ouderen. Wilt u op de hoogte gehouden wanneer dit rapport gepubliceerd wordt? Laat dan hier uw e-mailadres achter.
(Financiering) kleinschalige woonvormen
Bureau HHM voerde verschillende onderzoeken uit naar kleinschalige woonvormen, in het bijzonder pgb-gefinancierde woonvormen. Het ging hierbij zowel om landelijke onderzoeken, als om trajecten voor individuele woonvormen.
Op dit moment verricht bureau HHM in opdracht van het ministerie van VWS een onderzoek om antwoord te geven op de volgende vraag: Welke impact heeft de manier van financieren op de zorg binnen kleinschalige woonvormen? Bureau HHM voert daarom gelijktijdig twee onderzoeken uit. Het eerste onderzoek gaat over de effecten van het bundelen van persoons gebonden budgetten (pgb’s) in kleinschalige woonvormen binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Het tweede onderzoek gaat over de financiering van kleinschalige woonvormen met verschillende leveringsvormen binnen de Wlz. Lees meer>>
Cliëntondersteuning helpt mensen bij het kiezen van de juiste zorg en ondersteuning. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het vormgeven van cliëntondersteuning. Het ministerie van VWS wil een impuls geven aan cliëntondersteuning. Hiervoor is een meerjarig programma gestart, waarbij koplopergemeenten zelf aan de slag gaan en andere gemeenten inspireren. Het ministerie van VWS laat deze koploperaanpak tijdens de looptijd ervan evalueren, om tussentijds te kunnen leren en verbeteren. Bureau HHM voert dit onderzoek uit.
Cliëntondersteuning is belangrijk voor de toegankelijkheid van zorg en ondersteuning. Het helpt mensen om hun behoeften te verhelderen en de juiste hulp te kiezen en te vinden. Daarmee behouden zij zelf zoveel mogelijk de regie.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bepaalt dat cliëntondersteuning onafhankelijk, laagdrempelig en kosteloos moet zijn. In de praktijk bestaan grote lokale verschillen hoe cliëntondersteuning wordt ingevuld. Met de koploperaanpak geeft het ministerie van VWS een impuls aan het beleid van gemeenten rondom cliëntondersteuning.
Om te onderzoeken hoe goed deze aanpak werkt, voert bureau HHM een lerende evaluatie uit, als onderdeel van de pilot ‘lerend evalueren’ van het ministerie van VWS. Daarmee krijgen betrokkenen, zoals het ministerie, gemeenten en landelijke partijen, tijdens de looptijd van het programma aanknopingspunten voor het doorvoeren van verbeteringen.
Welke impact heeft de manier van financieren op de zorg binnen kleinschalige woonvormen? Dat wil het ministerie van VWS graag weten. Bureau HHM voert daarom gelijktijdig twee onderzoeken uit. Het eerste onderzoek gaat over de effecten van het bundelen van persoonsgebonden budgetten (pgb’s) in kleinschalige woonvormen binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Het tweede onderzoek gaat over de financiering van kleinschalige woonvormen met verschillende leveringsvormen binnen de Wlz.
Mensen met een indicatie voor zorg kunnen kiezen om te gaan wonen in een kleinschalige woonvorm. Het kan gaan om mensen met een lichtverstandelijke beperking, met psychiatrische problematiek of om ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek. Vanuit het principe van het scheiden van wonen en zorg betalen ze zelf voor servicekosten en huisvesting. De zorg wordt betaald vanuit pgb’s of zorg in natura
Onderzoek 1: bundeling pgb’s kleinschalige woonvormen
De afgelopen jaren zijn uiteenlopende soorten kleinschalige woonvormen ontstaan waar de zorg wordt betaald met een persoonsgebonden budget (pgb). Deze verschillen van elkaar in de wijze waarop zorg wordt georganiseerd en hoe de betaling wordt geregeld: soms kopen ze vanuit het individuele pgb direct zorg in bij de zorgverlener, maar soms kopen pgb-houders ook gezamenlijk zorg in. Zij bundelen dan hun pgb’s. Het ministerie van VWS wil meer inzicht in de gevolgen van het bundelen van pgb’s, om een visie te kunnen ontwikkelen op de bekostiging van kleinschalige woonvormen in relatie tot het bundelen van pgb’s.
Onderzoek 2: financiering kleinschalig wonen Wlz
Mensen met een Wlz-indicatie kunnen kiezen in welke leveringsvorm zij hun zorg willen ontvangen. Dit geldt ook voor zorg die wordt geboden in kleinschalige woonvormen. Naast de keuze voor intramurale zorg bestaat de mogelijkheid van extramurale zorg via een volledig pakket thuis (vpt), een modulair pakket thuis (mpt) of een persoonsgebonden budget (pgb). Het ministerie van VWS wil meer inzicht in het brede scala aan kleinschalige woonvormen binnen de Wlz en de wijze van bekostiging, om te kunnen beoordelen of een meer eenduidige wijze van bekostiging nodig en/of mogelijk is.
Om tot een goed beeld te komen van de implicaties van de financieringswijze bezoekt bureau HHM een groot aantal kleinschalige woonvormen, waarbij gesproken wordt met initiatiefnemers, bestuurders, locatiemanagers en cliënten/cliëntvertegenwoordigers.
Ervaring bureau HHM
Bureau HHM voerde verschillende onderzoeken uit naar kleinschalige woonvormen, in het bijzonder pgb-gefinancierde woonvormen. Het ging hierbij zowel om landelijke onderzoeken, als om trajecten voor individuele woonvormen.
Onderzoeker Frank Terpstra: “Het is erg inspirerend om deze onderzoeken uit te mogen voeren. We zien een aantal overeenkomsten, maar ook een diversiteit in de manier waarop deze mensen vanuit bevlogenheid de zorg en ondersteuning vormgeven. We proberen onze bevindingen zo helder mogelijk te beschrijven. Zodat beleidsmakers de juiste keuzes kunnen maken voor de financiering van kleinschalige woonvormen en kwetsbare mensen de best passend zorg krijgen op een plek waar zij zich thuis voelen”.
Meer weten? Frank Terpstra, t. 053 433 05 48, vertelt u graag meer over deze onderzoeken.
De Tweede Kamer wil weten wat de consequenties zijn als de Wet langdurige zorg (Wlz) niet alleen voor volwassenen, maar ook voor jeugdigen met psychische problematiek wordt opengesteld. Bureau HHM doet onderzoek naar de doelgroep jongeren en brengt de uitvoerings- en financiële consequenties in beeld.
De Tweede Kamer nam in 2019 het wetsvoorstel ‘Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis’ aan. Tegelijk is een amendement aangenomen waarin wordt gesteld dat jeugdigen met een psychische stoornis op een nader te bepalen tijdstip toegang tot de Wlz moeten kunnen krijgen, dus net zoals volwassenen. Het ministerie van VWS wil graag inzicht in wat dit betekent: over welke jongeren hebben we het, hoe groot is deze doelgroep en wat zijn de gevolgen voor de uitvoeringspraktijk? Bureau HHM voert dit onderzoek uit.
Het onderzoek richt zich op de effectiviteit van de strategie die is gekozen bij de opzet van het programma. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat de ingezette strategie, inrichting en de ondersteuningsstructuur binnen het programma Eén tegen Eenzaamheid bijdraagt aan het realiseren van een nieuwe en duurzame aanpak van eenzaamheid.
Het ministerie van VWS wil het programma tijdens de gehele looptijd (drie jaar) laten evalueren, om er tussentijds van te kunnen leren. Bureau HHM blijft het programma daarom ook dit en volgend jaar volgen.
Om de wachttijden voor casemanagement dementie transparant en goed vergelijkbaar te maken voor cliënten en verzekeraars is sinds 1 december 2018 de regeling ‘transparantie zorgaanbieders casemanagement dementie’ van kracht. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft bureau HHM de opdracht gegeven om deze regeling te evalueren.
Uit de evaluatie moet blijken:
Of het doel van de regeling wordt bereikt;
Wat de ervaringen van aanbieders zijn;
Of de gegevens die nu beschikbaar worden gesteld door Vektis de gewenste transparantie opleveren over wachttijden en wachtlijsten voor zorgverzekeraars en de overheid.
De regeling verplicht aanbieders om maandelijks eenduidige wachtlijstcijfers op te leveren en op de website te publiceren. Volgens deze regel staat iemand op de wachtlijst wanneer hij of zij langer dan zes weken moet wachten op toegang tot casemanagement dementie.
De resultaten van het onderzoek zijn naar verwachting eind maart 2020 bekend.
In opdracht van de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam Rijnmond deed Bureau HHM onderzoek naar de tarieven van producten van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (VTRR). Met de uitkomsten van het onderzoek is de basis gelegd voor het verstevigen van de samenwerking tussen de gemeenten en VTRR.
Sinds 2018 is VTRR een zelfstandige stichting die in opdracht van de gemeenten in de regio Rotterdam Rijnmond werkt. VTRR werkt volgens het nieuwe landelijke Handelingsprotocol en de aangescherpte Meldcode. De afgelopen periode had VTRR onder meer te maken met personeelstekorten, werkachterstanden en financiële krapte.
De gemeenten en VTRR besloten daarom een onderzoek te laten uitvoeren naar de tarieven van producten van VTRR. Daarbij is de wens uitgesproken met elkaar op constructieve wijze te komen tot een set producten en tarieven, passend bij de regionale situatie en de beoogde ontwikkelingen.
Bureau HHM bracht de dienstverlening van VTRR in kaart. Op basis daarvan stelden wij een advies op voor de tarieven. Dit is advies werd gedragen door VTRR en is overgenomen door de samenwerkende gemeenten. Op basis van adviestarieven van bureau HHM is vervolgens de begroting opgesteld van VTRR.
Positionering casemanagement tijdelijk huisverbod
Aanvullend deden wij onderzoek naar de positionering van het casemanagement tijdelijk huisverbod. Daaruit blijkt dat het logisch is om het casemanagement tijdelijk huisverbod blijvend te laten uitvoeren door VTRR.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kunnen de gemeenten en VTRR werken aan een toekomstbestendige samenwerking. De dienstverlening kan worden doorontwikkeld zonder dat er twijfel of onrust bestaat over belangrijke randvoorwaarden zoals de tarieven.
Om er als gemeente voor te kunnen zorgen dat de juiste ondersteuning en voorzieningen beschikbaar zijn voor cliënten binnen het Beschermd Wonen (BW) en de Maatschappelijke Opvang (MO) ontwikkelde bureau HHM een doelgroepindeling. Cliënten zijn veel meer dan hun diagnose. Die diagnose zegt dan ook lang niet alles over de zorgvraag. Onze doelgroepindeling BW & MO gaat daarom uit van de zorg- en ondersteuningsbehoefte. De indeling is inmiddels in twee centrumgemeenten getoetst en blijkt een goed hulpmiddel voor de ontwikkeling van passende zorg- en ondersteuning.
Samen met gemeente Nijmegen is de doelgroepindeling gebruikt bij het in kaart brengen van aantallen cliënten binnen de verschillende doelgroepen. Dit kon de gemeente vervolgens gebruiken bij het meer gericht inkopen van BW & MO om beter aan te sluiten bij de behoefte van de cliënten. Bij de andere gemeente hebben wij interviews gehouden met cliënten uit de verschillende doelgroepen om aan de wethouders het verhaal van een verscheidenheid van cliënten te vertellen. Dit bood de gemeente zicht op wie de cliënten in BW & MO zijn en wat hun persoonlijke verhaal is. In beide gemeenten hebben we ervaren dat deze indeling werkt. Deze indeling vangt de verscheidenheid aan ondersteuningsbehoeften, zonder al te gedetailleerd en daardoor onbruikbaar te zijn.
Omdat wij hebben ervaren dat deze indeling werkt, delen we deze graag. Deze doelgroepindeling voor BW en MO gaat uit van de ondersteuningsbehoefte van mensen. Deze indeling kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Zo kan het een handig hulpmiddel zijn om een overzicht te krijgen van welke cliënten er in BW en MO verblijven, om hier vervolgens passend aanbod voor te ontwikkelen. Laat bijvoorbeeld de toegang alle nieuwe cliënten indelen in één van de doelgroepen, om zo een beeld te krijgen van de aantallen cliënten in verschillende groepen.
Hoe kijkt u naar deze indeling? Wilt u reageren of heeft u aanscherpingen? Mogelijk kent u nog andere indelingen waar wij of andere gemeenten nog iets aan kunnen hebben. Neem dan contact op met Eline Lubbes .
Meer lezen?
Platform 31 heeft ons gevraagd om te ondersteunen bij het opstellen van drie publicaties voor het programma Weer thuis – Wonen:
1. Publicatie Woonbehoeften
2. Publicatie Woonvormen
3. Factsheet Wonen en de wijk
De publicaties moeten gemeenten, corporaties en zorgorganisaties handvatten bieden om te komen tot een passend palet aan woonvormen en wijkarrangementen voor mensen met een psychiatrische aandoening.
Bent u hierin geďnteresseerd? Laat het ons weten. Wij stellen graag u op de hoogte zodra de eerste publicatie online staat.
Het ministerie van VWS, de VNG en ZN hebben een onderzoek uitgezet om de zorg en ondersteuning aan mensen met een ernstig psychiatrische aandoening (EPA) in de wijk te verbeteren. Bureau HHM voert dit onderzoek uit aan de hand van een inventarisatie van methodieken (F-ACT en vergelijkbare vormen), knelpunten en oplossingen. Doel van dit onderzoek is, dat gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders met de uitkomsten samen tot acties komen om de inzet van geďntegreerde ambulante behandeling en begeleiding van mensen met EPA waar nodig te versterken.
U kunt op twee manieren deelnemen aan dit onderzoek. Allereerst door het invullen van deze vragenlijst
Regio Noord, maandag 13 januari van 14:00 tot 16:30 uur in het stadhuis van Assen; Noordersingel 33
Regio Midden, dinsdag 14 januari van 9:30 tot 12:00 uur in het gemeentehuis van Utrecht; Stadsplateau 1
Regio Zuid, donderdag 16 januari van 9:30 tot 12:00 uur in het wijkcentrum Titus Brandsma in Nijmegen; Tweede Oude Heselaan 386
Tijdens deze bijeenkomsten bespreken we met zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars en cliëntvertegenwoordigers de resultaten van de vragenlijst en interviews. Daarbij zijn we erg benieuwd naar uw ervaringen, uw visie en de praktische uitvoering om geïntegreerde zorg en ondersteuning aan mensen met EPA te leveren.
Om de aanmeldingen en vragenlijsten goed te kunnen verwerken vragen we om u uiterlijk 6 januari 2020 aan te melden en/of de vragenlijst in te vullen.
Heeft u vragen? Dan kunt u contact opnemen met bureau HHM via onderzoek@hhm.nl of telefoon 053 433 0548 (vraag naar Nelleke Dijk of Eline Lubbes).
Een goede samenwerking begint vanuit een stevige basis. De inhoud is belangrijk, maar zonder een passende vorm en strategie kom je samen niet verder. Deze poster helpt samenwerkingsverbanden op weg. Kijk bijvoorbeeld welke vorm van besturen het beste past of test jezelf: hoe goed werken jullie samen? De uitkomsten kunnen een verrassend goed gesprek opleveren.
Bij een baan in de zorg krijg je tegenwoordig een nieuwe fiets, een leaseauto of zelfs een huurcontract. Zorgorganisaties doen er alles aan om personeel aan te trekken. Maar de concurrentie is groot. Voor tien nieuwe collega’s, vertrekken er ook weer tien. Wij geloven in een andere aanpak.
Begin 2018 hield bureau HHM een peiling onder zorgaanbieders in de ouderenzorg, GGZ en gehandicaptenzorg. Een jaar later onderzochten we in samenwerking met TNO in tien sectoren binnen zorg en welzijn de oorzaken, gevolgen en oplossingsrichtingen rondom arbeidsmarktproblematiek. De resultaten van dit onderzoek zijn vandaag gepubliceerd op de website van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn.
Dit jaar bestaat bureau HHM 40 jaar. Onze missie is al 40 jaar betere zorg en ondersteuning voor kwetsbare mensen. Ook in het kader van ons jubileum dragen we hieraan graag bij. We doen dit met onze HHM Weg van de Waan-dagen. Deze dagen staat in het teken van ontmoeten, verbinden en kennisdelen. Samen met opdrachtgevers willen we een maatschappelijk probleem in de zorg oplossen of op zijn minst richting geven aan de oplossing. Aan iets wat ons allen raakt.
We houden drie Weg van de Waan-dagen, met elke dag een ander thema.
14 november – Sneller de juiste hulp bij complexe jeugdhulpcasussen
Elke gemeente wordt geconfronteerd met een beperkt aantal casussen die inhoudelijk complex zijn, waarbij steeds zwaardere en intensievere jeugdhulp wordt ingezet, die naar verhouding veel geld kosten en waarbij – veelal als sluitstuk – ook jeugdbescherming wordt ingeschakeld. We hebben het deze dag over de vraag hoe deze spiraal kan worden doorbroken en wat dit betekent voor de werkwijze van alle betrokkenen.
28 november – De medewerker centraal
Alle zorgorganisaties spreken over ‘de cliënt centraal’. Het is interessant om het motto ‘de cliënt centraal’ te spiegelen richting medewerkers: Kennen we ze echt? Weten we hun behoefte? En hoe voorzien we daarin? Doen we dat aanbodgericht of vraaggericht? En is er ruimte voor individueel maatwerk? Want net zoals ‘dé cliënt’, bestaat ook ‘dé medewerker’ niet. “Ieder mens wil gezien en gehoord worden. Tevredenheid bij medewerkers komt ten goede aan de cliënt en andersom”, aldus Judith Kippers van bureau HHM. Zou het zo zijn dat als we de medewerker centraal zetten de cliënt als vanzelf volgt? En de medewerker dan ook binnen deze organisatie wil blijven werken? Zo ja, hoe doen we dit dan?
12 december – Maatschappelijke ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen
Komende jaren wordt een flinke verschuiving doorgevoerd in de ondersteuning van mensen met langdurige en ernstige psychiatrische problematiek. Alle gemeenten krijgen te maken met de breed gedragen keuze om aan een inclusieve samenleving te werken. Dit vraagt om integrale ambulante ondersteuning, waarbij nieuwe combinaties nodig zijn van wonen, ondersteuning, schuldhulp, behandeling, welzijn, etc. Hoe kunnen partijen deze verantwoordelijkheid oppakken? Welke aangrijpingspunten voor veranderingen zijn effectief? Hoe doorbreken we de traditionele schotten tussen de domeinen? Deze dag verkennen we de mogelijkheden en zoeken we de kansen voor daadwerkelijke transformatie in het sociaal domein.
Meedenken?
Wil je graag meedenken tijdens een van deze drie dagen? Informeer dan vrijblijvend of er nog plek is via info@wegvandewaan.nl. Wij zijn jarig en trakteren: daarom zijn er geen kosten aan de dag(en) verbonden.
Het ministerie van VWS geeft met een groot aantal maatschappelijke partners invulling aan het programma Eén tegen Eenzaamheid. Met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid wil de overheid de trend van eenzaamheid onder ouderen in Nederland doorbreken. Het ministerie van VWS wil het programma tijdens de looptijd ervan (drie jaar) permanent laten evalueren, om er tussentijds van te kunnen leren. Bureau HHM voert deze evaluatie uit.
Het programma voorziet in:
Een landelijke coalitie: hierin zitten organisaties, instellingen en bedrijven met een gezamenlijke ambitie, afkomstig uit diverse sectoren, die vanuit hun corebusiness willen bijdragen aan de trendbreuk van eenzaamheid.
Lokale coalities: hierin zitten partijen (publiek en privaat) die met bestuurlijk commitment van de gemeente, samen invulling geven aan concrete plannen om met de bewoners eenzaamheid te doorbreken.
Een groep adviseurs, gecoördineerd en toegerust vanuit VWS, dat gemeenten en lokale coalities ondersteunt en kennis verspreidt.
Een wetenschappelijke adviescommissie: deze commissie voedt de landelijke en lokale coalities van het actieprogramma met kennis en inzicht over eenzaamheid en adviseert over het monitoren van de effectiviteit van het programma.
We spreken met vertegenwoordigers uit deze vier lagen van het programma, om zicht te krijgen op de ervaringen van betrokkenen met de aanpak.
In veel gemeenten zien we een groeiend aantal inwoners een beroep doen op een of meerdere Wmo-voorzieningen. Vaak gaan we er vanuit dat die groei te wijten is aan sociaal demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing. Uit het onderzoek – dat wij dit voorjaar deden voor de gemeenten Haarlem en Zandvoort – blijkt echter dat de groeiende vraag maar voor een deel te verklaren is door sociaal demografische ontwikkelingen. Sleutelfactoren zijn de toegang, contractering en inrichting van voorzieningen. Inzicht in de (toekomstige) Wmo-vraag biedt gemeenten kans om ervoor te zorgen dat er voldoende passende voorzieningen en (financiële) middelen zijn om inwoners goed te helpen.
Als je als gemeente zicht hebt op de vraagontwikkeling kun je tijdig zorgen voor een passend voorzieningenniveau. Lennart Homan: “Nu zien we het nog te vaak gebeuren dat mensen te lang moeten wachten en er geen passende hulp is waardoor de kans dat de zorg complexer wordt toeneemt. Ook zie je dat de kans op escalatie groter wordt en dat de omgeving overlast ervaart.”
Bureau HHM helpt gemeenten inzicht te krijgen in:
Cliëntkenmerken
Vindbaarheid Wmo
Aard/omvang van de vraag
Beleidsmatige ontwikkelingen (zowel landelijk, regionaal als lokaal)
Aard/omvang ondersteuningsaanbod
Eigen regie/sociaal netwerk
Met dit inzicht kan een gemeente de regie nemen zodat kwetsbare inwoners tijdig de juiste zorg krijgen. “In Haarlem en Zandvoort zagen we een grote toename in Wmo-aanvragen na de start van wijkteams die outreachend werken. De vindbaarheid en bekendheid van voorzieningen werd groter. Nu willen wij niet zeggen dat je je aanbod zo min mogelijk voor het voetlicht moet brengen. Juist niet. Maar als je meer outreachend gaat werken is het gevolg vaak dat je mensen al in een vroeg stadium probeert te helpen. Je moet er dan wel voor zorgen dat je aanbod hierop is afgestemd. Als je vooral maatwerk hebt ingekocht dan past dit niet bij elkaar. Zorg dan eerst dat er genoeg algemene voorzieningen zijn die mensen goed kunnen helpen in de preventieve sfeer.”
Vanaf 2021 verdwijnt de functie ‘centrumgemeente voor Beschermd Wonen’. Dan zijn alle gemeenten zelfstandig verantwoordelijk voor de ondersteuning (zo nodig met 24-uurs verblijf) van mensen met psychiatrische problemen en/of licht verstandelijke beperkingen. Wat betekent dit voor de toegankelijkheid van beschermd wonen, wat wordt de grootste uitdaging voor lokale gemeenten en hoe kunnen zij het beste samenwerken met andere partijen? Nico Dam, Senior adviseur bij bureau HHM, geeft in eenartikel op Sociaalweb antwoord op drie belangrijke vragen.
Op donderdag 31 oktober geeft Nico Dam samen met collega Sylvia Schutte de workshop Beschermd wonen en beschermd thuis – voor gemeenten. Tijdens de cursus laten zij zien dat een ‘Pact-aanpak’ kan helpen deze opgaven succesvol te organiseren!
Mondige, veeleisende familieleden van cliënten, hoe voer je daarmee een gesprek? Hoe ga je om met weerstand? En hoe breng je conflicterende belangen bij elkaar? Op deze vragen is onze training ‘Grip op het gesprek’ het antwoord.
In de zorg vinden we het belangrijk dat de cliënt centraal staat. We leren professionals om de wensen, behoeften en voorkeuren van cliënten serieus te nemen. Een goede zaak, vooral voor de kwaliteit van leven van cliënten! Maar zoals altijd is er ook een keerzijde: het belang van de organisatie, mede ingegeven door de financiële kaders. Deze twee kanten van de medaille komen vaak bij elkaar in het werk van cliëntconsulenten, klantadviseurs en/of zorgbemiddelaars. Zij moeten in gesprekken met cliënten en hun familie toewerken naar een ‘zakelijk resultaat’. Bijvoorbeeld een akkoord op een zorgovereenkomst of over oplevering van het appartement. Dit levert, mede door de emoties van familieleden, regelmatig lastige situaties op. Soms voelen klantadviseurs zich geďntimideerd.
De training kent de volgende onderdelen:
Bewustwording eigen handelen: Als je sterker naar buiten wilt treden, is het goed om eerst naar binnen te kijken. Hoe doe ik het eigenlijk, wat is mijn stijl (sturend, volgend, gidsend), wat vind ik lastig en waarom?
Bewustzijn over hoe je je boodschap kunt brengen: De basis voor een goed gesprek ligt in het aanvoelen van en aansluiten bij de ander. Door elementen uit verschillende methodieken (onder andere motiverende gespreksvoering) leren klantadviseurs flexibeler opereren en kunnen ze weerstand ombuigen.
Praktijksimulatie: Tijd om intensief te oefenen met situaties uit de praktijk! Bijvoorbeeld via rollenspellen met eigen casuïstiek. Samen oefenen heeft meerwaarde zodat klantadviseurs elkaar ook in de dagelijkse praktijk als hulpbron en als spiegel gaan gebruiken.
Intervisie: Na de training bieden we een intervisiemoment aan om de ervaringen te delen en nogmaals te oefenen met praktijksituaties.
Zo bereiken klantadviseurs sneller het gewenste resultaat voor de organisatie, terwijl ze tegelijk recht doen aan zichzelf én aan de klant.
Meer informatie?
Neem contact op met een van onze trainers: Louise Pansierof Chantal IJlandvoor meer informatie over de training, t. 053 433 05 48.
Bureau HHM breidt uit. Met ingang van 1 september zijn vier nieuwe adviseurs aangetrokken: Annika van de Belt, Ellen Geuzebroek, Annelies Hartmans en Frank Terpstra. Binnenkort staan hun profielen op de website bij Ons team.
Op 1 september heeft Sanja Bouman haar functie neergelegd als directeur van bureau HHM. Haar taken zijn overgenomen door Annelies Hartmans. Bureau HHM bedankt Sanja voor haar inzet de afgelopen jaren en wenst haar veel succes in haar nieuwe baan als manager kenniscentrum bij Trajectum.
Consulenten, wijkteammedewerkers, intakefunctionarissen, klantadviseurs, onafhankelijk cliëntondersteuners. Zij hebben te maken met mensen die een hulpvraag uiten. En die hulpvraag moet worden beoordeeld: kun je hiervoor een beroep doen op de gemeente of moet je aankloppen bij de zorgverzekeraar of het CIZ? Ook in het beleid moet de juiste afbakening worden gemaakt. En tegelijk moet je op de raakvlakken verbinding zoeken.
Met vier zorgwetten: Wmo, Jeugdwet, Zvw en Wlz is dat ingewikkeld. Omdat op veel regels uitzonderingen bestaan. Daarom is het belangrijk om te snappen hoe de zorgwetten zich tot elkaar verhouden.
Als je weet hoe het zit dan:
Krijg je cliënten sneller op de juiste plek
Ben je niet meer gefrustreerd over afwijzingen van het CIZ
Heb je meer begrip van de keten en wie je daarin nodig hebt
Bureau HHM geeft trainingen op maat over de zorgwetten. Afhankelijk van het gewenste kennisniveau van de deelnemers bieden we een overzicht op hoofdlijnen of gaan we de diepte in. Het over een wet gaan of alle vier de wetten. In de training brengen we veel theorie en zorgen daarbij voor een koppeling met de praktijk van de deelnemers. net interactieve oefeningen en gebruik van eigen casuďstiek. Dat is de kracht van onze trainingen: de vier wettelijke kaders in samenhang bekeken, met de praktijk voor ogen.
Dit is een artikel uit het onlangs verschenen HHM Magazine.
Tijdens de Dag van Zorg en Veiligheid op 17 juni in ‘s-Hertogenbosch verzorgde bureau HHM samen met de gemeente Leeuwarden en Nijmegen een workshop over AVE. Daar vond ook de primeur plaats van de AVE-animatiefilm.
In de film wordt helder uitgelegd wat AVE is en hoe de aanpak te gebruiken is voor de inrichting van de lokale structuur en daarbij de verbinding tussen de zorg- en veiligheidsketen. Wie heeft de casusregie en wie heeft de procesregie en hoe is de opschaling geregeld?
AVE maakt een uniforme aanpak van sociale incidenten bij complexe problematiek mogelijk. Het is een duidelijke structuur waarin betrokken organisaties en gemeenten helderheid krijgen over wie doet wat en wie heeft de regie. Al in meer dan veertig gemeente toegepast. Wij helpen gemeenten en zorgorganisaties om invulling te geven aan AVE. Wij zorgen dat het werkt, trainen de werkwijze en oefenen met betrokkenen.
Mieke Looman: “AVE is een middel om de zorg- en veiligheidsketen goed op elkaar af te stemmen.
Samenwerken en afstemmen zijn sleutelbegrippen bij het voeren van regie bij complexe casuďstiek. Hierbij hoort het elkaar informeren en delen van informatie. Maar hoe doe je dat? En hoe ga je om met de privacy? Een lastig vraagstuk dat vraagt om concrete handvatten in de uitvoering.”
Hoeveel physician assistants (PA’s) en verpleegkundig specialisten (VS’en) zijn in de toekomst nodig? Dat wil het Capaciteitsorgaan graag weten om eind dit jaar het ministerie van VWS en veldpartijen te kunnen adviseren over de benodigde opleidingscapaciteit voor deze beroepsgroepen. Daarom roept het Capaciteitsorgaan op tot het invullen van een digitale enquęte waarmee het antwoord probeert te krijgen op deze vraag.
Uit de praktijk blijkt dat in de verschillende zorgsettings (MSZ, huisartsenzorg, wijkzorg, ELV, verpleeghuiszorg, revalidatiecentra en gehandicaptenzorg) grote verschillen zijn in de omvang en inzet van PA’s en VS’en. Ook de instroom in de opleidingen verschilt per beroepsgroep. Met de uitkomsten van de enquęte wil het Capaciteitsorgaan weten waardoor deze verschillen zijn ontstaan en wat de toekomstverwachtingen zijn. Zijn de verschillen vooral te verklaren aan de hand van veranderingen in beleid en bekostiging of ligt het aan het aantal betrokkenen bij het besluitvormingsproces over het aannemen en opleiden van PA’s en VS’en? Om een goed advies uit te kunnen brengen zijn dat o.a. vragen waar het Capaciteitsorgaan graag antwoord op. Alleen dan kan een goed onderbouwd advies worden gegeven zodat nu en in de toekomst voldoende opleidingsplaatsen zijn.
Bent u werkzaam in een van de genoemde zorgsettings dan kunt u een belangrijke bijdrage leveren aan het toekomstbestendig maken van twee beroepsgroepen door de enquęte in te vullen. De verwachting is dat het invullen maximaal 15 minuten kost.
Wachttijden in de GGZ verkorten? De oplossing is vaak erg down to earth: analyseer in je regio op welke complexe patiëntgroep je de grootste uitdaging ervaart en zet vervolgens een praktische, op specifieke casussen gerichte, samenwerking op. Zo simpel als dit klinkt, zo weerbarstig is de praktijk. Lees er meer over in het blog De ggz-regio bestaat niet van onze collega Sylvia Schutte samen met Emile Petiet van Arteria.